___________________________________________________________ |
16-11-1907 De Katholieke Illustratie
DE DRENKELINGEN VAN HET HOENDIEP
ledere Nederlander, die een courant leest, heeft met ontzetting al de bijzonderheden vernomen van het drama bij Hoogkerk, waar de verraderlijke mist met één slag vijf slachtoffers maakte.
Wij kunnen volstaan met eenige aanteekeningen over de begrafenis van dezen Maandag, maar geven ten slotte nog het verslag van een plaatslijke redactie, die op inlichtingen uitging den tweeden morgen na het ongeluk.
Maandagmiddag dan om 3 uur had te Leek de teraardebestelling der familie Van Panhuys plaats. Eenige oogenblikken daarvoor hadden zich in het zandpad naast huize Nienoord een groot aantal corporaties opgesteld, die den zoo diep betreurden dooden de laatste eer wilden bewijzen, die aan de naastbestaanden wilden bewijzen hoe diep men door het noodlottig ongeluk is getroffen.
Daar zag men de leden van den gemeenteraad van De Leek met den secretaris, de kerkbesturen der Ned. Herv. Gemeente, der Ned. Isr. Gem. en der Geref. Gem., het bestuur van het Ziekenfonds, de leden van het fanfarecorps „Het Leekster Bloempje”, waarvan de burgemeester beschermheer was, met hun met rouwfloers omhangen vaandel, de voedingscommissle, van welke instelling de burgemeester voorzitter was, de leden der vereeniging van burgemeesters in het Westerkwartier en vele deputaties uit de stad Groningen, o. a. van het provinciaal bestuur, van het gemeentebestuur, van de commissie van beheer over Groningen’s museum, onderwijzers.
Een voor een werden de lijkkisten naar buiten gedragen een indrukwekkend schouwspel en in de vier gereedstaande lijkwagens geschoven. De stoet zette zich in beweging. Treffend is de ongewone belangstelling van zoovelen achter de vier lijkkoetsen.
De vertegenwoordiger van H. M. de Koningin-Moeder, graaf van Limburg Styrum, en van H M. de Koningin, jhr. mr. W. Alberda van Ekenstein, vervolgens de familieleden de heeren de Blocq van Scheltinga, P. Dorhout Mees, L. Ypey, baron W. J. en baron B. van Welderen Rengers, jhr. J. G. van Panhuys en P. van Panhuys Polman Gruijs, F. van Panhuys, de heer H. van Slooten, de burgemeester van Groningen, jhr mr. Tjarda van Starkenborgh, jhr. N. J. van Sminia, jhr. H. L. de Beaufort, de commissaris ‘ der Koningin in deze provincie mr. Geertsema, de heer B. Peereboom, mr. P. Reeling Brouwer, dr. W. Mansholt, ds. Cannegieter en notaris Kingma, allen te voet.
Op korten afstand volgden de vertegenwoordigers van de corporaties, die zich op het zandpad hadden opgesteld en daarachter eene eindelooze rij van vrienden onder de inwoners van de Leek en omliggende gemeenten.
Inwoners van de Leek droegen een kostbaren schat van bloemen, kransen en palmtakken. Zoo waren er voor elk der overledenen een krans van het gemeentebestuur van de Leek, van de ingezetenen van Midwolde, een van het onderwijzend personeel te de Leek en van de Harddraverijvereeniging te Groningen, van den graaf en de gravin van Limburg Stirum te Oranjewoud enz. enz. – Een reusachtige bloemenschat.
Bij de kerk te Midwolde aangekomen, namen de zoons van de opzittende boeren van het landgoed Nienoord de lijkkisten over en droegen ze naar den pas geopenden grafkelder achter de kerk, gemaakt naast het graf van de familie Inn-und Knipphausen.
Vier vakken naast elkaar, waarvan het muurwerk niet is te onderscheiden van de witte bloempjes, groen en varens, die er zijn overgestrooid.
In verband met de begrafenis waren te Groningen in het Provinciehuis, het stadhuis en de academische gebouwen en een aantal particuliere woningen de gordijnen neergelaten, terwijl het gebouw der studentensociëteit „Mutua Fides met rouwfloers was behangen.
De gemeente Leek geleek één groot sterfhuis. Alle openbare gebouwen, de openbare en bijzondere lagere scholen, het raadhuis, de winkels waren den geheelen dag gesloten. Om twee uur waren in alle particuliere woningen de gordijnen neergelaten.
De mede omgekomen huisknecht Meindert van de Wijk is Maandag onder veel belangstelling te Tolbert begraven. Een vertegenwoordiger van den Raad van Leek legd een krans op de kist.
Het „Nieuwsblad van het Noorden” deelt in haar nummer van verleden week Zaterdag mede:
Nu de eerste oogenblikken van schrik en verwarring voorbij zijn, nu de opwinding veranderd is ineen kalm nadenken, was voor ons het tijdstip aangebroken eens een onderzoek in te stellen naar de ware oorzaak van het vreeselijk ongeluk, dat Woensdagavond nabij Hoogkerk gebeurde.
Waar konden wij dat beter doen dan te Leek, het dorp, dat het meest onder deze ramp lijdt, en dat op het oogenblik herbergt den man, die alleen overgebleven is, door een wonder als ’t ware gespaard, den ouden getrouwen 62 jarigen koetsier Wouter Meijer.
’t Was een in-droef bezoek, dat wij aflegden. Achter het trotsche Nienoord ligt de koetsierswoning verborgen, de vensters gesloten. Met fluisterstem werden we binnengelaten, zacht om den zieke niet te hinderen ineen kamer geleid, waar de schoondochter uit Zwolle, plotseling op een krantenbericht overgekomen, reeds aanwezig was. In dezen kleinen familiekring, later vermeerderd met de moeder en een zoon, hoorden wede geschiedenis, hier en daar door uitroepen: treurig, treurig, diep treurig! onderbroken.
Misleid door den dikken mist schijnt Meijer den weg kwijt geraakt te zijn ; slechts van het eerste gedeelte van den weg was hij zeker, maar toen zij den Frieschen straatweg achter zich hadden, begon de oude man reeds te twijfelen, doch Meindert, de palfrenier jonger in leeftijd en niet zoo bezorgd, meende dat alles wel goed zou gaan. Een eindje verder heeft de oude man niet meer gedurfd, bijna was men besloten met een fiets voor het rijtuig aan te rijden, om zoodoende het als ’t ware voorgevoelde gevaar af te wenden, maar na eenig overleg liet men dit achterwege.
En nu, hoe het ongeluk eigenlijk gebeurd is, hoe het rijtuig eigenlijk te water is geraakt, men durft er den ouden man nog niet naar vragen, maar wel heeft hij verteld, dat hij zwemmende den overkant heelt bereikt vanwaar hij weergekeerd is om de familie te redden.
En dat vader! meneer, een man van bij de zestig jaar, die nooit heeft kunnen zwemmen !” riep de jongste dochter snikkend uit.
Maar ’t heeft helaas niet zoo mogen zijn! Met moeite heeft hij de hem toegestoken ladder gegrepen en is toen machteloos van uitputting op den wal gehaaid. Hij had de ladder met zooveel kracht vast, dat het bijna onmogelijk was zijn handen los te maken.
Na eerst een tijd in het huis van den tolpachter De Vries op bed gelegen te hebben, werd het vreeselijke van ’t ongeluk pas door hem beseft.
In zijn wanhoop riep hij uit: „O, was ik maar mee verdronken!”
Een uitroep die later meermalen door hem is herhaald, terwijl hij er dan bij voegde: „Maar, moeder, ’t heeft zeker niet zoo mogen zijn !”
En vanzelf kwamen de vrouwen op het andere onderwerp : de groote liefdadigheid, de nooit volprezen hartelijkheid der overleden familie Van Panhuys. Wat ze al niet voor ons gedaan hebben, meneer, ’t is niet te zeggen,” zei de oude moeder snikkend.
In Hoogkerk, waar we ook nog eens navroegen, zeide men ons, dat de koetsier zelf moet hebben gezegd, dat hij meende dat de weg links moest zijn, terwijl daar het diep was. Hij moet toen de paarden bij vergissing in het vaarwater hebben geleid.
Een precies verhaal van de wijze, waarop het ongeluk bekend werd, konden we in Hoogkerk niet vernemen. Zeker is het, dat de bewoners van het tolhuis wakker zijn geworden door een ongewoon geraas en naar buiten zijn gesneld.
Een buurvrouw van den tolgaarder moet, zoo verzekerde men ons, zoo hard hebben geroepen, dat het door de stilte van den nacht heen tot in Hoogkerk is gehoord, een afstand van meer dan een half uur!
Een van de ambtenaren van de suikerfabriek was bijna onmiddellijk op het terrein aanwezig, maar zoo in de war, dat hij niet wist wat te doen. Hij liep weer naar Hoogkerk terug. en heeft daar toen bij Marringa naar de stad om hulp getelephoneerd.
Zooals men weet bleven de bewoners aan de overzijde in diepe rust. Eerst toen de Lemmerboot, waarvan de bemanning reeds onder weg op de hoogte was gebracht, ter plaatse kwam, kon er iets gedaan worden.
Nog vertelde men ons, dat de huisknecht bij het kantelen van het rijtuig onder het rijtuig is gekomen. Eerst nadat de koetsier er aan had herinnerd, dat hij zoek was, trachtte men hem in het water te vinden.
Nog wordt medegedeeld, dat de heer en mevrouw Van Panhuys—Looxma te Leeuwarden gelogeerd waren geweest bij haar zwager en zuster, den heer en mevrouw van Welderen baron Rengers—Looxma en hun zoon en schoondochter hier bij den burgemeester van Groningen af haalden om gezamenlijk naar De Leek terug te keeren.
’s Middags hadden de heeren Van Panhuys nog met den burgemeester het ziekenhuis alhier bezocht, waar zij ’s avonds als lijk zouden terugkeeren.
Toen de familie op het verwachte uur niet thuis kwam heerschte er groote ongerustheid, die later toen het geval bekend werd, overging in hevige consternatie bij het personeel.
___________________________________________________________ |
Naar Burgemeester Renne Lammert Dijkhuis