10-11-1907: Overbrenging van de stoffelijke overschotten naar Nienoord

___________________________________________________________

10-11-1907 Nieuwsblad van het Noorden, zondag
Stad en Dorp.
GRONINGEN, 9 Nov. 

Het ongeluk in het Hoendiep.

‘t Was ‘n droevige plechtigheid hedenmorgen, de uitvaart van de vier zoo treurig omgekomen leden van de familie van Panhuijs, naar hun woonplaats De Leek. 

In de door de politie afgezette ruimte voor ‘t Ziekenhuis stonden de vier lijkwagens, benevens het rouwrijtuig, dat de familie meevoeren zou. ‘n Dichte menschenmassa stond te wachten, de in ‘t zwart-gekleede dragers liepen heen en weer. 

In het Ziekenhuis zelf waren drie sterfkamers ingericht voor de slachtoffers op eene wijze, welke geheel overeenstemt met den ernst van de groote ramp. Hier en daar waren door de goede zorgen van den Directeur van het Ziekenhuis heesters geplaatst en enkele bloemen op de lijkkisten gestrooid. 

In de eene kamer rustten de minister van Staat jhr. mr. J. Æ. A. van Panhuys en diens echtgenoote, in de andere kamer jhr. H. van Panhuys en diens gade, in de derde kamer de palfrenier Van Wijk, die gisteren reeds naar zijn familie te Tolbert is vervoerd. 

Ongeveer tien uur werden de kisten naar buiten gedragen. 

De heeren P. Dorhout Mees van Zwolle en H. W. De Blocq van Scheltinga van Velp, deden als familieleden elk der vier overledenen uitgeleide. 

Een schat van bloemen en kransen werd nagedragen en in de verschillende wagens gelegd; de meesten ervan zijn door de familie geschonken. Een van de Isr. Gemeente te Leek werd op de kist van haar vroegeren burgemeester gelegd. 

Treffend waren de beide kransen van de zoo in diepe smart achterblijvende kleinen, die tot opschrift droegen: „Aan Opa” en „Aan Oma”. De stoet trok door de St. Jansstraat langs den Turfsingel, het Schuitendiep, O.Z., de Spilsluizen N.Z., Loopende Diep, Noorderhaven, Z.Z Hoek van Ameland, Verlengde Visscherstraat, Kraneweg, Frieschen straatweg en verder den trekweg van ’t Hoendiep langs. Hier en daar waren de gordijnen voor de vensters neergelaten. Op alle hoeken van straten stonden dichte menschenmassa’s, bij den Frieschen Straatweg was er haast geen doorkomen aan. 

Bij de grensscheiding van de gemeenten Groningen en Hoogkerk, juist ongeveer op de plaats, waar ’t droevig ongeluk plaats greep, stond de Burgemeester van Hoogkerk met politie te wachten om de leiding tot de grens der gemeente Aduard van den inspecteur Greve over te nemen. 

Ook daar stond ‘n groote menigte menschen uit beide gemeenten den stoet op te wachten. 

Ook in de verschillende dorpen die de stoet doortrok en vooral bij de aankomst in De Leek was de belangstelling groot. 

Maandag worden, zooals reeds is gemeld, de lijken bijgezet in den familie-grafkelder in de kerk te Midwolda. 

In de hedenmiddag gehouden raadsvergadering wijdde de voorzitter, staande, met van aandoening trillende stem de volgende woorden aan het Woensdagavond plaats gehad hebbend ongeluk. 

Mijne Heeren: Het aangrijpend voorval, dat in den laten avond van jongsleden Woensdag aan de grens dezer gemeente in weinige oogenblikken vijf levens heeft afgesneden, heeft in onze stad algemeene verslagenheid gewekt. 

Onder de slachtoffers van die verpletterende ramp behoort Jhr. Mr. Van Panhuys, wiens hoogst eervolle ambtelijke loopbaan een einde nam, nadat het op den 12den December 1896 H. M. de Koningin-Weduwe Regentes had behaagd hem met gelijktijdige benoeming tot Minister van Staat, op zijn verzoek ontslag te verleenen als vice-president van den Raad van State onder dankbetuiging voor de vele en gewichtige diensten gedurende een reeks van jaren, den lande bewezen.
Van deze vele en gewichtige diensten – een ieder erkent ze – is een niet gering deel aan dit gewest en ook in het bijzonder aan onze Stad gewijd geweest. 

 Van 15 October 1880 tot 31 December 1882 Jhr. van Panhuijs burgemeester van deze gemeente.  Met voorbeeldigen ijver en rustelooze toewijding heeft hij ook in deze betrekking gewoekerd met zijn gaven en steeds is hij levendig belang blijven stellen in de lotgevallen van de gemeente, waaraan hij eenige van de beste jaren van zijn leven heeft gegeven.

Van die belangstelling getuigden zijne woorden tot het eigen uur van zijn verscheiden. 

Deze zelfde belangstelling bracht hem tot het bezoek aan het ziekenhuis, op den dag welks einde hij niet meer zou mogen beleven. 

Te Groningen gekomen om die grootsche inrichting van menschenliefde en barmhartigheid in oogenschouw te nemen, aan welker totstandkoming hij, de gevoelvolle en humane mensen, met zulk een groote voorliefde had medegewerkt, moest de heer van Panhuijs, weinige uren nadat hij het ziekenhuis met zijn zoon in volle gezondheid had verlaten, aldaar weder keeren tegelijk met velen van de zijnen, ontzield als hij. 

Mijne heeren, gij allen, en inzonderheid degenen onder u die zich in de vriendschap en welwillendheid van den braven en beminnelijken man heeft mogen verheugen, zult deelen in den algemeenen rouw. 

Ik vervul daarom den plicht, welke, wegens de bijzondere omstandigheden aan het noodlottig einde verbonden, mij in ongemeene mate zwaar valt, U voor te stellen, B. en W. uit te noodigen uit Raads naam de door mij geuite gevoelens aan de nagelaten betrekkingen over te brengen. 

Deze toespraak werd staande door de leden aangehoord. 

We hoorden hedenmorgen nog het een en ander over de wijze waarop de eerste maatregelen tot hulp genomen zijn.
Toen de tijding van ‘t ongeluk het politiebureau bereikte, gaf de inspecteur Greve onmiddellijk de brandweer daarvan kennis, waarvan ‘t personeel dat gemist worden kon met flambouwen uittrok, verder werden door hem ‘n achttal agenten naar evenzoo vele doctoren gezonden, daarna werd de burgemeester door hem gewaarschuwd.
Toen de politie op ‘t terrein aankwam, was de wagen reeds op den weg gehaald. Verscheidene agenten deden met de doctoren pogingen om de levensgeesten weer op te wekken, echter tevergeefs. 

Uit Hoogkerk schrijft men ons nog naar aanleiding van het gisteren door ons medegedeelde:
De ambtenaar van de Suikerfabriek, die op de terugreis van Groningen bijna te Hoogkerk was, hoorde achter zich in de verte hulpgeschrei, en is onmiddellijk teruggeloopen. De plaats des onheils naderende werd het geschrei zachter en die bereikende was reeds de koetsier op het drooge.
Hij heeft in allerijl zijn jas uitgegooid, is naar het rijtuig in het diep gezwommen en trachtte de ruiten te verbrijzelen, wat hem helaas niet mocht gelukken. Hij heeft toen aan de inzittenden geroepen: «Menschen er is hulp, er is redding ! is er nog leven. Zeg het dan!» doch niets werd meer gehoord, zoodat het toen reeds met de inzittenden was gedaan en daarop is die ambtenaar teruggegaan naar den wal met de woorden: «Menschen, er is geen leven meer!»
Hij is daarna in allerijl naar Hoogkerk gegaan om enkelen, zooals den Dokter en den Burgemeester te waarschuwen. De man die, hoewel hij even als ieder ander aangedaan was, is dus volstrekt niet in de war geweest, getelefoneerd is er door hem in ‘t geheel niet. In het «Nieuwsblad van Friesl.» lezen we nog: Mevrouw van Panhuvs-Looxma, die vroeger gehuwd geweest is met den heer Daniël de Blocq van Scheltinga, heeft toen en later als douarière langen tijd te Heerenveen gewoond. Bij de veertigers van thans was ze daar nog steeds een aangename herinnering uit de kinderjaren. 

Vroeger, op Sintemaartensavond, nu de dag harer begrafenis, trok een lange stoet van kinderen hare deur voorbij met St. Maartensballonnetjes; ze werden dan zeer vrijgevig op koek getrakteerd. Sinds mevrouw van Scheltinga, zooals men haar te Heerenveen alleen kende, vertrokken is, heeft het Sint Maartensfeest voor de Heerenveensche jeugd een deel zijner aantrekkelijkheid verloren. 

H. M. de Koningin zal zich bij de begrafenis doen vertegenwoordigen door haar kamerheer in buitengewonen dienst, jhr. Alberda van Ekenstein. 

H. M. de Koningin-Moeder door Haren kamerheer Graaf van Limburg Stirum. 

De Rector-Magnificus onzer Universiteit maakt bekend, dat a.s. Maandag 11 Nov., met het oog op de teraardebestelling van Jhr. Mr. J. Æ. A. Van Panhuys, oud-president-curator der Hoogeschool, de Academische gebouwen zullen zijn gesloten. 

De Academische Senaat zal bij de plechtige teraardebestelling van Jhr. J. Æ. A. van Panhuys worden vertegenwoordigd door den Rector-Magnif., Prof. Dr. M. E. Mulder en Prof. Dr. G. Heijmans, secret. van den Senaat.

___________________________________________________________

03-03-1908 Algemeen Handelsblad, dinsdag
Bijgezet.

In alle stilte is het stoffelijk overschot van mevr. Van Panhuis—Looxma, die met haar echtgenoot, stiefzoon en diens echtgenoote in het Hoendiep bij Groningen verdronk, en dat te Leek werd bijgezet, overgebracht naar den grafkelder te Brongenga bij Oranjewoud, waarin ook het lijk van haar eersten echtgenoot, mr. Daniël de Blocq van Scheltinga, werd bijgezet.  

 Haar stoffelijk overschot zal met toestemming van de waarnemend burgemeester zijn opgegraven 

___________________________________________________________

Naar Burgemeester Renne Lammert Dijkhuis