05-11-1920: Opening Gemaal “De Waterwolf; penning in zilver en brons | Nieuwsblad van het Noorden

___________________________________________________________

11-10-1920 Provinciale Drentsche en Asser Courant

HET WATER GEMAAL ELECTRA.
De Koningin heeft den wensch te kennen gegeven, het electrisch watergemaal Electra te Lammerburen, bij Zoutkamp, persoonlijk te openen. Deze opening zal in het begin van November plaats hebben. De Prins zal er ook bij tegenwoodig zijn.

27-10-1920 Nieuwsblad van het Noorden van het Noorden
Stad en Dorp. GRONINGEN 27 Oct.

H. M. de Koningin en Z. K. H. Prins Hendrik zullen Vrijdag 5 November op den tocht naar Lammerburen de volgende route nemen:
Heen: station Groningen, Emmabrug, Praediniussingel, Museumbrug, Westerhaven, Westersingel, Plantsoenen, N. Ebbingestraat, Bedumerweg, Bedum, Onderdendam, Obergum, den Hoorn, Warfhuizen, Zuurdijk, Nieuwe Ewer, Electra.
Terug: Electra, Nieuwe Ewer, Zuurdijk, Roodehaan, Saaxum, Oidehove, Noordhorn, Zuidhom, Nieuweklap, Leegkerk, Hoogkerk, Hoendiep, Friesche Straatweg, H. W. Mesdagstraat, Taco Mesdagstraat, Leeuwarderstraat, Melkweg, Bleekerstraat, Westersingel, A-straat,  Brugstraat, Vischmarkt, Guldenstr., Groote Markt, O. Boteringestraat (huis Commissaris der Koningin).
Van het huis van den Commissaris der Koningin naar het station wordt de volgende route gevolgd:
O. Boteringestraat, Waagstr., Heerestraat, Zuidersingel, Ubbo Emmiussingel, Emmabrug, Station Groningen. 

De tijdsindeeling is aldus:
Aankomst te Groningen 11.03.
Aankomst op Electra 12.15 à 12.25.
Vertrek van Electra 2 à 2.15.
Aankomst O. Boteringestraat 3.15 à 3.30.
Vertrek O. Boteringestraat 4.21.
Vertrek trein 4.31.

___________________________________________________________
 

05-11-1920 Nieuwsblad van het Noorden, vrijdag
Het Kon. bezoek aan Electra.

Hedenmorgen te elf uur 3 m. arriveerden H. M. de Koningin en Z. K. H. Prins Hendrik alhier met gevolg.
Op het perron waren ter ontvangst aanwezig de Commissaris der Koningin, Jhr. Mr. Dr. E. Tjarda van Starkenborgh Stachouwer, de Burgemeester Mr. Dr. E. van Kelwich Verschuur, Hare Majesteit’s Kamerheer in Buitengewonen Dienst Jrh. Mr. D. R. de Marees van Swinderen, het lid der Gedeputeerde Staten, Mr. F. Jansen van Appingedam en de tijdelijke garnizoenscommandant, majoor J. N. Bruyn, met de eerste luitenant-adjudant Beets.
Nadat het Koninklijk rijtuig tot stilstand was gekomen, begroette de Commissaris der Koningin Hare Majesteit en Z. K. H., waarna de Burgemeester en de andere aanwezigen op hun beurt door Hare Majesteit werden toegesproken.
Hare Majesteit was gekleed in donkerblauw wandelcostuum van velours met dito hoed.
De Prins en de andere heeren van het gevolg waren in civiel.
Het gevolg van Het Koninklijk Echtpaar bestond uit: Jonkvrouwe Van Swinderen, hofdame, graaf Dumonceau, grootmeester, Baron van Geen, kamerheer, particulier secretaris, ritmeester Jonkheer van Reigersberg Versluys, adjudant van H. M. en een der adjudanten van Z. K. H.
Na de begroeting begaf het hooge gezelschap zich naar buiten — H. M. had intusschen zich in een grijsblauwe automantel gehuld — waar de Koningin en de Prins hartelijk werden toegejuicht door het talrijke publiek op het Stationsplein. Vriendelijk nijgend dankte de Koningin.

H. M. nam met den Prins plaats in de eerste open auto, terwijl het andere gezelschap in twee gesloten auto’s volgde. Hiertoe behoorden, behalve de reeds genoemde heeren van het Prov. Bestuur en dein heer v. Swinderen, de Minister van Waterstaat Ir. Köning en de heer Rosenwald, administrateur van het Dep. v. Waterstaat.
De tocht ging langs de gisteren vermelde route ten westen om de stad en verder langs den Bedumerweg over Bedum, Onderdendam, Obergum, den Hoorn, Warfhuizen, Zuurdijk, Nieuwe Ewer, naar Electra, waar men tegen half een arriveerde.

Aan den ingang aan de sluiszijde van het gemaal bij de trap werden de hooge bezoekers opgewacht door de burgemeesters van Leens en Oldehove en ontvangen door het bestuur van het waterschap Electra, de heeren Dojes, Schuiringa, Torringa, HopmaBolt en Koster.

De heer R. P. Dojes, lid van de Eerste Kamer, hield in zijn kwaliteit als voorzitter van het Waterschap Electra een rede,   waarvan wij hier den verkorten inhoud laten volgen.
Majesteit, Koninklijke Hoogheid!
Het zij mij veroorloofd, namens het Bestuur van het Waterschap „Electra” mijn eerbiedigen dank uit te spreken voor de belangstelling van Uwe Majesteit en Z. R. H. den Prins der Nederlanden in de werken van „Electra”.
Spreker herinnerde aan het Koninklijk bezoek in September van het vorig jaar, en sprak over de blijdschap, die het Bestuur en de ingelanden van „Electra” vervulde bij het vernemen van het bericht, dat H. M. de Koningin, vergezeld door den Prins der Nederlanden, persoonlijk het groote electrische gemaal te Lammerburen wilden openen.
Deze Koninklijke balangstelling zal aan de plechtigheid van dezen dag een wijding geven, die de ingezetenen van deze landen op hoogen prijs weten te stellen en die tot in verre tijden bij onze nazaten in de meest erkentelijke herinnering zal achterblijven.
Na dit woord, van welkom liet de heer Dojes een geschiedkundig overzicht volgen van het ontstaan van het Gemaal.
Hij herinnerde aan het in 1876 tot stand gekomen groote werk van de afsluiting van het Reitdiep door het leggen van den zeedijk Zoutkamp—Nittershoek. Evenwel bleek binnen enkele jaren dat dit werk niet voldoende was.
De drie hoofdoorzaken ervan waren:
1e de dichtslibbing der stroomgeulen in de Lauwerzee,
2e de steeds voortgaande ontginning van de heide en veengronden in N. Drente, wat hoogere waterstanden in het Westerkwartier tengevolge had en
3e de steeds voortgaande verandering van de windmolens in de ingepolderde landen in stoomgemalen.

Na het beruchte natte jaar 1894 werd door Ged. Staten van Groningen en Friesland in studie genomen een plan van den toenmaligen Hoofdingenieur van den Provincialen Waterstaat in. Friesland, wijlen den heer Vermaes, die door afdamming van de Lauwerzee de verbetering dacht, te verkrijgen. Groningen en Friesland zouden dan in het Frieschegat moeten afstroomen.
De commissie, die door Ged. Staten was aangesteld om dit plan nader te onderzoeken, bracht in het jaar 1900 rapport uit. De kosten werden hierin begroot op ruim 8 millioen gulden. Bedoeld werd, dat het Rijk het leggen van den afsluitdijk voor zijn rekening zou nemen, terwijl de andere kosten zouden worden betaald door de Provincie Friesland en de Waterschappen „Hunsingo” en „Westerkwartier”. Tegen het plan werden evenwel door verschillende ingenieurs technische bezwaren ingebracht, wat het gevolg had, dat een nieuwe commissie, nu alleen van ingenieurs, benoemd werd, welke commissie aandrong op verbreeding der kanalen. De kosten stegen daardoor tol 13 millioen gulden.
Wijlen de heer de Bruyn, Hoofdingenieur van Rijkswaterstaat,” en vele andere ingenieurs -meenden evenwel, dat zonder het oprichten van groote watergemalen voor Friesland te Tacozijl en voor Groningen te Zoutkamp geen afdoende verbetering was te verkriijgen.
De minister van Waterstaat, wijlen den heer Regout, heeft toen den knoop doorgehakt en een keuze gedaan uit beide stelsels waarvan hij het laatste aannam.
Spreker bracht een woord van dankbare hulde aan de nagedachtenis van wijlen Minister Regout.

Na deze beslissing is er hard gewerkt. Hierin hebben zich velen verdienstelijk gemaakt, zooals de vorige Commissaris der Koningin de heer Geertsema en de vorige Hoofdingenieur van Provincialen Waterstaat, wijlen den heer de Jong, die op het groote belang ervan wees, wanneer gebruik kon worden gemaakt van de Provinciale Electrische Centrale. De kosten van het ontwerp van den heer de Jong werden oorspronkelijk op 1.3 millioen gulden begroot.
Later werd dit ontwerp nog eens gewijzigd door den tegenwoordigen Hoofdingenieur van den Prov. Waterstaat, den heer Kooper, in overleg met den Hoofdingenieur Directeur van ’s Rijks Waterstaat, den heer Gockinga.
Het gewijzigde ontwerp werd door den Minisier goedgekeurd en erbij werd bepaald dat 40 pct. van de kosten voor rekening van het Rijk zouden komen.
Hier bracht de spreker een woord van hartelijken dank aan den toemaligen Min. van Waterstaat, den heer dr. Lely, en diens opvolger, den heer A. König. Door het uitbreken van den oorlog stegen de kosten tot 3 millioen.

Het is te danken aan de voortvarendheid van den heer Kooper en aan de medewerking van den Directeur van het Prov. Electriciteilsbedrijf, den heer Loos, dat nauwelijks 2 jaar, nadat de eerste spade in den grond is gestoken, het groote electrische gemaal staat geopend te worden.
De heer Dojes bracht aan deze heeren en aan vele anderen, waarbij in het bijzonder werden genoemd de aannemer van het gemaal met sluis den heer van Zuilen en Gebroeders Stork, die in samenwerking met de „Heemaf” de schroefpompen met de bijbehoorende motoren leverde — een woord van hartelijken dank voor hun medewerking.
De oorlogstoestand had enkele wijzigingen ten gevolge. De belangrijkste hiervan was wel de bouw van het z.g. provisorium d.w.z.. een eigen electrische centrale op het terrein zelf, die onder hel beheer staat van den Directeur van het Prov. Electrisch Bedrijf.
Met dit gemaal nu zal de waterstand over een oppervlakte van pl.m. 94000 H.A. land worden beheerscht.

De rede eindigde met de volgende woorden:
„In den voortdurenden strijd tegen het water, welke van de vroegste tijden af de bewoners van deze landen hebben moeten voeren, is de oprichting van dit werk een mijlpaal in de geschiedenis.
Moge de tijd leeren, dat het kostbare werk aan zijn bestemming mag beantwoorden.
Majesteit, eerbiedig richt ik tot Uwe Majesteit het verzoek, om door op dezen knop te drukken het sein te willen geven voor het in werking stellen van het gemaal.

Na deze toespraak deed H. M. de Koningin door het drukken op een knop de drie pompen werken, waarmede de opening was geschied.

Aan H. M. de Koningin en Z. K. H. Prins Hendrik werd een zilveren herinneringsmedaille aangeboden. Deze keurige afgewerkte medailles, die vervaardigd zijn in de werkplaatsen van den heer Frans Brugsma te Groningen, stellen aan de voorzijde voor het gebouw van het watergemaal.
Daaronder staan de woorden: Electrisch Boezemgemaal „Waterwolf” met de namen van de boven reeds vermelde bestuursleden en de datums: Juli 1918 — Februari 1920.
Er ligt een prachtig perspectief in de medaille, als men haar onder de loupe neemt ziet men de machines en ’t geheele inwendige van het gebouw voor zich.
Aan de achterzijde staat: Geslagen ter gelegenheid van de opening door H. M. de Koningin op 5 November 1920.
De genoodigden tot de plechtigheid ontvingen een exemplaar van deze medaille in brons.

De Hooge Bezoekers maakten vervolgens een rondgang om het gebouw om het toevloeien en het uitstroomen van het water gade te slaan.

Er hadden zich daar een paar honderd kinderen van de openbare en bijzondere lagere scholen van, Houwerzijl en Zoutkamp opgesteld, die het hooge gezelschap onder leiding van den heer S. de Jonge, hoofd der bijzondere school Ie Houwerzijl, het volgende lied toezongen, dat was opgesteld door mej. A. Rietema te Houwerzijl:

U Neerlands dierb’re Koningin,
Zij onze zang gewijd,
Uw hoog bezoek aan ons gewest
Maakt hart’lijk ons verblijd.
Wij bidden, dat de Hemelheer,
U Zeeg’ne en bewaar,
Dat op uw hoofd de krone rust,
Nog menig, menig jaar.

Bescherm ons lief Prinsesje, Heer,
En ook Prins Hendrik mee,
Der Koninginne-Moeder. schenk,
Uw zegen en den vree!
De band, die aan Oranje ons bindt,
Blijft vast in trouw en min,
Dies jub’len wij uit volle borst,
Lang leev de Koningin!

Dit lied werd gezongen op de wijze van het Wien Neerlands Bloed.

De leerlinge Geeske Knol van de openbare Mulo-school le Ulrum bood hierna aan H. M. de Koningin een bouquet aan. De leerlinge Trijntje v. d. Riet van de bijzondere school te Houwerzijl overhandigde aan H. M. en Z. K. H. den Prins ieder een afschrift der gezongen coupletten.

Na afloop van den rondgang gebruikten de Koningin en de Prins met een klein gezelschap het noenmaal in de woning bij de sluis, terwijl de overige genoodigden zich tot gelijk doel naar Zuidhorn begaven.

Niet alleen in de dorpen, waarlangs de tocht gemaakt werd, maar ook bij den dam in het Reitdiep bij het watergemaal hadden zich vele belangstellenden opgesteld, die Hare Majesteit en Zijne Koninklijke Hoogheid hartelijk toejuichten.
Te kwart na twee werd de terugreis aanvaard.
Gereden werd over Nieuwe Ewer, Zuurdijk, Roodehaan, Saaxum, Oldehove, Noordhom, Zuidhorn, Nieuweklap, Leegkerk, Hoogkerk en zoo langs het Hoendiep naar Groningen.
Hier werd langs Frieschen Straatweg, H. W. Mesdagstraat, Taco Mesdagstraat, Leeuwarderstraat, Melkweg, Bleekerstraat, Westersingel, A-str., Brugstraat, Vischmarkt, Guldenstraat, Groote Markt gereden naar het huis van den Commissaris der Koningin.
Op de terugreis stond in de dorpen zoowel als in de stad overal een groote menschenmenigte langs den weg geschaard, die het Koninklijk Echtpaar luide toejuichten.
Van het huis van den Commissaris der Koningin gaan H. M. en Z. K. H. door O. Boteringestraat, Waagstraat, Heerestraat, Zuidersingel, Ubbo Emmiussingel, Emmabrug, Station.
Met den trein van 4.31, waaraan een salonrijtuig is gekoppeld, verlaten H. M. en Z. K. H. onze stad.
Zij zullen in den trein het diner gebruiken.

___________________________________________________________

Het bezoek was qua tijd strak gepland.

Deze planning was ook een journalist uit de Vrij-Socialistische en Anarchistische kringen opgevallen:
06-11-1920 De Arbeider | Uitgave van de Vrij-Socialistische en Anarchistische groepen in het Noorden 

Weer zoo’n bravourstukje ?
Evenals onlangs in Friesland is, als dit nummer verschijnt, de koningin in Groningerland geweest om tegenwoordig te zijn bij de in dienststelling van het elektrisch gemaal te Lammerburen bij Zoutkamp.

De koningin zou met haar man 3 minuten na 11 te Groningen aankomen, om dan per auto over Bedum, Onderdendam, Zuurdijk enz. naar de „plechtigheid” te gaan en over Zuurdijk, Roodehaan, Zuidhorn, enz. naar Groningen terug.
Te Lammerburen zou het „noenmaal” worden gebruikt en in Groningen bij den commissaris de thee en om 4.31 zou de familie weer weg met den trein.

Na moet ge eens opletten in de Groninger bladen, wat de koningin al in die 5 uur en 21 minuten kan uithalen!

En in die bedrijven heeft zij natuurlijk hoogelijk belang gesteld in de landbouw- en waterschapsaangelegenheden?
Hiep hiep, hoerah!

___________________________________________________________

15-11-1990 Nieuwsblad van het Noorden, donderdag
Groninger penningen

Alles wat van overheidswege officieel wordt uitgegeven, zoals munten, penningen en bankbiljetten. Daar houdt de Numismatische Kring Groningen zich doorgaans mee bezig. In wijkcentrum De Trefkoel staat morgenavond vanaf 20.00 uur ‘de strijd tegen het water op penningen‘ centraal.
Eigenlijk zijn er in de provincie Groningen maar twee van die penningen bekend.
Zo is er in 1906 één uitgegeven ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van het Waterschap Hunsingo. Die penning bestaat zowel in een zilver- als een koperuitvoering. 

Verder is er rond 1911 een koperen penning uitgegeven bij de opening van het gemaal “De Waterwolf bij Electra“, aldus voorzitter Jan van der Wis van de Numismatische Kring, die zelf het eerste over de penningen publiceerde.
De Rotterdammer Herman Gerritsen geeft morgen in De Trefkoel een lezing met dia’s en diverse penningen in natura.
Mensen, die denken nog een onbesproken ‘juweeltje’ in hun bezit te hebben, worden van harte uitgenodigd de penning mee te brengen. Tevens is er gelegenheid tot ruilen en in- en verkoop. 

[Jan van der Wis of de journalist vergiste zich in het jaartal en de uitvoering van de “Electra” penning]

___________________________________________________________

Naar 05-11-1920: Opening Gemaal “De Waterwolf; penning in zilver en brons | Nieuwe Rotterdamsche Courant

Naar Het Gemaal “De Waterwolf”