___________________________________________________________ |
11-02-1831 Utrechtsche Courant
UTRECHT den 9. Februarij.
Hoe men den roem der Hollanders ook moge zoeken te verduisteren ten allen tijde komt dezelve met luister voor den dag. Welken roem hebben zij in onze dagen niet bij Waterloo, bij Algiers, bij Palembang, in de demping van den opstand op Java en thans in het muitende Belgie behaald. Een tweede Helmers ware er noodig, om dien roem te bezingen en om een tweeden lauwerkrans op het hoofd der Hollandsche natie te vlechten. De daad van den heldhaftigen van Speijk zou dan dezelfde hulde als die van den moedigen Claasens ontvangen.
Ja, van Speijk, uw naam zal ook bij het laatste nagedacht, met heiligen eerbied en bewondering herdacht worden.
De daad van van Speijk is roemrijk voor onze geschiedenis; zij bewijst. op nieuw, dat de Waterleeuw zich nimmer straffeloos laat hoonen, en dat het bloed onzer voorvaderen nog in onze aderen vloeit. Een traan moge onwillekeurig over het verlies van den held, van onze wangen rollen, echter roemen wij in zijnen dood. De dood van den braven luitenant van Speijk wordt door een der Zee-officieren van voor Antwerpen, in dato den 6. dezer, aldus medegedeeld:
,, Onze kanonneerboten, welke voor het drijfijs gedwongen waren geweest, zich op den vlaamschen wal in veiligheid te stellen, hadden op Zaturdag morgen, met het hooge water, order bekomen, wederom hunne posten te hervatten; de schielijk opgekomene zware N. W. wind was oorzaak dat de kanonneerboot n°. 2.1) onder bevel van dien weldenkenden, onverschrokken van Speijk, van zijnen post bij Astruweel ²) driftig geraakte; hij poogde andermaal onder zeil te komen, dan, daar zijn vaartuig twee herhaalde keeren weigerde te wenden, kwam hij op den lager of Antwerpschen wal aan den grond; dit was circa 10 ure.
1) Kanonneerboot n°. 2. nam ook deel aan het bombardement van Antwerpen (27-10-1830)
2) Fort gelegen aan de Schelde
Omniddelijk bespeurden wij eene groote menigte volk, welke derwaarts ging; reeds waren zij de kanonneerboot genaderd en hadden dezelve geënterd, toen de brave bevelhebber, geen uitweg meer ziende, om tegen het gespuis de eer zijner vaderlandsche vlag te verdedigen, zijne manschappen met de sloep poogde te redden, zich omlaag begaf, en welhaast zagen wij de kanonneerboot in de lucht springen, aan Belgie verkondigende, dat Jan van Speijk en zijne brave matrozen, geenen dood vreesden, als het de eer hunner vlag mogt gelden.
,, Het toenemende stormachtige weder liet geene mogelijkheid toe, sloepen te zenden, ten einde ons van nabij te overtuigen, of ook nog manschappen dien heldendood waren ontkomen; het overgeblevene wrak zonk in den grond en alleenlijk konden wij ons verzekeren, dat het bloed dezer braven gewroken was in het bloed van hen, die, tegen alle wetten, een in nood zijnde vaartuig, hadden willen overrompelen.
„ De generaal, militaire kommandant der vijandelijke stad was bekend met de gevolgen, die eene dergelijke overrompeling naar zich zouden liepen; want toen, op den 20. December, de korvet de Komeet, door stormweder tegen den wal dreef, en die generaal daarna den kommandant der zeemagt te kennen gaf, hem bij die gelegenheid te hebben verpligt, betuigde de kapitein-luitenant Koopman hem schriftelijk, dat, indien het gespuis de verregaande brutaliteit had durven ondernemen, dien bodem aan te randen, zijne orders alsdan zoodanig waren gegeven, dat het tienmaal meer Belgen dan Hollanders zoude lebben gekost; en evenwel dorsten zij thans het onderstaan, dit kleinder vaartuig aan te randen; maar hebben gevoelig de overtuiging gezien, dat geene woordenschermutseling maar daden het karakter kenschetsen van hen, die, door eenen beminden Koning, door een dierbaar Vaderland, gesteld zijn, de eer der vlag, de vrijheid hunner medeburgers te verdedigen.
„ Gaf de brave van Speijk en alle de bij hem dienende manschappen, in het gevecht van den 27. October, blijken hunner dappere, koelbloedigheid; hebben zij, sedert dien tijd, in de moeijelijkste werkzaamheden, steeds de grootste, standvastigste onvermoeidheid aan den dag gelegd, de dag van den 5. Februari heeft hen in de geschiedenissen der wereld vereeuwigd.”
Uit Antwerpen deelt men nog het volgende in dato den 5. dezer deswege mede:
Zoodra de kanonneerboot op den grond geraakte, snelde het Antwerpsche graauw met eene hoop belgische soldaten toe, en voeren met eene sloep naar de in nood zijnde boot, om zich er meester van te maken.
De heldhaftige kommandant van Speijk waarschuwde hen, dat, zoo zij verder naderden, hij de boot in de lucht zou laten springen, te gelijk aan zijn manschap den raad gevende, zich met de sloep te redden.
De Belgen echter, niettegenstaande de waarschuwing en den wapenstilstand, enterden het vaartuig, haalden de Hollandsche vlag neder en traden dezelve met voeten. De kommandant was intusschen naar beneden gegaan, om met zijn pistool het kruid in brand te schieten.
Met een donderend geluid vloog nu het vaartuig in de lucht, met hen die de Hollandsche vlag durfden onteeren.
De sloep met de hollandsche schepelingen was ongelukkiger wijs nog niet ver genoeg van de boot, waardoor ook zij omkwamen, behalve den loods, twee matrozen en den scheepsjongen, die in het hospitaal liggen; deze zullen morgen naar de citadel worden gebragt, en daar van de verraderij der Belgen kunnen getuigen.
„ De adelborst de Gelder, die op deze kanonneerboot behoorde, bevond zich juist dien dag in commissie afwezend, en heeft zijn leven alzoo behouden.
„ De ontploffing heeft een stuk geschut der boot op de ijzeren brug geworpen, welke de beide dokken van een scheidt, terwijl een ander op de batterij St. Laurent is teregt gekomen.
„ Volgens het Journal d’ Anvers zijn er een twintigtal Belgen bij omgekomen.”
De luitenant van Speyk is een jong officier van omtrent 20 jaren; ter gelegenheid van zijn gehouden gedrag bij het bombardement van Antwerpen, was hij door Z. M. tot ridder van de militaire Willemsorde benoemd.
Ter betooning van hunne deelneming aan deze treurige, doch heldhaftige gebeurtenis, hebben zoo wel de Nederlandsche oorlogschepen als de vreemde koopvaarders, als teeken van rouw, de vlaggen en wimpels ter halver steng doen waaijen.
Volgens een ander berigt, zijn er 1500 ponden kruid aan boord van de kanonneerboot geweest.
De Belgen zeggen, dat er een dertigtal van hen bij het springen zijn omgekomen, waaronder 12 man van de linietroepen, en een gelijk getal is gekwetst. Onder de eersten zijn de kapt. Gregoire en de luit. Callier, en onder de laatsten de luit. Carpentier.
De stukken van het vaartuig, benevens armen en beenen zijn in alle rigtingen en op eenen grooten afstand verspreid gevonden.
Elf man zijn naar het militaire hospitaal gebragt, waarvan er reeds 6 overleden zijn. Van 18, die in het burgerlijk hospitaal zijn gebragt, zijn er 3 gestorven. De boot was met 31 koppen bemand.
___________________________________________________________ |
Naar Fregat Euridice