Van Sake Meintes Visser Suster Sijnes tot “Welgelegen” Artikel Friesche Courier van 20-11-1953

___________________________________________________________

 


Friese courier 17-03-1928

 2018 Google

___________________________________________________________

Aflevering 1 20-11-1953 Friese Courier 

VAN SAKE MEINTES tot „WELGELEGEN”
Akkrumer hereboer won in 19de eeuw vele malen gouden en zilveren zwepen
Regentenkamer en vestibule herinneren aan die glorietijd  

 

IN AKKRUM staat een huis. Aan het einde van het Hoogend.

Een huis met sfeer. Een huis met een paar vertrekken, waarin ons de geest van een vorige eeuw tegemoet komt. En in stijl, èn in aankleding. Een vestibule met een kast, waarin eens tientallen met goud en zilver gemonteerde zwepen hebben gepronkt – de trots van de bezitters. Nu is die kast gevuld met „âlde klaeijing”. In die vestibule is een oude Friese klok in de betimmering opgenomen. Oude panelen. Een merkwaardige oude barometer.

EEN KAMER met deftige-burgers-meubilair. Hoge ramen, pluche, ouderwets plateel. Verweerde portretten in ovale lijst aan de wand.
In deze kamer is eens koning Willem III ontvangen.
Nu is het er kil en het riekt er niet fris. Er woont niemand meer, maar soms komen er enige mannen samen om te praten. Te praten over de belangen van de stichting „Welgelegen” te Akkrum.
Want deze vestibule en deze kamer (die nu officieel regentenkamer is) op het westen, zijn een deel van het boeren-voorhuis, waar in de eerste helft van de vorige eeuw Sake Meintes Visser woonde, een beroemde „harddraver” in zijn dagen, een man, die glorieuze overwinningen behaalde en met zijn paarden tal van prijzen won: met goud en zilver bewerkte zwepen, zilveren voorwerpen en andere snuisterijen. Dat alles kan men nog zien in het Fries Museum te Leeuwarden waaraan ze zijn geschonken.
Sake Meintes stierf kinderloos. Suster van der Vegt, een naar zijn vrouw genoemde dochter van zijn knecht en voormalige dienstbode, erfde al de bezittingen van hem en zijn vrouw. Toen juffrouw Van der Vegt dertig jaar geleden hoogbejaard uit dit leven scheidde, vermaakte zij vrijwel haar gehele vermogen aan een op te richten stichting voor oudere dames uit de gegoede stand, die in hun bestaan gestut moeten worden.
Zo is „Welgelegen” ontstaan, het complex woningen met hoofdgebouw te Akkrum, met de prachtige tuin, naast de Grote Kerk. Zo loopt er een draad van Sake Meintes af via Suster Van der Vegt naar „Welgelegen“, dat in het begin van het volgend jaar 25 jaar bewoond zal zijn geweest.
Vandaar deze artikelen.

Een klein stukje genealogie
In het laatst der 18e eeuw leefde te Akkrum de familie Syne Gerrits (later geheten Van der Goot). Gegoede burgers, leden van de toen reeds vervloeiende Hernhutterse gemeente aldaar, de enige, die ooit in Friesland heeft bestaan. Een van Syne’s dochters was Suster, die zich evenals haar verwanten later bij de Doopsgezinde Gemeente heeft gevoegd.

Suster Synes was getrouwd met Jentje Klazes de Groot, koopman te Akkrum, een Grouwster van afkomst. Deze is 19 Juli 1812 op 49-jarige leeftijd overleden.
Suster Synes bleef niet lang een treurende weduwe, want reeds op 3 October 1813 hertrouwde ze voor de maire van Akkrum met Sake Meintes Visser, 41 jaar, koopman te Akkrum. Suster was toen al 48.
Sake moet zich blijkbaar wat opgewerkt hebben tot een man, die in behoorlijk goede doen was gekomen. Hij stamde uit een lager milieu; zijn vader Meinte Sjoerds was praamschipper en arbeider.

Beiden een goed huwelijk
Hoe het zij: beiden deden zij een goed huwelijk. Hij kreeg een vrouw, die er financieel flink bij zat, en zij een jongere man, die al enige naam had gemaakt als houder en berijder van renpaarden. Suster Synes’ eerste echtgenoot had ook harddravers op stal, zodat ze letterlijk en figuurlijk het klappen van de zweep wel kende. Mogelijk hebben Sake en Suster vóór hun huwelijk door hun gemeenschappelijke hobby al in een vriendschappelijke relatie met elkaar gestaan. Het kan ook zijn, dat zowel De Groot als Visser „collega’s” waren. Beiden „koopman”, waarschijnlijk boterkooplieden en exporthandelaren.
Bij haar tweede huwelijk stond als beroep van Suster Synes aangegeven „koopvrouw”. Ze heeft m.i. een jaar de boter-affaire van Jentje Klazes voortgezet en haar toen aan Sake overgedragen. 

Harddravers en -draverijen
Sake Meintes Visser, de koopman, was ook boer. Dat wil zeggen: herenboer.
Hij woonde in de boerderij met „foarein” aan het Westelijke einde van Akkrum. Het moet toentertijd ook wel het laatste huis van de „buorren” zijn geweest.
Hij had zoals gezegd harddravers op stal en hij toog er mee naar verscheidene harddraverijen.
De paardensport in Friesland is al oud, evenals het zeilen en het schaatsenrijden. Het is bekend, dat na 1700 al met zilver gemonteerde zwepen werden verharddraafd.
In 1777 heeft prins Willem V bij zijn bezoek aan Leeuwarden een „gouden” zweep uitgeloofd met de wapens van hem en zijn vrouw er in gegraveerd. Ook is het bekend, dat (Lodewijk) Napoleon in 1811 een gouden zweep als prijs uitloofde ter ere van de geboorte van de koning van Rome.
‘t Schenken van een gouden zweep werd traditie, nadat koning Willem I in 1823 bepaalde dat hij ieder jaar zulk een zweer zou laten verharddraven in de eerste dagen van Augustus te Leeuwarden. Hij stelde daartoe een bedrag van f 500,— per jaar beschikbaar. Die traditie hebben koning Willem II en koning Willem III voortgezet tot 1887 toe.

Veel draverijen
Maar ook in verschillende andere steden en dorpen hadden draverijen plaats om een zilveren zweep of om andere gouden of zilveren voorwerpen.
Zo zijn er in de 18e en 19e eeuw honderden met goud en zilver gemonteerde zwepen verharddraafd. In menig boerengezin hebben ze te pronk gehangen en later zijn ze verbruikt of verkwanseld. Er is weinig of niets meer van deze eretekenen over.
Alleen Sake Meintes Visser heeft de trofeeën bewaard, die hij met zijn harddravers heeft gewonnen.
Zo vormde zich, samen met de enkele door Jentje Klazes de Groot gewonnen exemplaren een unieke collectie. Hij bewaarde de zwepen tegelijk met enkele andere gewonnen voorwerpen in een paar kasten in de hal van zijn woning te Akkrum.
Die collectie is daar nog tachtig jaar na zijn overlijden, in 1843 te Akkrum, te zien geweest.

44 zwepen
In 1921 heeft de toenmalige eigenaresse, mej. Suster van der Vegt, alles aan het Fries Museum afgestaan.
De verzameling bestaat uit 44 zwepen, waarvan negen met goud gemonteerd, de andere met zilver.
Al deze zwepen zijn als prijs gewonnen, blijkens de opschriften, te Appingedam, Bolsward, Franeker, Groningen, Heerenveen, Holwerd, Joure, Kollum, Leeuwarden, Purmerend, Sloten, Sneek en Winsum.
Bij de collectie behoren voorts nog vier met zilver versierde hoofdstellen, in 1842 te Dokkum en Utrecht gewonnen. Dan nog verschillende voorwerpen van zilver, als: blaadjes, aansteek-comforen, tabakspotten, koffiekan, ruitersporen.

„De Nette” beroemd
De paarden van Sake Meintes Visser – vooral de zwarte langstaartruin „De Nette” heeft enige jaren in de banen uitgeblonken –  werden meestal bereden door de pikeur Wouter van der Meulen, die ook al voor Jentje Klazes de Groot reed en na 1843 voor Rinse Wiebes van der Vegt, na het overlijden van Visser boer op diens plaats.
Van der Meulen, ook een Akkrumer, is in de eerste helft van de 19de eeuw zeker een dertig-veertigtal jaren een van de bekwaamste pikeurs van Friesland geweest.
Er ging bijna geen grote draverij voorbij of de namen van Sake Meintes Visser en W. van der Meulen prijkten op de lijsten van harddraverijen. Die namen hebben in Friesland een bijzondere klank gehad.
De plaats Akkrum deelde in de eer van hun roem. Hoevele malen heeft Sake Meintes Visser niet voor de eerste Koning Willem of een der prinsen gestaan, om uit koninklijke hand de fel begeerde „gouden swipe” in ontvangst te nemen!
Even zovele malen is Sake Meintes verheugd bij zijn zeer medelevende echtgenote teruggekeerd om zijn collectie prijzen in de vestibule met een nieuwe trophee aan te vullen.
Sake Meintes Visser stierf 1 April 1843 te Akkrum op 71-jarige leeftijd. Suster Synes van der Goot volgde hem op 22 Oct. 1845 in ‘t graf. Ze is 80 jaar oud geworden. (Wordt vervolg) D.M.v.d.W.

___________________________________________________________

Handvatten en enkele met goud en zilver gemonteerde zwepen uit de collectie Sake Meintes Visser uit het Fries Museum

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Aflevering 2 Friese Courier

VAN SAKE MEINTES TOT „WELGELEGEN”
Grote erfenis als dank voor „genamt” en trouwe verzorging
Er kwam „folkspraet” en een gerucht ging door het dorp

ER HEEFT IN DE VORIGE EEUW jaren aaneen door Akkrum een vreemd gerucht gelopen. Een wonder gerucht. Een hardnekkig gerucht, dat zelfs in onze dagen soms bij „jounpraterijen” of andere onderonsjes van oudere Akkrumers weer tussen de gesprekken doorfladdert.
En tóch is dat gerucht gebleken onjuist te zijn.
Een rijke, geziene koopman en hereboer gaat de weg van alle vlees. Hij is een bekend man geweest en zijn naam als houder van renpaarden heeft door het hele land geklonken. Zijn vrouw overleeft hem slechts dertig maanden.
HUN huwelijk was kinderloos. Erfgename; van het overgrootste deel van hun bezittingen wordt een meisje van vier jaar. De ouders van dit kind krijgen het vruchtgebruik van kapitaal en vaste eigendommen. Die ouders waren tevoren „knecht” en „meid” geweest bij de boer en zijn vrouw.
Het dorpsgeklets begint. Dââr moet wat achter steken.
Welnu, wat ligt meer voor de hand dan de veronderstelling, dat de oude boer niet vrij van zijn dienstbode is geweest en dat hij om de gevolgen te dekken, zijn knecht de meid laat huwen? En dat het jonge paar als contraprestatie een vermogen toegestopt krijgt?
Zo heeft de volksmond gefluisterd, zo spreekt bij wijlen nóg de volksmond uit overlevering van oerpake en -beppe, die in hun tijd immers die en die mensen zo goed hebben gekend en er alles van hebben afgeweten Want het gerucht sterft bijna nooit. Al mag het jaren slapen — bij tijd en wijle wordt het weer tot nieuw leven gewekt. Totdat de eeuwen het eindelijk doen vergeten.

Maar het verhaal is niet waar!
Eigenlijk hadden de Akkrumers van 1940—’41 beter kunnen weten. Want Rinse Wiebes van der Vegt, oud 33 jaren, boerenknecht, wonende te Akkrum, en Janke Annes Annes, oud 40 jaren, dienstmeid, wonende te Akkrum, zijn op 5 Juli 1840 op „het grietenijhuis binnen Oldeboorn” getrouwd. Hun dochtertje Suster is 19 Mei 1841 te Akkrum geboren. Deze data liegen niet en zo is meteen het fabeltje uit de wereld geholpen.


De tuinkoepel van „Welgelegen” zoals hij er tijdens het leven van Suster Van der Vegt uitzag: licht en knus en gezellig.

Een verklaring 
Er kan een bevredigende verklaring worden gevonden voor de royale testatie: n.l. dankbaarheid voor goede diensten en trouwe verzorging van een paar bejaarde mensen en erkentelijkheid voor het „vernoemen” van de oude boerin.
Janke Annes was al jaren bij de familie Visser in dienst geweest als een ijverige en hulpvaardige meid in huishouding en boerderij. Ze was 14 Jan. 1800 te Akkrum als schippersdochter geboren en mogelijk al als lytsfaem bij de Vissers gekomen. Haar verhouding tot haar „boer” en „vrouw” zal wel van vriendschappelijke, vertrouwelijke aard zijn geweest.
Janke was al niet jong meer. Ze moet al verkering hebben gehad met Rinse van der Vegt. Kan het zijn, dat Sake en Suster op een huwelijk hebben aangedrongen? Ze waren kinderloos en hadden geen verplichtingen jegens familieleden en wilden hun bedrijf graag in goede handen overdragen.

Duister punt
Er blijft één duister punt, dat ik niet heb kunnen oplossen. In de huwelijksacte van 1840 staat van Rinse Wiebes van der Vegt (geboren te Olterterp 6 Jan. 1807), dat hij boerenknecht was te Akkrum, doch vóór 12 Mei 1840 woonachtig te Sneek. Spoedig na „Maeije“, waarschijnlijk al begin Juni, hebben de jongelui de „gebodens aangegeven”. Ik meen de volgende veronderstelling te mogen opperen: Rinse van der Vegt is ook voordien boerenknecht bij Visser geweest. Daar heeft hij het met de dienstbode aangepapt en toen heeft men het niet oirbaar gevonden, dat de twee geliefden onder één dak vertoefden. Rinse heeft daarom elders een andere baan gezocht totdat de huwelijksplannen verwezenlijkt konden worden. Want m.i. waren Visser en zijn vrouw geen mensen, die aan een hun minder goed bekende man hun bedrijf hebben durven toevertrouwen.

Suster
Hoe het zij: Rinse en Janke trouwden, kregen een dochter en noemden haar Suster, naar hun boerin.
Is dat tactiek geweest, of hebben ze gehandeld in overleg met hun meesters?
Het testament van Sake Meintes en zijn vrouw is -onvindbaar. Onder de minuten van de notarissen te Akkrum, Oldeboorn, Heerenveen en Grouw uit de jaren 1841—1845 is het niet meer aanwezig. Het is natuurlijk mogelijk, dat Sake Meintes het een verder af wonende notaris in handen heeft gegeven.
Vast staat echter wel, dat de kleine Suster een vermogen heeft meegekregen van Sake Meintes en Suster Synes, en dat Rinse en Janke boer en boerin werden op de kapitale plaats met de gladde letters SMV in het dak van de schuur.
In de kleine dorpse samenleving bracht deze testamentaire beschikking de nodige deining. Gevoelens van jalouzie kwamen boven. Het „gerucht” deed de ronde.
Ook een rijmpje, waarvan de gal afdroop….
Rinse van der Vegt,
was eerst een arme boereknecht,
Nu is hij een rijke heer en
kent geen arme mensen meer“.

Een klein gezin
Rinse, arbeiderszoon, en Janke, schippersdochter, zetten het boerenbedrijf voort. Ze betrokken na het versterven van Suster de deftige woning, waarvan de huidige Regentenkamer, die geregeld door Lize de Jongs huishoudster keurig wordt onderhouden, nog iets van de vroegere sfeer heeft bewaard.
Suster bleef hun enig kind en groeide op als een flink uit de kluiten gewassen meisje.
Rinse van der Vegt toonde zich een waardig opvolger van Visser. Hij behartigde met zorg de belangen van de boerderij. Hij ging ook nog al eens met een harddraver in de baan. Of ook hij zwepen heeft gewonnen, weet ik niet.
De collectie genoot bepaald bekendheid in de provincie; ook de Gouverneur van het gewest wist er schijnbaar van. Hij heeft de koning er van in kennis gesteld en zo kon het gebeuren, dat de derde Willem in 1852 een bezoek aan de familie Van der Vegt te Akkrum bracht.
Nóg hangt in de Regentenkamer een portret van koning Willem 111, waaronder geschreven staat:
„Portret van Z.M. Willem III, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz., door Hoogstdenzelven op den 29en April 1852 eigenhandig vereerd, als een blijk van aandenken en tevredenheid, aan Rinze Wybes van der Vegt, landbouwer te Akkrum, ter gelegenheid van Zijner Majesteits bezoek ten diens huize, alwaar Hoogstdezelve de schoone verzameling gouden en zilveren prijzen in oogenschouw nam, bij verschillende harddravcrijen gewonnen door paarden van den Heer Sake Meintes Visser, in leven te Akkrum; bij welk bezoek Z.M. in een mondeling onderhoud met den tegenwoordigen eigenaar Rinze Wybes van der Vegt, van dezen tevens vernam, dat hij als grenadier in 1830, 1831 en 1832 had gediend in hetzelfde regiment, waarbij Z.M. in het laatste jaar kapitein was.”

Van der Vegt tún“, gelegen naast het kerkhof te Akkrum, heeft zeker wel een honderd jaar een karakteristiek beeld aan het dorp Akkrum gegeven. Op de plaats van de tuin stond in de 18e eeuw het buiten van de grietman Frederik van Sminia, dat enige jaren na zijn dood is afgebroken. Het moet waarschijnlijk worden geacht, dat de tuin van hef buiten later is gekocht door Sake Meintes, die er een aanleg van heeft laten maken. Ook Rinse Wiebes en zijn vrouw hebben er nog vele jaren profijt van gehad. In hun tijd is de koepel gebouwd door hun dochter Suster, die veel gevoel voor natuurschoon had en gaarne in de tuin verbleef. In die koepel heeft ze vele gezellige koffie- en thee-uurtjes met haar vriendinnen gesleten. Over Suster, haar persoonlijkheid en haar Stichting in een volgend artikel.
(Wordt vervolgd) D. M v. d. W.

Toen „Welgelegen” er nog niet was. De Akkrumer Buorren, zoals die zich in de vorige en de eerste dertiger jaren van deze eeuw vertoonde: aan de ene kant, naast het kerkhofshek, de muur om de tuin van de Van der Vegts. In het midden het toegangshek; rechts de koepel. De stoep hiervan was vroeger een geliefkoosde plaats voor bikkelende meisjes.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

___________________________________________________________

Aflevering 3 16-01-1954 Friese Koerier 

VAN SAKE MEINTES TOT „WELGELEGEN”
Suster van der Vegt had vrij eenzaam bestaan, doch deed veel goed
Bij haar leven een stille na haar dood oude dames tot steun

SUSTER VAN DER VEGT, de dochter van Rinse Wiebes van der Vegt en Janke Annes Annes, in 1841 te Akkrum geboren, groeide daar in de deftige foarein van de grote Sake Meintes Vissers-plaats aan het Hoogend op tot een fors boerenkind en later tot rijpe vrouw.
Twee en tachtig jaren heeft ze in hetzelfde huis gewoond, eerst met haar ouders, later met een gezelschapsjuffrouw, die tevens huishoudster was. We hebben niet diep willen graven in de levenshistorie van deze naar het materiële rijk gezegende vrouw, die in haar lange leven stond als een betrekkelijk eenzame.
De Akkrumers kenden Suster van der Vegt als een statige, wat eenzelvige dame, die in eenvoud haar weg ging en vaak in stilte hielp op plaatsen, waar hulp nodig was. Oude Akkrumers weten nog van het viertal, dat lange jaren bij elkaar hoorde: Suster, Fenna, Neel en Lize.
Fenna Smit (in de wandeling „Finne” genoemd) was de huishoudster, die in het laatst graag voor meesteres opsloeg, Neeltje Spruyt hun trouwe dienstbode en Eliza de Jong, de buurman-tuinman en het factotum van de beide dames. Alleen de heer De Jong leeft nog en stapt nog kwiek als een jonge kerel, hoewel hij al naar de tachtig loopt.

Leven van ingetogen burgerlijkheid
Suster heeft in haar jeugd met Akkrumer kinderen gespeeld, tussen welke ze toen al een uitzonderlijke plaats innam. Want ieder in het dorp kende haar als plotseling rijk geworden meiske. Ze kreeg wel vriendinnen, maar in haar „jongfammetiid” heeft ze het leven slechts matig genoten tussen het andere jongvolk, omdat ze een ernstige, gelijkmatige natuur had en weinig neiging tot uitgelatenheid.
Haar bestaantje ging langs effen paden. Ze bleef bij haar ouders, die ze lang heeft mogen behouden. Moeder stierf in 1881 op 80-jarige leeftijd. Suster was al veertig. Toen kwam er een huishoudster-gezelschapsdame in de persoon van Fenna Bouwina Smit, een Groningse van afkomst, elf jaar jonger dan Suster.
Oude Rinse Wiebes scheidde in 1892 uit het leven, in de ouderdom van 85 jaren. Ze zijn op het Nesser kerkhof begraven.

 

 

 

 

Kleine samenleving
Sindsdien leefden de beide vrouwen samen, al vrij spoedig aangevuld door „Neel”, die lange jaren de dienende geest van het huis is geweest.
In 1901 kwam Eliza de Jong Jan Hidma als tuinman opvolgen. Alle vier hadden hun bepaalde plaats in een kleine samenleving, die begrensd werd door de oude foarein, het er naast gelegen tuinmanhuis, waar De Jong met zijn gezin woonde, en de grote tuin met koepel aan de overkant.
De koepel was de plaats, waar de drie vrouwen bijna dagelijks hun koffie- en thee-uurtjes sleten. Ook ontving Suster daar graag haar kennissen. Bepaalde vrouwen, veelal ook ongetrouwd, hadden omgang met Suster. Van hen noemen we de drie gezusters Hylkema, die indertijd hebben gewoond in het huis, nu in gebruik bij de heer Joh. Bakker.
En Lize de Jong verzorgde de sier- en groententuin. Hij deed dat met hartstochtelijke liefde voor zijn vak, een liefde, waar hij nu in hoge ouderdom nog geen afstand van kan doen. De Jong was trots op zijn fraaie tuin, die hij met zorg onderhield. Suster zocht daar bij voorkeur haar verpozing.
Over die tuin achter de muur lag – vooral in de vorige eeuw – een geheimzinnig waas.
De tún fan Suster Van der Vegt was een stukje natuurschoonheid, zoals men dat zelden in een dorp aantrof en vaak stond iemand voor het toegangshek om een blik te werpen op hetgeen hij vandaar kon zien.

Palmtakken
De tuin is sinds onheuglijke tijden de leverancier geweest van de palmtûken, die de Akkrumer jeugd nodig heeft voor haar Palmpaasjes, daar “Palmzondagen” geheten, ‘s Zaterdags-middags voor Palmpaas verdrong een grote schare kinderen zich voor het ijzeren hek. Door de spijlen heen kreeg ieder zijn deel uit handen van de tuinman.
Voor velen is het leven van Suster een gesloten boek gebleven. Wie haar leerden kennen, hebben haar hoog geacht om haar goede karaktereigenschappen, haar mildheid. Ze wist veel van mensen en toestanden in Akkrum, al nam ze aan het dorpsleven zelf geen deel.
Vooral met Sinterklaas gingen jaarlijks verscheidene pakjes naar gezinnen, waar haar geschenken een welkome aanvulling waren op het vaak schrale „levensmiddelenpakket” van die dagen.
Uitvoeringen in het dorp (de „komeedzjes“) hadden voor Suster weinig bekoring. Men zag er haar zelden of nooit.
‘s Zomers ging ze, als het heel mooi weer was, wel eens met een tentwagentje toeren, vergezeld van Fenna en Neel of een ander. Zo ging haar kalme leven voort. Ze werd hoogbejaard. Op 21 Januari 1924 stierf ze op 82-jarige leeftijd.

EEN KIJKJE IN DE FRAAIE TUIN VAN SUSTER VAN DER VEGT, VOOR DE AFBRAAK

Testament bepaalt: Bouw van Stichting
In 1918 had Suster van der Vegt haar testament gemaakt voor een notaris te Heerenveen: legaten aan de beide Akkrumer kerken, aan enkele familieleden en anderen, wekelijkse uitkeringen aan haar gedienstigen, legaten aan Akkrumer instellingen, aan het Fries Genootschap, samen voor enkele tienduizenden guldens.
Ze bedacht in haar testament allen, die in haar dienst hadden gestaan, zelfs de zoon van haar tuinman en de dochter van haar vorige tuinman Hidma, welke dochter indertijd gehuwd was met R. Dijkstra te Sneek. Ze heeft dus alle waardering gehad voor de toewijding en de trouw, waarmee haar dienstbaren en hun familie haar hadden omringd. Haar godsdienstig hart was ruim genoeg om zowel de Hervormde als de Doopsgezinde gemeente te gedenken en het Ned. Bijbelgenootschap en de Ver. tot evangelisatie in de classis Heerenveen beide een klein legaat toe te kennen. Voorts waren het de Wijkverpleging, het Groene Kruis en de Dierenbescherming, die blijkbaar haar sympathie hadden.
Het legaat aan het Fries Museum, de gouden en zilveren zwepen en ander waardevolle souvenirs, porselein en zilverwerk, was reeds drie jaar eerder als schenking gedaan.
Voor het overige kreeg Fenna Smit het vruchtgebruik van alle bezittingen, waarvan de enige en algehele erfgename is gemaakt een in het leven te roepen stichting „Welgelegen”.
„Met de bestemming om aan ongehuwde dames en weduwen zonder inwonende kinderen uit den fatsoenlijken burgerstand, de Protestantse godsdienst belijdende en wonende in de provincie Friesland of in die provincie geboren uit Friese ouders, wier inkomsten niet toereikend zijn om in hun onderhoud behoorlijk te voorzien, een zorgeloos en rustig leven zoveel doenlijk te verzekeren”. Een jaar na haar of Fenna Smit’s overlijden moest in de overtuin worden gebouwd „een net en solied gebouw, hetwelk zoo moet worden ingericht, dat daarvan aan tien personen elk als woongelegenheid kan worden verstrekt een zit- en slaapkamer, keuken en bergplaats met andere gemakken, en zolderruimte.” In het testament zijn aanwijzingen , gegeven op welke manier de bouw moest geschieden en hoe de tuin ongeveer diende te worden aangelegd. Ook is voorgeschreven, dat een bepaald minimaal kapitaal het eigendom van de Stichting moest zijn, vóór met de bouw mocht worden begonnen. Koepel en ringmuur behoorden te worden afgebroken.

Ook Fenna Smit stierf
Voorts bepaalde ze, dat het te stichten gebouw en omgeving het kenmerk moest dragen van eenvoud en degelijkheid. Alle overdadige weelde in de opbouw en inrichting wilde ze vermijden.
Een rentmeester diende het beheer te hebben over de stichting, die geregeerd zou worden door een college van regenten: Deze bestuurders mochten bij toerbuurt een bewoonster aanwijzen.
De tuinman werd bedacht met de bewoning van een nader door haar aangegeven gedeelte van haar huis.
Aan Neeltje Spruyt, (die een weekuitkering zou krijgen van f 10, toen een aardig pensioentje) moest een woning worden verstrekt, of in het gebouw der stichting of in een van Susters andere woningen.
De inkomsten van „het land van Wieling” onder Akkrum had Suster (als ze naar het oordeel der regenten gemist konden worden voor de stichting) bestemd voor een fonds, „om daaruit goede werken te steunen of de armen van Akkrum te bedélen”. Later is gebleken, dat deze inkomsten niet gemist konden worden. Suster heeft in de nog vrij rustige jaren vóór 1920 niet kunnen weten dat er na haar overlijden een ernstige wereldcrissis zou komen, een „totale” oorlog en een tijd van duurte, waarin onroerend bezit betrekkelijk weinig opbrengt.
Twee jaar later stierf Fenna Smit (72 jaar). Zij benoemde ook de Stichting „Welgelegen” tot enige erfgename, onder aftrek van enkele legaten (w.o. lijfsgoederen en sieraden). Toen konden de voogden van de Stichting eindelijk hun werk beginnen. (Wordt vervolgd). D. M. v. d. W.

 

___________________________________________________________

 VAN SAKE MEINTES TOT „WELGELEGEN”
Vrijdag 5 Maart 1954 FRIESE KOERIER 

“Welgelegen” werd een kwarteeuw geleden betrokken  
Mevrouw Dokter jubileert mee 

Na het overlijden in 1926 van de vruchtgebruikster van Suster van der Vegts eigendommen, mejuffrouw Fenna Bouwina Smit (zie het derde artikel in deze serie van 16 Jan. j.l.,) konden de in het testament genoemde regenten met hun taak beginnen: het stichten van een tehuis voor bejaarde dames. Dat was in de zomer van 1926. 

Het eerste college van Regenten bestond uit de heren: J. Bleker, burgemeester van Utingeradeel, voorzitter, J. E. de Jong, secretaris-rentmeester, notaris H. C. van Slooten, arts J. A. van der Sluis, allen te Akkrum, en notaris Nanne Ottema te Leeuwarden. 

BOUWPLANNEN
Zij hielden de voorbereidende vergaderingen en bespraken in hun zlttng van 23 Februari 1927 de bouwplannen. Besloten is om de architecten Baart, Gras en Heldoorn te Leeuwarden en S. F. Hoekstra te Akkrum uit te nodigen een ontwerp te maken.
Voor de niet gekozen ontwerpen zou f 500.- worden vergoed. De bouwkosten inclusief tuinaanleg mochten de f 60.000 niet te boven gaan. Gevraagd werd een gebouw van tien woningen met kamer, slaapkamer, keuken, bijkeuken, closet, zolderruimte, centrale verwarming, electrische installatie, gas en waterleiding. In de vergadering van 21 Scptember 1927 is overeengekomen het ontwerp-Hoekstra (de heer Baart had zich teruggetrokken) gewijzigd uit te voeren.
14 Jan. 1928 had de aanbesteding plaats van het heiwerk onder Akkrumer aannemers. S. Schoppen was met f 5.262 de laagste. Op 14 Maart volgde de aanbesteding van de bovenbouw. Van de 18 inschrijvers bleek de heer  H. Ahrends te Dronrijp de laagste te zijn met f 48.525. Hem is het werk gegund.
Onderwijl had de tuinarchitect Verdenius te Groningen een ontwerptuinaanleg gemaakt, die de goedkeuring kon wegdragen. 

Bewoonsters betrekken 4 Maart 1929 gebouw
Het schoot met de bouw en de tuin behoorlijk op. Het centrum van het dorp Akkrum kreeg een heel ander aanzien. Onderwijl konden gegadigden zich aanmelden. Niet minder dan zeventig dames vroegen plaatsing in de stichting. Uit hen werden in de regenten-vergadering van 9 Oct. 1928 aangewezen de dames-weduwen Dokter. Fager, Kok, Looijenga, Mink en Mulder en de ongehuwde dames J. de Boer, Aukje de Groot, Molanus en W. Zondervan.
 Op 4 Maart 1929, dat is nu precies 25 jaar geleden, zijn de woningen in gebruik bruik bruikgenomen. Zeer onofficieel
voorlopig. De officiële opening volgde pas op 21 September van dat jaar, inaanwezigheid van de regenten, architecten en bouwers, tuinman Eliza de Jong, Neeltje Spruyt, voor wie het een grote dag geweest moet zijn, en de tien bewoonsters.
Hoewel het In de bedoeling lag (een testamentaire bepaling ook nog enigszins) behalve de muur van de oude tuin ook de koepel weg te breken, is op verzoek van “Monumentenzorg” besloten dit aardige bouwwerkje te laten staan. Onder architectuur van de heer Kramer is het gerestaureerd en o.a. de vooringang verwijderd. De koepel doet het daar zo goed aan de ingang van de Stichting. Er schijnen plannen te bestaan om er vlak bij een transformatorhuisje van het P.E.B. te plaatsen. Het is zeer te hopen, dat aan deze plannen geen gevolg wordt gegeven.
Zo’n modern ding zou een storend element zijn naast dit poëtische complex.
Want architect en tuindeskundige hebben een schoon geheel gewrocht. Een sieraad voor Akkrum. 

Regenten
Voorzitter-regent zijn achtereenvolgens geweest de burgemeesters J. Bleeker-1929, mr E. N. W. Maas 1929-1934, jhr mr P. M. van Baerdt van Sminia 1934-1945 en J. L. Thalen 1946-heden.
Andere regenten: J. E. de Jong, secretaris-rentmeester- + 1943, notaris H. C. van Slootcn- + 1932, arts J. A. van der Sluis-193l; N. Ottema-1950, arts J. Leeuwenburgh 1931-+ 1936, notaris D. de Vries 1932 (1943-1949 secretaris-rentmeester)-heden, E. W. de Jong 1936-heden, jhr J. M. van Beijma thoe Kingma te Rauwerd 1943-heden, G. Epema 1950-heden.
De heer Nanne Ottema heeft dus het langst zitting gehad als regent. Hij heeft om leeftijdsredenen moeten bedanken. In al die jaren is de heer Ottema in het college een zeer belangrijke figuur geweest en zijn aftreden is indertijd zeer betreurd.
Ook mag met ere worden genoemd het werk van de oude heer J. E. de Jong. (bij haar leven een vertrouwde van Suster van der Vegt) die tot zijn overlijden in 1943 op 80-jarige leeftijd secretaris-rentmeester is geweest.
Momenteel bestaat het college dus Uit de heren J. L. Thalen, voorzitter; D. de Vries, E. W. de Jong, Jhr J. M. A. van Beijma thoe Kingma en G. Epema. Het wordt bjjgestaan door de administrateur de heer G. van Veen, die is benoemd, nadat in 1949 de heer De Vries had bedankt voor de functie van secretaris-rentmeester. 

Beheer
Het beheer van de stichting is niet altijd even gemakkelijk geweest. Al spoedig na de totstandkoming van .,Welgelegen” kwamen de crisisjaren, die ook van invloed waren op de inkomsten. De renten waren niet hoog en evenmin de pachten van de boerderijen, die de stichting in eigendom heeft te Akkrum en Nijland. De maandelijkse toelagen aan de bewoonsters moesten reeds In Jan. 1932 worden verlaagd en een jaar later weer.
De penibele toestand van de geldmiddelen was ook aanleiding om de oude dienstbode Suster van der Vegt, Neeltje Spruyt, in 1934 te verzoeken uit de woning van Suster naar de stichting te verhuizen. Het oudje pruttelde wel wat tegen, omdat ze zo lange, lange jaren de meubeltjes en alles wat in huiS was, zo kering had onderhouden. Het verbouwde regentenhuis werd toen deels door tuinman De Jong betrokken en het oude tuinmanshuis met koetshuis konden worden verhuurd. Dat was in 1935. Zo werd het wat ruimer.
Toen Neeltje in 1938 stierf, bleek, dat ze aan de stichting f 2.000 had gelegateerd.
In hetzelfde jaar is mede in beheer genomen een klein kapitaaltje van de Annette van Boelensstichting.
In de oorlogsjaren ging het met de financiën wet beter, maar daarna viel het weer moeilijk de touwtjes aan elkaar te knopen. Ook al omdat na de oorlog aan woningen en boerderijen veel hersteld moest worden. Het gemeentebestuur vorderde enkele woningen, die sedert worden verhuurd.
Met waardering is indertijd kennis genomen van een bericht behelzende de legatering van f 1.000 door mej. Lancée, een van de bewoonsters, die in Oct. 1951 is overleden. 

Bewoonsters
Hier volgt een lijst van de bewoonsters in de afgelopen 25 jaar:
Mej. J. de Boer, mevr. M. Dokter-Terpstra, mevr. C. R. Faber-Wink, mej. A.P. de Groot, mevr. M. A. Kok-Dijkstra, mevr. F. U. Looyenga-Westerterp, mevr. J. Mink-De Jong, mej. M. Molanus, mevr. P. Mulder-Bakker, mej. W. Zondervan (eerste tien), Neeltje Spruyt, mevr. M. de Jong- Sybrandy, mevr. C. H. G. Beekhuis-van der Meulen, mej. T. A. Wijmenga, mej. S. Lancée, mej. Y. Schilstra, mej. R. Smit.
Behalve de dames Dokter en Mulder zijn allen overleden. Mevr. Dokter is nog bewoonster en mevr. Mulder wordt bIj kinderen verpleegd.
Huidige bewoonsters zijn: mevr. T. van der Bosch-Hainje, mevr. Dokter, mej. T. Dijkstra, mevr. D. Hokwerda-Douma, mej. H. de Jong, mej. J. Nijdam, mej. Y. de Roos, mevr. M. Rijpkema-Geertsma, mevr. A. Vlaskamp-de Groot en mej. J. de Vos.
Er is dus één van de bewoonster, die mee jubileert. Dat is mevr. Dokter-Terpstra weduwe van de vroeger in Akkrum en omgeving bekende “Dokter-smid”. Zij is al negentig jaar, maar nog flink in alles. Ze kan zich nog behoorlijk bewegen en is goed bij. Ze tekent helemaal nog niet als een “ald wyfke”, heeft voor vele dingen belangstelling en kijkt nog pienter door haar brillenglazen.    
Het ligt in het voornemen om het zilveren jubileum van “Welgelegen” in Augustus aanstaande te vieren met een algemeen dorpsfeest. 

 

 

 

 

 

 

 

 

___________________________________________________________

Terug naar Sake Meintes Visser