___________________________________________________________ |
Aan de oprichting van de Landelijke Verenigingen ging het nodige vooraf, getuige de volgende publicatie:
24-03-1925 Algemeen Handelsblad | In Duitschland bestaat n.l. het instituut der “Landliche Reitvereine”, dat zich in een enormen bloei verheugt .
Wanneer de belangstelling van eenige fokkers en landbouwers in verschillende deelen van ons land voor dit plan kan opgewekt worden en deze personen in hun omgeving de jonge mannen om zich weten te verzamelen om wekelijks met een geschikt paard bij elkaar te komen tot het ontvangen van rijlessen, dan kan wellicht veel bereikt worden. Een centraal lichaam moet daarbij de leiding hebben en personen en vereenigingen moeten zich daarbij aansluiten. “Onderlinge” concoursen voor, het schoonste rijpaard, caroussel rijden, dressuur enz. en ook wedstrijden als terrein- en afstandsritten, zullen de deelnemers er toe aansporen zich zoo goed mogelijk voor te bereiden. Een centraal concours voor de prijswinnende vereenigingen en personen kan dan uitmaken wie de besten in den lande zijn.
Het werken in deze richting moet van grooten invloed zijn op onze paardenfokkerij, want blijkt dat zich goede rijpaarden met veel bloed en uithoudingsvermogen bevinden in handen van fokkers en landbouwers, dan krijgen we naast een flinke reserve bij eventueele mobilisatie tevens de mogelijkheid dat officier
___________________________________________________________ |
Donderdag 30-09-1926 Algemeen Handelsblad
BOND VAN LANDELIJKE RIJVEREENIGINGEN.
Gisteren is te Utrecht een vergadering gehouden tot nadere constitueering van een bond van landelijke rijvereenigingen in Nederland.
Deze werd geleid door den voorzitter van de voorloopige commissie, mr. A. Slob uit Hoofddorp, met een lange propagandarede.
Spr. vond het merkwaardig, dat in Groningen, Friesland, Gelderland, Overijsel, Noord-Holland en Zuid-Holland nog slechts enkele rijvereenigingen bestaan, terwijl in groote provincies als Utrecht, Zeeland en Limburg — voor zoover bekend — geen enkele wordt aangetroffen, terwijl ook daar toch talrijke families wonen die als groote paardenvrienden en paardenkenners bekend staan.
Er zijn menschen, zegt spr., die meenen dat het gebruik van paarden in de naaste toekomst geheel zal verdwijnen.
Het leek hem echter heel goed mogelijk, dat de tijd zal komen, dat onder de rijkere families de equipages weer in eere zouden komen, omdat dit een genot en een weelde is, welke de gewone burger zich op den duur niet kan veroorloven en in allerlei bedrijven paardentrekkracht toch nog voordeeliger zal blijken te zijn dan motorische kracht.
De heer Slob durfde voorspellen, dat de paarden op verreweg de meeste Nederlandsche boerderijen zullen blijven, zoowel op die waarop de akkerbouw domineert als waar zuivelbedrijf en veefokkerij de hoofdbron van bestaan oplevert.
De akkerbouwers kunnen de paarden toch nooit heelemaal missen en de onkosten van aankoop en onderhoud van krachtwerktuigen zijn niet onbelangrijk, zoodat het gebruik daarvan al spoedig minder economisch is dan paardentraktie.
En vele weideboeren mogen probeeren om kaas en varkens af te leveren per vrachtauto’s; het maaien van het gras en bewerken en binnenrijden, van liet hooi en allerlei ander landwerk zullen zij niet door een machine met motorische kracht kunnen doen verrichten, omdat de ligging van de hooilanden en de gesteldheid van den grond daarvoor niet geschikt zijn.
Wat de ruitersport betreft, merkte spr. op, dat zij samenwerking en discipline leert, omdat de oefeningen op bevel geschieden; zij leert behendigheid, voorzichtigheid, geduld en tegenwoordigheid van geest; zij went aan orde en tucht, geeft een gezonde lichaamsbeweging in de open lucht; helpt karakter vormen; versterkt het weerstandsvermogen; schept de kracht om gevaren te overwinnen en hindernissen te overkomen; kweekt durf en moed en werkt mee aan de ontwikkeling van al onze vermogens.
Wanneer het mede door het stichten van dezen bond gelukken mag in de eerstkomende jaren de liefde voor en de kennis van het paard in Nederland zóó te bevorderen, dat het aantal rijvereenigingen in ons land de tweehonderd nabij zal zijn gekomen, aldus spr., dan zal dit ook onze nationale fokkerij ten goede komen en het ideaal: de Nederlander op een Nederlandsch paard, is dan dichter genaderd.
Velen zullen er versteld van staan, wat nu reeds onder deskundige leiding en na voldoende training onze inlandsche paarden kunnen presteeren; er zal niet alleen en niet hoofdzakelijk worden gelet op uitwendigen vorm en type, op massa en gangen, maar evenzeer op innerlijke deugden, snelheid en kracht, humeur en taaiheid.
Na de openingsrede van den voorzitter werden de concept statuten en het ontworpen huishoudelijke reglement in bespreking gebracht en na enkele meest onbelangrijke wijzigingen vastgesteld.
Als doel van den bond werd omschreven de liefde voor en de kennis van het paard in Nederland te bevorderen, de paardensport in het bijzonder ten plattelande aan te moedigen en te steunen en daardoor het gebruik van het paard in het bedrijf te bevorderen, echter rekening houdende met plaatselijke en gewestelijke bestaande toestanden.
Onder landelijke rijvereeniging wordt verstaan die rijvereeniging waarvan de werkende leden en hunne paarden als regel in het landbouwbedrijf werkzaam zijn.
Na afloop van deze huishoudelijke bespreking werd tot voorzitter van het definitieve bestuur gekozen de heer mr. A. Slob en als leden de heeren: J. G. Adding uit Bellingwolde; jhr. Coehoorn van Sminia uit Brummen; L. A. Bom uit Zevenbergen; R. van den Hoek uit Barendrecht en H. Keppel Hesselink uit Ede, terwijl nog een plaats in een latere vergadering zal worden bezet door iemand uit Noord-Brabant.
Vertegenwoordigd waren 15 landelijke rijvereenigingen resp. uit de provincies Groningen, Gelderland, Drente, Brabant, Noord-Holland en Zuid-Holland.
___________________________________________________________ |
20-01-1927 De Telegraaf, donderdag
PAARDENSPORT. Leidraad voor de landelijke rijvereenigingen.
“De Hollander op een Hollandsch paard“, ziedaar de variatie op Gustav Rau’s lijfspreuk, welke de heer W. Slob, luit. der huzaren b.d., zich tot zijn leuze heeft gemaakt.
Met dien Hollander bedoelt hij intusschen den Hollandschen boer. Immers het doel van den leidraad, welke hij voor de landelijke rijvereenigingen schreef, is aanmoediging van de rijsport bij de Hollandsche boerenzoons en -dochters, verbetering van de wijze, waarop deze door hen wordt beoefend, meerdere hippische kennis, training van ruiter en paard, liefde voor het dier en last but not least opwekking en instandhouding bij den ruiter van gevoelens voor discipline en saamhoorigheid ook ….. op den beganen grond.
De vader van den auteur, mr. A. Slob, burgemeester van Haarlemmermeer, een centrum van Nederlands landbouw, schreef een opwekkend voorwoord. En daaruit ademt reeds de geest van het vervolg: practasche wenken en theoretische lessen, geschikt gemaakt voor degenen, die ze moeten ontvangen; dus eenvoudige, duidelijke en logische praat.
Elk hoofdstuk is daarbij voorzien van een passend kopje en enkele illustraties verduidelijken den tekst. Ook geeft deze jeugdige huzarenluitenant b.d. nog een hartig wenkje aan de Instructeurs waar hij zegt: “Ongetwijfeld zullen vele onderwijzers actieve of oud-beroepsmilitairen zijn, en daarom moet ik er hen voor waarschuwen vooral niet te “militair” op te treden.
Neemt veel goeds over van den dienst, zooals commando’s, wijze van onderricht en africhting-, netheid enz., doch denkt er om, dat er gehoorzaamd moet worden, omdat de wil er is om te gehoorzamen, en niet door ”bulderen” of “straffe maatregelen”.
Aan het slot van de brochure volgen eenige bijlagen, welke van speciaal belang zijn voor de rijvereenigingen zelve.
Rest nog te zeggen, dat de uitgave goed verzorgd is door de firma Ten Hage te ’s Hage. die ook ,,De Paardenwereld” drukt, waarin reeds diverse opstellen van den heer Slob over dit onderwerp waren verschenen.
___________________________________________________________ |
14-03-1927 De Tijd
Nederlandsche Federatie van Landelijke Rijvereenigingen.
Het bestuur van genoemde federatie heeft onder leiding van zijn voorzitter mr. Slob uit Hoofddorp, in Utrecht vergaderd en besloten om met het oog op haar jong bestaan dit jaar nog niet één nationale wedstrijd uit te schrijven, maar – zoo mogelijk te verkrijgen dat onder haar leiding op drie verschillende plaatsen in ons land plaatselijke wedstrijden worden gehouden van leden der landelijke rijvereenigingen bij de federatie aangesloten, volgens een nader op te maken programma. Deze zullen bestaan in het rijden van eenige figuren met achttallen, een wedstrijd in het opzadelen en een klein springconcours.
De bedoeling is met enkele concoursuitschrijvende vereenigingen een regeling te treffen, waarbij zij een apart nummer in hun programma zullen bestemmen voor deze wedstrijden en daarbij eenige geldprijzen en medailles beschikbaar stellen.
De prijswinners zullen dan moeten worden aangewezen door een in overleg met het federatiebestuur gekozen jury; indien noodig zullen de kosten van transport van paarden en ruiters, stalling van paarden en logies der ruiters voor ’t grootste gedeelte door de federatie worden gedragen.
De secretaris, de heer H. Keppel Kesselink te Ede, zal aan de leden toezenden een exemplaar van het voorschrift voor het onderricht in het paardrijden van de ruiterschool te Amersfoort, met verzoek dit voorloopig bij hun geregelde oefeningen als leidraad te gebruiken. Ook werd besloten te trachten gebruikte, maar nog in goeden staat verkeerende militaire zadels en rijbroeken op goedkoope wijze door collectieven aankoop voor de leden beschikbaar te stellen, terwijl tevens bij den Minister van Financiën een persoonlijke audiëntie zal worden aangevraagd, tot bespreking van gerezen moeilijkheden.
___________________________________________________________ |
11-06-1927 Algemeen Handelsblad
LANDELIJKE RUITERSPORT.
De wedstrijdeischan voor 1927 en 1928 vastgesteld.
Op de laatstgehouden bestuursvergadering van de „Nederlandsche Federatie van landelijke rijvereenigingen” werd o.m. vastgesteld het volledige programma der te houden wedstrijden. Deze wedstrijden houden geheel, rekening met de nog veelal geringe geoefendheid der landelijke ruiters, doch laten tevens vrijheid om, in overleg met het bestuur der Federatie, de eischen hooger te stellen.
Zeer doelmatig schijnt ons toe de z.g. „veelzijdigheidswedstrijd-in-afdeelingsverband” waarbij de ruiters zullen moeten toonen zoowel in het dresseerend rijden, als ook in het springen en opzadelen bedreven te zijn. Hierdoor wordt éénzijdige opleiding der ruiters grootendeels reeds vermeden.
Ook de beoordeeling dezer wedstrijden zal in vele opzichten afwijken van tot nog toe bestaande en gevolgde systemen. Vooral treedt dit duidelijk naar voren bij de waardeering der prestaties in de springconcoursen. Hierbij zullen nl. ook in sterke mate de zit en de houding van den ruiter vóór-, tijdens- en na den sprong op de plaatsing van invloed zijn.
Deze jeugdige Federatie geeft wel blijk de zaak der landelijke ruitersport in goede banen te willen leiden en we twijfelen, gezien de reeds steeds stijgende successen, er niet aan, dat goede resultaten, die zij zich voorstelt te verkrijgen, ook niet zullen uitblijven.
Wedstrijden in Juni en Juli.
15 Juni. Concours te Wageningen.
24 Juni. Concours te Dordrecht.
25 Juni. Derby Springconcours te Hamburg.
26 Juni. Concours te Nijmegen.
26 Juni. Concours te Bellingwolde.
30 Juni. Concours te Winschoten, tevens internationale paardenfokdag.
13 Juli. Concours te Apeldoorn.
15, 16 en 17 Juli. Hilversum internationaal.
17 Juli. Concours te Zuidlaren.
20-21 Juli. Concours te Hoofddorp.
23-24 Juli. Concours te Den Haag.
27 Juli. Concours (intern.) te Meppel.
___________________________________________________________ |
02-08-1927 De Maasbode, dinsdag
LAND- EN ZEEMACHT. MILITAIRE TIJDSCHRIFTEN.
De res.-luitenant Slob bestrijdt de opvatting van sommigen, dat de landelijke rijvereenigingen een gevaar voor de cavalerie zouden zijn.
Hoewel de landelijke ruitersport – aldus schr. – langzaam maar zeker de aandacht is gaan trekken van geheel paardenlievend Nederland, betreurt hij het, dat de grootste autoriteit op rijkunstig gebied voor Nederland, de majoor v. Reede, in zijn desbetreffend artikel in de Mei aflevering van dit tijdschrift niet in alle opzichten blijkt geeft van een enthousiaste en algeheele instemming betreffende het nut, dat de landelijke ruiterorganisaties eventueel voor het leger zouden kunnen afwerpen. Deze schreef toch: “voor de cavalerie acht ik derhalve de rijvereenigingen van geen waarde en in sommige opzichten een gevaar…”
De grootste aanval van majoor v. R. is die, waar hij het paardenmateriaal qualificeert als zijnde “een andere reden”, waarom schr. geen waarde hecht aan dit instituut voor de cavalerie.
De heer S. doet hierbij opmerken, dat hij nooit bepleit heeft het gebruiken van Oldenburgers bij de cavalerie, doch wel, en daarover ging juist de geheele zaak, voor de reserve-cavalerie. En we staan nu eenmaal voor het feit, dat we uit eigen land onze reserve-cavalerie-formatiën van paarden moeten voorzien.
Schr. had dan ook vermoed, dat de militaire overheid en zeer zeker de commandant van de rijschool met buitengewone belangstelling de voortdurende publiciteit van de verrichtingen zou volgen, als zijnde van het grootste belang voor hen, om bij een eventueele mobilisatie op de hoogte te zijn van de eischen, die men aan de paarden der reserve escadrons zou kunnen stellen. Dat majoor v. R. in 1914 bij zijne batterij weinig optimistische ervaringen heeft opgedaan omtrent de gevorderde paarden, acht schr. een reden te meer om ze te trainen vóór het tijdstip van vordering. Evenmin als ‘de “débacles” met de Ieren, en die zijn er ook, als bewijs mogen worden aangevoerd voor de ondeugdelijkheid van dat paard, mag dit bij de Oldenburgers plaats vinden, de meeste mislukkingen op paardengebied zijn nu eenmaal meer aan de menschen te wijten dan aan de dieren. Schr. betreurt het, dat de “mode” de paardenwereld een flink woordje meespreekt tot het uitspreken van een minder gunstig oordeel, over inlanders. Zoo kwam het meermalen in Duitschland voor, dat rasechte Hannoveranen, heen en terug naar “John Bull” werden gevaren, om het praedicaat “English” te verkrijgen.
___________________________________________________________ |
Terug naar Winnetou