___________________________________________________________
Auteur: Jansen, Ab. A., Uitgever: Hollandia b.v. Baarn, 1980
De B-I7 “Mary Ellen 111”
Een B-I7 van de 385ste Bomb Group kwam neer bij Zuurdijk / Warfhuizen. Naar later bekend is geworden werd het toestel al voor het bereiken van het doelgebied door flakvuur in de bakboordbinnenmotor getroffen, waardoor het achter raakte. Evenals F/O Geralds toestel werd dit Fort, de B-17F 42-30816 met de naam “Mary Ellen III” van het 551ste Squadron aangevallen door een tweetal Duitse jagers, die in de kreupele bommenwerper blijkbaar een gemakkelijke prooi zagen.
Nadat de machine nog meer schade had opgelopen, werd hij tenslotte boven Noordoost-Groningen door de bemanning verlaten. Daarop stortte het vliegtuig neer en explodeerde op het land tegenover de boerderij van de heer Warendorp Torrenga.
“We zaten juist aan tafel”, vertelt de heer Warendorp Torrenga, wonende aan de Zuurdijksterweg 4, even voor het dorp Zuurdijk, “ongeveer tussen twaalf en half een, toen we opeens een vreemd geluid hoorden.
We zagen een vliegtuig in de lucht cirkelen, dat blijkbaar was aangeschoten; ook waren er witte stippen te zien. Eerst dachten we dat het ballonnen waren, maar het bleken parachutes te zijn. Het leek alsof het vliegtuig in Leens zou neerstorten, maar toen het onze richting uitkwam, vluchtten we snel naar de gang, waar we tussen twee muren wat meer beschut zouden zijn. Toen hoorden we een daverende klap en opeens zagen we hoe het donker werd door de rookwolken die opstegen van het vliegtuig, dat vlak voor de boerderij was neergestort. Alles brandde hier; de schuur had op één plaats ook vlam gevat. Dat kwam door de fosforbommen die het vliegtuig nog aan boord had.
Het toestel was helemaal uit elkaar gespat.
Overal lagen de brokstukken, het hele land lag vol. Een groot wiel lag bij de boerderij daarginds.
Een Duitse jager draaide nog even laag, als in triomf, over het wrak.
Het duurde niet lang of er kwam politie in een motor met zijspan met een mitrailleur erop; ze joegen de mensen weg die zich hier al in groten getale hadden verzameld. In het staartstuk zat de schutter nog; blijkens een door de Duitsers gevonden boekje moet het de 18-jarige Harold Morris uit New York zijn geweest, wiens derde vlucht dit was.
Hij was het enige lid van de bemanning dat nog in het toestel zat toen het neerstortte.
In Oldehove zijn enkele van de uitgesprongen bemanningsleden met hun parachutes gedaald. Toen de Duitsers bij hen kwamen, zaten ze (zo werd er verteld) nonchalant tegen een boom een sigaret te roken en trokken zich niet veel aan van de soldaten die met hun geweren in de aanslag op hen afkwamen. De Duitsers schijnen ook nog twee bemanningsleden opgepakt te hebben die in Oldehove liepen.”
In Sauwerd wist iemand te vertellen dat er eerst twee mannen uit dit vliegtuig sprongen en daarna nog eens vier, die bij Warfhuizen moeten zijn neergekomen.
Als herinnering aan dit gebeuren bewaart de heer Warendorp Torrenga nog een gedeelte van een pantservest: een olijfgroen pand waarin, tussen de voering, stalen plaatjes van ca. 4,5 cm bij 5,5 cm zijn verwerkt. Dergelijke plaatjes zijn op het land tegenover de boerderij nog altijd te vinden.
Wreed lot
Voor wat betreft het aantal dodelijke slachtoffers van deze crash, zou het inderdaad bij deze ene man, de boordschutter S/Sgt. Morris, zijn gebleven, ware het niet dat het soms zo wrede lot een van de andere bemanningsleden een fatale poets bakte.
Deze man kwam aan zijn parachute in het Reitdiep terecht, even ten noorden van Oldehove (juist tegenover de boerderij van de heer T. Wieringa, thans van Gaaikema). Naar verluidt kreeg hij daarbij het parachutescherm over zich heen; bovendien raakte de man verstrikt in de parachutekoorden, wist zich niet te bevrijden en verdronk jammerlijk.
Hoewel enkele omwonenden, onder wie de heren Wieringa en Krijthe, er onmiddellijk in een bootje heenroeiden, de ongelukkige binnenboord trokken en kunstmatige ademhaling toepasten, gelukte het hun niet de levensgeesten weer op te wekken. Op een ladder werd de dode naar de schuur van de boerderij gebracht.
Het was de 32-jarige rugkoepelschutter, S/Sgt. Alva Mac Woodall, afkomstig uit Tampa, Florida, die hier op zo’n ongelukkige wijze aan zijn eind was gekomen. Hij werd in Oldehove begraven. Zijn stoffelijk overschot werd op 29 oktober 1945 overgebracht naar de American War Cemetry Margraten. Grafnummer: Plot A, Row 8, Grave 27.
.
Het tijdelijke graf werd destijds verzorgd door mevr. Siegers-Pik.
Tekst op het kruis van het tijdelijke graf:
Died for his country
ALVA M WOODALL
32 JAREN
Perikelen met een piloot (I)
De anderen landden veilig en werden vrijwel meteen door de Duitsers gevangen genomen – met uitzondering van één. Deze, de tweede piloot van de Boeing, de 21-jarige Lt. John Richard Ward, wist zich gedurende de rest van de dag schuil te houden. Toen de duisternis was ingevallen, klopte hij aan de deur van de heer Cornelis Brinkhuizen, sluiswachter van het pompstation ‘Electra‘ bij Oldehove. Hij werd gastvrij opgenomen en bracht de nacht bij de heer Brinkhuizen en zijn vrouw door. De volgende dag werd hij aan de autoriteiten van de gemeente Oldehove overgedragen om vervolgens eveneens te worden gevangengenomen.
Teneinde uit te vinden hoe een en ander destijds in zijn werk was gegaan, reed ik op een dag naar ‘Electra’ waar ik in de heer Brinkhuizen een bereidwillige prater vond. Het zou ons hier te ver voeren de hele geschiedenis weer te geven zoals hij mij deze vertelde. In ieder geval heeft het in eerste instantie in zijn bedoeling gelegen de jonge Amerikaan te verbergen, maar toen hij de volgende dag ontdekte dat hij niet de enige was die van de aanwezigheid van de vlieger afwist, durfde hij niet het het risico te nemen hem nog langer, bij zich te houden en was hij genoodzaakt de man aan te geven. “Het ging me aan het hart – het was zo’n nette vent.’ Wel moest Brinkhuizen naderhand nog rekening en verantwoording afleggen van het feit dat hij de Amerikaan een nacht had verborgen.

Hij werd naar het beruchte Scholtenshuis gebracht, aan de Grote Markt in de stad Groningen, waar toen het hoofdkwartier van de S.D. (Sicherheitsdienst) was gevestigd. Dit pand was in 1878 of 1879 gebouwd in opdracht van de industrieel W.A. Scholten, wiens nazaten er tot 3 juli 1940 woonden. In de oorlog was er het hoofdkwartier van de S.D. (Sicherheitsdienst) in gevestigd. Veel arrestanten zagen het gebouw van binnen; menigeen werd er gemarteld. Bij de bevrijding van de stad Groningen werd het pand verwoest.
Hier snauwde een SD’er hem toe: “Herr Brinkhuizen, dit kost u uw hoofd.” Dat hij het pand nadien toch weer levend en gezond heeft kunnen verlaten, heeft hij te danken aan zijn voorwendsel dat de telefoonverbinding die nacht was verbroken, waardoor hij onmogelijk contact met de buitenwereld had kunnen opnemen – én aan de marechaussee Harm Sibma (een NSB’er) die zijn smoesje gelukkig bevestigde. Harm Sipma heeft ook het overlijden van Alva Mac Woodall aangegeven bij de burgerlijke stand te Oldehove.
Flak en jagers
Ofschoon de bemanning niet kon bogen op een grote ervaring, was ze ook niet geheel en al groen meer. Alle mannen hadden, voordat ze voor het eerst als een beproefde operationele bemanning het luchtruim hadden gekozen, al een missie of vijf met ervaren bemanningen gevlogen, waaronder enkele die zeer zwaar waren verlopen, namelijk die van 8, 9 en 10 oktober; op de 14de van die maand waren ze zelfs mee naar Schweinfurt geweest. Ook hadden ze de missie op 26 november naar Bremen meegemaakt.
Het vliegtuig waarin ze tot dusver steeds hadden gevlogen en waarvan ze meenden dat het niet stuk kon, had enkele dagen tevoren vrij ernstige schade opgelopen. Aangezien deze raid op Emden een maximale Inspanning vergde, betekende dit niet dat ze van deelname waren vrij gesteld, maar kregen ze het bevel met een ander toestel te vliegen. Zodoende trokken ze er op die 11de december 1943 niet in hun eigen vertrouwde machine op uit, maar in een hun vreemd vliegtuig, de “Mary Ellen III”, met het serienummer 42-30816.
Zoals vermeld werd het toestel door flakvuur getroffen; dit gebeurde boven de Oostfriese eilanden; de bakboordbinnenmotor werd uit geschakeld. Daar het oliesysteem schade had opgelopen, slaagde Lt Poore er niet in de propeller ervan in de vaanstand te zetten Nu ze het zonder de stuwkracht van een van de motoren moesten stellen, raakten ze geleidelijk achter, totdat ze op een gegeven moment alle contact met de formatie hadden verloren. Het was een situatie waarmee menig Fortress-piloot zich op die dag zag geconfronteerd. Tot overmaat van ramp vloog de beschadigde motor in brand. Lt Poore en zijn mannen beseften dat ze als “straggler” (= achterblijver) veel geluk nodig hadden – maar op deze dag liet het fortuin hen radicaal in de steek.
In aanmerking genomen dat de situatie in het luchtruim boven de drie noordelijke provincies het best kon worden vergeleken met die rondom een bijenkorf waarvan de populatie plotseling is opgeschrikt, kon het ook haast niet anders of het moest mislopen; de Luftwaffe was in de lucht en had een groot aantal toestellen met agressieve jachtvliegers ingezet.
Even na het “bombs away” werden ze opgemerkt door twee Duitse jagers, de één een FW 190 (Focke Wulf 190), de ander een Me 109 (Messerschmitt Bf 109) , die hun aanvallen inzetten vanuit de posities twee uur hoog tot vijf uur horizontaal. Terwijl de Amerikaanse schutters hun uiterste best deden de aanvallers af te weren, hadden de mannen in de cockpit er de handen vol aan het zware vliegtuig op koers en op hoogte te houden. Maar al hun pogingen haalden niets uit; het vuur in de bakboordmotor breidde zich uit tot de gehele vleugel en sprong zelfs over op de romp. Het was duidelijk dat ze het ditmaal niet zouden redden.
Even nadat het vliegtuig door de flak (= Flugabwehrkanone) was getroffen, had S/Sgt. Charles L. Morris, de buikkoepelschutter, zijn precaire positie verlaten, vermoedelijk omdat er iets niet in orde was; nu werd hij door een of meer salvo’s van de jagers getroffen.
Nog aldoor verloor het vliegtuig hoogte, steeds groter werden de vernielingen onder de salvo’s van de achtervolgende jagers; tenslotte beval Lt. Poore de leden van zijn bemanning zich gereed te maken het toestel te verlaten. Even later was het zover.
De mannen sprongen op een hoogte tussen 18.000 en 14.000 voet (6000 en 4500 m). Evenmin als de meeste vliegers hadden ze ooit van een parachute gebruik hoeven maken en het was voor ieder van hen een enorme opluchting toen het scherm zich ontplooide en de grote koepel van zijde boven hun hoofden opbloesemde.
Van Lt. Nicholls, de bommenrichter, weten we dat hij, toen hij eenmaal aan zijn valscherm hangend naar boven keek, de lange benen van de navigator zag.
“Naderhand bleek dat we toch nog mijlen ver van elkaar neerkwamen. Ik had enorm veel geluk door in een pas geploegde akker te belanden, waardoor ik nogal zachtjes neerkwam. Kort nadat ik mijn parachute en draagstel had afgedaan, ontmoette ik een burger die zei: “Waar wilt Zoals deze foto aantoont, bleef er niet veel over van de B-I7F 42-30816 van het u heen?” Ik antwoordde: “Terug naar Engeland!” Hij haalde de schouders op en het was me duidelijk dat zoiets onmogelijk was. Ik excuseerde me en begon een weg af te sjokken in de hoop hulp te vinden.
Terwijl ik daar zo liep, kwam ik een man op een fiets tegen, die ook vroeg: “Waar wilt u naar toe?” En weer antwoordde ik: “Terug naar Engeland!” Zijn commentaar was: “Nee, dat kan niet!” Daarop liep ik het veld in en kwam voor een gracht te staan. Ik had juist besloten naar de andere kant te zwemmen, toen ik opkeek en een politieman met een pistool zag staan. Deze man vuurde twee schoten af, misschien niet rechtstreeks op mij, maar het was voldoende om me duidelijk te maken dat ik gevangen was genomen.”
William Nicolls werd meegenomen naar het huis van deze politieman, waar hij een sigaret kreeg. Daarna werd hij overgebracht naar het gemeentehuis, samen met navigator, 2/Lt. Lynn C. Stuckenbruck, die kort tevoren eveneens gevangen was genomen. Hier kregen de mannen een kop (surrogaat-)thee. Daarna begon de reis: van Oldehove ging het naar Groningen, vervolgens naar Amsterdam, daarna naar Frankfurt voor de gebruikelijke ondervraging en tenslotte naar het krijgsgevangenenkamp Barth aan de Oostzee. Hier bleef hij als ‘Kriegsgefangene Nr. 1860’ tot het einde van de oorlog.
Er waren twee doden te betreuren:
S/Sgt. Charles L. Morris, de buikkoepelschutter die in de lucht werd getroffen,
en T/Sgt. Alva M. Woodall, de rugkoepelschutter die in het Reitdiep verdronk.
___________________________________________________________ |