1849 Reisverslag emigrant Evert Ipes Borgman

in bewerking

___________________________________________________________

Route:
06-05-1849: Oud-Bokum – Zoutkamp – Oostahorn – Anjum – Oostahorn – Ballastplaat voor anker
07-05-1849: Ballastplaat – Groot-Zeewijk voor anker
08-05-1849: Evert en vrouw van boord; de anderen blijven aan boord
09-05-1849 Huwelijk Worp van Peyma en Ytje van der Meer te Ternaard
09-05-1948: Evert en vrouw Groot-Zeewijk – Delfzijl
09-05-1849 (moet zijn 10-05-1849): Delfzijl – Emden – Leer
11-05-1849: Leer – Oldenburg – Bremen
12-05-1849: Bremen – Bremerhaven
13-05-1849: Bremerhaven
14-05-1849: Bremerhaven – stoomschip “Hermann” Kapitein Craptree
15/16-05-1849: Bremerhaven – Southampton
17/18/19-05-1849: Southampton
20-05-1849: Southampton – New-York
00-06-1849: New-York
___________________________________________________________

Den 6 Mei 1849 zijn wij van Oud-Bokum getransporteerd met kisten pakgoederen en de volgende menschen.
Mijn zuster en haar man met 5 kinderen, neef W. Beukma, Nienke, onze meid Jantje de Boer, en Reino en ik, en werden vergezeld door (onze broeder) C. Borgman tot aan boord van het Amerikaans stoomschip Herman bestemd van Bremerhaven naar Neyork. 

Zuster en man: Idijana Borgman x Hendericus van Houten
Neef W. Beukma: Willem Klaas’ Beukma
, zoon van Klaas Jans Beukma |blijkbaar was Willem na zijn emigratie in 1835 over uit Noord Amerika?
Nienke: zuster Nieske (Worps) van Peyma | blijkbaar is Nieske na het overlijden van haar moeder bij haar zuster Reino Borgman-van Peyma of Idijana van Houten-van Peyma in Kloosterburen ondergebracht
Jantje de Boer is waarschijnlijk: Janna de Boer, * 15-01-1823 Kloosterburen, huis 32 
Ouders Jan Klasens de Boer, koopman, schipper x Trientje Alberts Fongers
Broeder C. Borgman: Cornelis Ipes Borgman 

Onze goederen en wij werden overgebragt van Bokum naar de Zoutkamp met 6 Boere- en 2 overdekte wagens met de wagens en paarden van E. Feddema, Neef P. R. Meijer en Broer K. I. Borgman (Klaas Ipes Borgman). 

Op de Zoutkamp zijn wij aan boord gegaan op het schip Carlotte, Kapt. E. van Dijk die ons naar Bremerhaven brengen zou. 

Ebel Dijk is waarschijnlijk: Ebel Klaassens (van) Dijk, schipper, ~ 18-03-1787 Rottum, buitenvaarder † 05-11-1853 Appingedam, 67 jaar x I Antje Hindriks x II Eefijn Hefting 
Ouders Ebel: Klaas Jacobs, voogd van Rottum x Fenje Goeitjes
Neef P.R. Meijer: Pieter Remts Meijer? 

Onze afreis van de Zoutkamp was voordeelig tot aan Oostmahorn alwaar wij ankerden en daar aan wal onze andere togtgenooten, goederen of menschen in te nemen. 

Die andere togtgenooten bestonden uit de volgenden, W. van Peyma en Zoon Dokter J. van Peyma en vrouw met 3 kinder, Itje Koopmans met 3 kinder en haar knecht G. Dijkstra en vrouw met 2 kinder, J. Dijkstra en vrouw met 4 kinder. 

Maar te Anjum vertelde Dokter ons,

Blijkbaar was men van Oostahorn naar Anjum gegaan naar Jacob van Peyma, (zwager van Evert Ipes Borgman) die aldaar arts was geweest  

dat de verhuizers van Ternaard een visschip genomen hadden om hunne goederen over te brengen, en welk schip geen papieren hebbende door de Kruizer van t friesze wad was teruggestuurd, dus alles in de war. Het welk op Delfzijl echter weer ten voordele van de visserman afliep, door aanhoudende oostewind kon de genoemde schipper niet over de wadden maar moest binnendoor, en nu kwam hij ‘s nacht na onze schipper op Delzijl aan, en toen werden door tusschenkomst van onze schipper zijne papieren in order gebragt. 

Nu weer op Oostmahorn terug met onze route.
Van onze op de Zoutkamp achtergelatene Vrienden waaren M. Sijtsma, W. Dijkhuis, 3 van der Leis (Van der Leij), [?], Werkman en meer, ons met een klein scheepje nagekomen. In Oostmahorn dacht ik mijn laatste vrienden maaltijd van dit Jaar ten minste te voeren. Maar dat gebeurde zoo niet, de wind blies zoo geducht op uit het oosten, dat de ons op Oostmahorn achter geblevene vrienden haar scheepje, tegen het strand aan dreef, het roer brak en zwaar onbruikbaar, zoodat zij na alles gerepareerd te hebben tot 3 keer toe terug dreven en eindelijk door het slijk weer over land naar huis keerden. 

Wij gingen ook anker op, maar kwamen niet verder als bij Ballastplaat.
’s Morgens den 7 Mei anker op en dat aan het laveren dat het een aard had want de wind was oost gebleven en onze koers was ook oost.
Maar niettegenstaande bragt onze schipper het tot achter Groot Zeewijk.
Daar gingen Broer en Neef aan wal om verversching te halen en kwamen daarmede in gezelschap van C. Reinders terug, welke ons na 1 uur vertoevens weer verliet.  

Groot Zeewijk: de boerderij ligt in de Noordpolder en eigendom van Cornelis Reinders

Toen de vloed weer overkwam begon het zoo gedugt te waaijen dat er verscheiden zeeziek werden, mijn vrouw zoo erg dat zij het vrijwat op de zenuwen kreeg, er na aan land gaan verlangde. 

Wij overlegden des avonds om ’s morgens na land te gaan en verzochten Broer om voor ons na wal te gaan om een rijtuig voor ons te halen, hetwelk hij ’s morgens den 8sten om 4 uur deed. En tot onze vreugde met C. Reinders in een digte wagen terugkwam, het koste ons wat moeite om aan wal te komen door hooggaande zee.

Was er een sloep beschikbaar, ging men te voet of lag men toch in de haven van Noordpolderzijl? De boerderij van C. Reinders ligt net ver van  de haven van Noordpolderzijl

Bij Reinders werden wij als verloren kinderen ontvangen en het scheen daar voor mijn vrouw een waar genezingshuis te zijn want de 9 Mei was zij sterk genoeg om de reis weer voord te zetten.
Toen Reinders dat vernam liet hij dadelijk een overdekte wagen inspannen en reed met ons na Delfzijl. Na geëeten en gedronken te hebben reed hij na ons nogmaals alle heil gewenscht te hebben weer na huis.
Wij sliepen des nachts in het logement van Hazendonk. 

Den 9den kwam zwager van Houten ons wekken, zij waren ’s nachts aangekomen, ook kwam mijn vrouws vader met zijn daags de vooren gehuwde vrouw met een extra rijtuig om 9 uur aldaar aan.

Schoonvader Worp van Peyma huwde inderdaad op 09-05-1849 in de Grietenij Westdongeradeel met Yttje van der Meer. 
Evert schrijft dat zijn schoonvader om 9 uur in Delfzijl aankwam. Indien dit correct is dan moet het huwelijk ‘s nachts of in de zeer vroege ochtend gesloten zijn. De vraag is hoe lang de rit te paard of per koets was vanaf Ternaard naar Delfzijl! 

Om 1 uur vertrokken wij met de stoomboot van daar naar Leer na eerst Emden aangedaan te hebben. Te Leer sliepen wij, en vertrokken van daar ’s morgens den 10 om 5 uur met de extra post(koets?) na Bremen. Onderweg moesten wij 8 keer aan doorvoor ingerigte stations van paarden en wagens verwisselen. Wij hadden onderweg aller uitersten van gezigten dan de dorste heidevelden; mooije bosschen, en koorenvelden. 

De stad Oldenburg leverd in de bloeimaand ook een mooi gezigt op. Van Oldenburg reden wij berg op en neer tot aan Bremen toe. Hier stonden aan de weg verscheiden soorten van vruchtboomen te bloeijen. Om 5 uur avonds kwamen wij te Bremen aan, namenlijk W. van Peyma en Vrouw, Reino en ik. Deze reis heeft ons te zamen f 77 gulden voor twee rijtuigen gekost.

Des avonds gingen wij dadelijk om onze pasagies in order te krijgen na de Agent C Leineken enz.
De agent vonden wij niet op zijn kantoor maar toen wij ons bekent maakten, vertelden de kantoorbedienden ons dat onze reismakkers te Bremerhaven de zaken namenlijk om plaaszen en de eerste kajuit te krijgen, per Electrieke telegraaf tragten in order te krijgen. 

Wij echter vernamen ’s avonds bij de Agent die zich juist bij de telegrafist bevond (alwaar wij door klerk vergezeld heen geleid wierden) dat er altoos een van Koopmans en Dijkstras moeste bij ons komen en gegeven de namen en ouderdom de passagiers op. Nu lieten wij haar dadelijk berigten dat wij te Bremen waren en 2 van haar stellig om 10 uur des anderen daags bij de Agent op zouden wachten te einde alles en de beste orde te brengen. 

Den 11den gingen wij met onze vrouwen de heerlijke stad Bremen bezien, die bij het in tweejen scheiden der Wezer nog al groot is aangelegt. Net op het scheidingspunt der Wezer zijn eenige pakhuizen gebouwd die voor de scheepvaard gemakkelijk zijn. De stad is van binnen met allerhande winkels gevuld met beste waren voorzien. Buitom treft men heerlijke wandelplaaszen aan. 

Ons uur was nu verschenen om bij de Agent onze vrienden op te wachten, aldaar gekomen vonden wij haar er nog niet en zij kwamen ook niet. De Agent had ons gezegd dat wij buiten zijn tusschenkomst niet klaar konden worden, nu moesten wij dadelijk wel naar Bremerhaven en zeggen de verwachte vrienden hetwelk wij gehoord hadden. Dat kwam haar wat raar voor want zij meenden het met de Elektrieke telegraaf door behulp van de daar aanwezige Agent Tj. Klouzens in order te kunnen krijgen, wij overlegden dan om een einde aan die zaak te maken, alwaar neef Beukma en van Houten zich met te belasten het welk dan ook des avonds geschied was. Nu was er nog een der grooste lasten voor Cornelis en mij overgebleven, namelijk de kisten van de Vriezen waaren nog niet aangekomen en dat werd door eenigen van haar op onze schuld geweten het welk mij ergerde. 

Toen wij den 12den te Bremerhaven kwam Ebel Dijk met zijn passagiers ook in de haven, hij had de kisten dadelijk in de Herman gelost. 

Nu moesten wij geherbergd worden, onze Vriesze vrienden hadden het gasthof Stad Baltimore van Harms betrokken. 

Wij nu ook aan de sjouw om een logement te zoeken hetwelk na vier logiementen bezogt te hebben, vonden wij nog 6 slaapplaatsen in het Union Hotel aldaar, eerst genoeg voor een nacht.
Den 13 bezagen wij die plaats, kochten eenige benodigdheden voor de reis. 

Des avonds kwam mijn vrouws Vader en zijn Vrouw ook bij ons in het zelfde Huis logeren.

Den 11den om 1 ½ uur van Bremen na Bremerhaven. En logeerden in het Union Hotel. 

Den 14 den des avonds om 4 uur aan boord van het stoomschip Herman Kapitein Craptree 

Den 14 lieten wij ons met een boot naar de Herman brengen en vroegen onze slaapkamers om ze des ’s namiddags des te gemakkelijker te kunnen vinden, bij het naar land gaan hadden wij mooi weder, en een heerlijk gezigt op de mannovries van het Fort Wilhelm, de kogels vlogen dan eens links dan regs van ons in de Wezer, heerlijk was het voor mij om de tot soms 10 keeren uit het water springende kogels na te kijken. 

Bremerhaven en de Wezer waren juist geblokkeerd door door de Denen, maar de Herman en Washinton werden voor postbooten gehouden en toen vrij gevaaren laaten. De haven die gewoonlijk vol schepen ligt was nu door het blokkeeren nagenoeg ledig, men had en liet de schepen onder een door de Deenen voor bevriende vlag beschouwd vertrekken maar niet weer binnen kwamen.
Om 4 uur van genoemde dag gingen wij de Herman bewonen. Van Houten en wij waren zoo rustig gezeten toen de andere reisgenooten aan boort kwamen. 

Neef, Reino en ik, hadden een driemansslaapkamer door verkeerd bestel van de stuurman verkregen, hetwelk anders tot ons genoegen was. Misschien zouden wij daarin gebleven zijn, hadden de anderen het niet ten onzen afgunst beschouwd, enz. Nu kwam de stuurman ons zeggen dat wij een ander slaapplaats moesten betrekken, alwaar ook kwamen G. Dijkstra en vrouw met 2 dochters, deze kamer konden zes menschen slapen, dus een over en dat werd Neef die bij meester in de kamer kwam. Onze toen betrokken slaapkamer was de kleinste van allen, en de bijzonderheden er omheen waren niet heel aangenaam. 

Den 15 des ’s morgens om 4 uur begonnen de matrozen al met gang of pompspil te werken om het Anker te krijgen, hetwelk zij na door de stoom ondersteund om 6 uur voor de boeg hadden, daar ging de Herman heen. Maar onder het Anker wenden was men ook no bezig geweest om de vroeger gezegde visscherman die om 3 uur was aangekomen van zijn ingenomen kisten te ontlaaden, dit was om 5 uur bestuurd. De visscherman zielde nu dadelijk in de haven, en was al omtrend aan wal toen W. van Peyma de sleutels en lijsten der ingepakte goederen nog op het kleine scheepje had. Gelukkig was de opzienen over de stoombooten van Bremerhaven nog aan boort, die dadelijk zeide gauw een van U in de boot en mijne roeijers leveren U hier op tijd weer, dit viel mij te beurt. In de haven gekomen hoorden wij aan het oorverdoovend gebulder van de Hermans overtollige stoom dat er ook nog tijd bij verlooren ging. 

om 6 uur stoomden wij na zee, en kwamen na 48 uur gestoomd te hebben te Southampton aan.

Schooner en effener zee als die dag heb ik nog nooit gezien, het was wat mistig maar anders droog weder zoo dat nagenoeg alle passagiers zich op het dek bevonden. Des avonds begon de westewind wat op te wakkeren en begonnen eenige zeeziek te worden. 

16 Mei:  weer mooi, mijn vrouw eenigzinde zeeziek, ’s avonds de Engelsche Krijtkusten als ook Dover en de van daar door hoogten gemaakte spoorweg in ’t gezigt, en aan beide zijden veele groote en kleine schepen, ook zeide onze kanaal loods, die van Bremerhaven aan boort was geweest, dat wij het Eiland Wigt aan stuurboord en de schoone omstreken van Southamton aan bakboordzijde, heerlijk waren die reizende en dalende velden voor diegeenen die dit land nog niet eer gezien hadden. Mooi was het gezigt op der heuvels gebouwde Huizen die zoo jeugdig door de pas ontspruite boomen blonken dat het Vaderland er onder vergeeten werd. Om 6 uur van den 17den zouden wij volgens berekening des kapitein te Southamton zijn, hetwelk ook precies gebeurde.  Te Southampton heeft men een royale haven aangepegd die met [] steenen walmuuren is opgemetseld, en rondom op de kanten met ijzeren ankerpalen ter dikte van om de 14 Eng. dm onder en boven, en volgens een gangspil gegooten. Ook zijn er twee drooge dokken voor 17 en 20 vt diepgaande schepen gemaakt, met reusachtige gegooten ijzeren gangspillen bij de monder derzelve. De doksdeuren waaren cirkelze wijze gemaakt en sloten nagenoeg waterdigt.
Vele stoom en andere schepen lagen er te lossen en laaden. Bij langs de Kaaijen zijn bergplaaszen gebouwd. En tot gemak voor de handel in alle rigtinge ijzeren spooren die in verbinding komen met de groote spoorweglienie van de hoofstad. De stad is verder nog lang niet na het mij toescheen met huizen bezedt. 

Mei 18 Van morgen kwam er een Amerikaans oorlogsfregat voor Southamton ten Anker en heerlijke stoombooten liepen de haven binnen. Het weder dat vrij goed was deed ons besluiten om een overtogtje te maken na Ixyon Verri een plaats op ½ uur afstand, doordat men over een water moet, van hier gelegen. Genoemde plaats spiegelde ons zoo mooi voor. Nu wij vonden het ook naar onze verwachting, wandelende zagen wij voor ons nieuwe geziten. Op de hoogte konden wij de stad en de daarbij geleegen bosschen overzien. Bergafwaarts dronken wij koffie in een welgelege huis, daarna bezagen wij de daarbij behoorende golvende tuin, die ofschoon vrij wat grindachtig, doch al met beste tuinvruchten beplant was, de groote boomen bloeiden  er al en de Aardappelen stonden al weelderig ½ boven de grond enz. 

Van die plaats weer in de stad teruggekomen zijnde kocht ieder naar zijn goed dunken de benoodigdheden voor de reis. Alles was er in overvloed te bekomen. 

Mei 19 Van morgen bij het rond zien der schoone omstreken kwam nog het heischen der vlaggen en van alle schepen en van eenige die van de eene kant over de top der mast tot andere kant met allerhande vlaggen versierd waren, ook het Amerikaans oorlogsfregat was over iedere mast en waar maar vlaggen geplaatst konden worden behangen. Van de Kruis mast waaiden 5 wimpels, wat beduid al dat gevlag vroeg ik de stuurman? Wel was het antwoord, de  Koningin verjaard vandaag. 

Ieder was nagenoeg bezig om brieven te schrijven want het was de laaste dag als alles wel ging die wij deze keer op Eropaas grond zouden doorbrengen. Wat hadden wij hier dezer dagen Contrazen van gezigten. Men was dadelijk bij de aankomst der Herman begonnen om Kool in dezelve te brengen, op de eene zijde lagen drie brikken in de Herman te lossen en van de wal droegen verscheidene mannen koop aan. Ook werden er nog pakoederen, ijs en verdere benoodidheden aan boord gebragt. Wij kregen hier 450 last koop en ook eenige passagiers aan boord. Indrukwekkend is het als men ziet hoe die arme koolsjouwers het afgekeurde eeten iedere keer op zamelden en met hunne kool zwarte handen en binnen schooven of onder hunne hemden op de heupen verborgen. Men treft daar ook al de groote weelde en onderdrukkingen aan. 

Des achtermiddags werd ons aan boord zijnde pompmachine in beweging gebragt en maakte of spoelde men het schip schoon. 

Mei 20 Van nacht werd ik wakker door het geraas der Stoomketel en ’t gejoel der scheepsgezellen en werd mij door Neef gezegd dat de stoomsleper ons al voor de boeg lag te dampen. Wij zouden onze reis vervolgen en de Herman kon zonder hulp van genoemde sleper niet uit de haven komen. De aanwezige stoomsleepboot aldaar werkte met schepraderen waarvan men de eene kon terug en de andere voorwaarts laten werken, het was een aadig gezigt toen onze sleper begon aan te trekken, hij draaide en trok ons dan eens voor de boeg dan op zijde als of er een hond de beenen an een dood paard af zou trekken, na een half uur gekruppeld te hebben kwam ons drijvend eiland in beweging, en begonnen ook met ons machine te werken zoodat wij al gaauw de haven uit op de rivier kwamen, alwaar de sleper ons verliet om nog twee anderen groote stoombooten uit de haven te trekken. Nu werden er twee vaarwel schooten van ons schip gelost en wij stoomden weg. 

Op het Amerikaans Oorlogsschip was alles in beweging en eenige matrozen ervan enz. bragten met hunne sloep nog eenige pakken bij ons aan boord zoodat ons machine wat stilstaan moest, hetwelk voor ons niet onaangenaam was, want op genoemd schip waaren muzikanten op het dek gekomen en speelden op hunne instrumenten. Toen wij weer weg stoomden liepen verscheiden matrozen van ’t oorlogsschip in de masten als op kommando omhoog en zwaaiden zij met hunne hoeden en riepen ons het laaste vaarwel toe. Nog lang hadden wij aan beide zijden mooije landgezigten en alle soorten van visvaaruien, en tegen de avond verliet de loots ons bij de ingang van de Southampton rivier, wij waaren met mooi weer na zee gegaan maar de hooggaande golven in het kanaal scheenen ons storm op zee te vorspellen, verscheidene van de passagiers werden deze avond en nacht zeeziek. 

Mei 21 wind spelende van Z.W. naar ’t West, koers W.n.W. de zeils er bij en wij passeerden die dag de laaste hoek van Engeland. 

Des ’s morgens kwam Neef mij zeggen kom op het dek wat zijn er groote schepen rondom ons en de laaste zee van Europa maar ik lag op de rug te gaapen en te krimpen van zeeziekte, maar ik ging toch op het dek, maar daar kon ik het niet houden en moest dadelijk weer na bed, de wind was die dag een storm begonnen te waaijen en zeils weg, en wij alras in onze kamer zeeziek, zoodat ik mijn vrouw met voor mijzelf een pot in de hand moest bedienen. 

Mei 22 zeeziekte, storm met hooggaande zee in de wind, en natuurlijk niet veel voorwaars. 

Mei 23 stormachtig, van nacht het varkenshok, voorderaden kast door de zee weggeslagen, doch de matrozen hielden de vaekens bij hunne ham of staart vast. 

Ook waren de voor ons op het dek gemaakte banken door overloopende zee weggeslaen, overdag de ziels soms bij en dan weer weg, en in de voornacht had men de groote ra op het dek neergelaaten. Drie schepen passeerden ons vandaag, geen volk aan tavel dus de zeeziekte gelijk. 

Uit en in krimpende wint en storm weer. 

Mei 24 ’t weer overdag wat bedaarder en 3 schepen in ’t gezigt tegen de nacht stormweer. 

Mei 25 de ziekte nagenoeg van ons schip verdreven, ‘t weer als voren.

Van Mei 26 tot Mei 29 ’t weer nogal een voor de boeg om spelende wind, en voor en na passeerden wij schepen. 

Mei 30 nog al tegen wind, en vandaag passeerde ons een brik, die de fransche vlag toonde. 

Mei 31 koors W. ten W.n.W. eenige schepen in ’t gezigt kalme zee in de wint en koude lucht. 

Junij 1 de wind gepasseerde avond N.W. zoodat er op ons schip gebruikt van de ziels gemaakt werd dat tot vanmorgen duurde, als toen was de wind weer vlak tegen. Wij werden vandaag gepraaid door een Engelsche Schooner die tegen de wind op ons aan stuurboord voorbij dreef, en door een man in het want ons aan riep, toonende hij achterop een bort met groote krijtletters zijne berekeningen welke waaren 49 graden. Wij zagen van voormiddag verscheiden schepen, onder anderen twee visschepen op de Newfondlands bank. 

Bij het op dek komen vanmorgen dreef ons een stuk ijs voorbij dat na mijne gissing 70 vt lang en 4 à 6 vt boven water uit stak. Van achtermiddag zagen wij eenige visschen, en verscheiden visschepen, groot en klein. 

Onze kapitein liet het schip stoppen of aanhouden bij een visserman en liet een boot met manschappen er na toe sturen pm vis te kopen. Na een half uur stoppen hing de boot weer achter aan de spiegel en zij hadden vis gekocht die door de schippers katvis genoemd werd. Het gezigt op de Newfondlands bank geviel uitmuntend. Het was mooi weer zoo dat meest allen zich op het bevonden, de groote ra die tot hieraantoe beneden was geweest werd weer op zijn plaats geheeschen en verscheide zielen werden bijgezed zoo dat het schip nog niet eer zoo snel op onze reis door de Atlantische Oceaan was geschoven.
In de eerste kajuit zou de Comedie met blijspel gespeeld worden zeiden de eerste Kajuit passagiers. 

Junij 2 Van morgen dikke mist en om 9 uur de zeils weer weg alweer in de wind. Wij stoomden een driemastschip voorbij die oost aan lag. De dag was afwisselend van mist, zoo dat men soms nagenoeg niets afzien kon. Van Achtermiddag riep de matroos die op de uitkijk stond een schip aan stuurboord vooruit. Genoemd schip kwam als achter een Gordijn tevoorschijn uit een optrekkende damp en was onmiddellijk bij ons, zoo dat er dadelijk van weerszijden sijnvlaggen werden geheeschen, en bleek het aan de vlag van het ons nabijzijnde schip een Engelsman te zijn, zij toonden de —- vlagen —- de noemer vlagen was ons daarna gauw weer uit ’t gezigt. 

Van achtermiddag ver op het voordek verslag der uitkomst van de Comedie die men des nachts in de 1ste kajuit had gespeeld. 

Het eerste bedrijf was juist niet zoo belangrijk geweest maar het nastukje des te mooijer.
Er was een man uit Griekenland aan boord welke om wat voor reden weet ik niet eenigzins bespot werd, de vrouwen bedienden hadden een pop gemaakt waarvan het ligchaam bestond uit een bedkussen en eenig stroo, de klederen uit een mooie japon en andere vrouwen tooisels, die pop word op onze Griek zijn bed neergelegt. Onze Griek was in een tusschen poos ook eens in zijn kamer gaan kijken en vond daar de pop op zijn bed die hij dadelijk uit zijn venster in zee schoof. In de zaal terug komende had men van de Griek booze uitdrukking verwacht, maar onze Griek had niets gezien dus liep het ten ongenoegen van het gezelschap af. Van morgen liep het de bedienden te ver, want zij begeerden hunne klederen terug en onze Griek wist nergens van. Hij had geen vrouwelijke pop gezien. Nu was de Griek overwinnaar van al de deelnemers der pop geworden.
Amen 

Om 7 uur passeerden wij een brik op 56o40 – die de Zweedsche vlag toonde – de koers volgende daar wij vandaan kwamen. 

Van deze tijd tot des morgens van de 5 Junij hadden wij alle dagen bij afwisselen waare misten, zoo dat wij maar een enkeld schip zagen. 

Op den 4 Junij heb ik avonds naar de Comedie enz. geweest, hetwelk gehouden werd in de groote zaal. 

Junij 5 de mist, die ons eenige dagen hinderlijk was, is verdwenen en een heldere horizond en mooi weder daarvoor in de plaats. 

Ofschoon nog al in de wind loopt ons schip een snelle vaard.
Verscheiden schepen passeren ons aan stuur- en bakboord zijde.
En de matrozen schrobben en verven het schip, het anker werd voor aan de boeg gebracht, en een zonnekleed voor de 1ste kajuit passagiers is van morgens uitgespannen. 

Om 4 uur van achtermiddag kregen wij de Amerikaansche oods aan boord, die de ongelukkige tijding meebrengt dat op den …. half St. Louis was afgebrand.

06-06-1849 The Evenning Post, woensdag:
Arrival of the Hermann One Day Later from Europe 
The United States Mail Steamer Hermann, Captain Crabtree, from Bremen and Southampton, May 20th, at 12 M., arrived at Sanday Hook last night at 12 M., with 160 passengers, and one day’s later news from Europa.

[Deze tekst is ooit overgetypt en is hier gestopt. Waar het originele handgeschreven exemplaar zich bevindt is onduidelijk] 

___________________________________________________________

Naar Klaas Jans Beukma, de eerste Groninger emigrant 
Terug naar 1849 Emigranten Evert Borgman en Worp van Peyma