Meester J. S. van Weerden over M. D. Teenstra en Eijerland

___________________________________________________________

Uit: Wandelingen door de Marne door J. S. van Weerden 

In 1834 is Teenstra weer naar het vaderland teruggekeerd; zijn verblijf in Suriname had toen 6 jaren geduurd. Hij vestigde zich toen in Ulrum, waar zijn gezin zich in het huis op Louten, dat indertijd, in 1820, door zijn schoonmoeder gebouwd was, gevestigd had.

Het is hier misschien de plaats, om te vermelden dat de verhouding tussen hem en zijn vrouw veel te wensen overliet.

Zelfs zijn familie getuigt daarvan in haar brieven. Te verwonderen is dit niet. Eerst de tweejarige reis naar Java, daarna het 6-jarige verblijf in Suriname moest wel tot een vervreemding leiden. Toch verneemt men in zijn latere jaren, toen hij eindelijk in Ulrum tot rust kwam, daarvan niet veel meer.
Nauwelijks terug in Ulrum, bemoeide hij zich met de kerkelijke onrust, die juist in dat jaar 1834 te Ulrum haar hoogtepunt bereikte. Als vrijdenker, als vrijmetselaar, sloot hij zich onmiddellijk aan bij de tegenstanders van De Cock, waarvan hij zelfs een der felste was. Zonder zijn naam als schrijver te vermelden, schreef hij een voor de Afgescheidenen beledigend pamflet, dat voor mij de aanleiding geworden is tot het schrijven van “Spanningen en Konflikten“, een studie over de achtergronden van de Afscheiding. Maar daarover later, als we in onze, Wandelingen tot aan het jaar 1834 gekomen zijn.

Intussen moest Teenstra naar een nieuwe betrekking uitzien. Deze vond hij ook. Hij werd n.l. benoemd tot directeur van een combinatie van enige Hollandse heren, die het Eierland hadden ingedijkt en dit met Texel hadden verbonden. Ze wilden er een model landbouwkolonie van maken, iets, dat juist een kolfje naar de hand was van Marten Douwes Teenstra.
Om goede werkkrachten te krijgen wierf hij een aantal Groninger ambachtslieden en landarbeiders aan. Hij hoopte nu een verzekerde toekomst tegemoet te gaan in een gebied, waar hij dacht ook een woning voor zijn gezin te kunnen vinden. Hij trok alvast alleen vooruit, om zo spoedig mogelijk, met zijn nieuwe werkkring een aanvang te kunnen maken. Ook hoopte hij tot een betere verstandhouding met zijn vrouw te kunnen komen.

Wanneer men mag geloven, wat Willem Lammerts Dijkhuis in een brief aan zijn neef Klaas Jans Beukema, die in 1835 naar Amerika was geëmigreerd, (over deze hoop ik later meer te vertellen) schreef, schijnt deze verhouding toen veel te wensen over te hebben gelaten. 

Dijkhuis schrijft: “M. Teenstra heeft dit zomer een hel op aarde gehad, zoo heeft zijn vrouw hem geplaagd, nu echter is hij van haar vooreerst ontslagen, daar hij als Directeur over de landbouw op het Eijerland regeert, alwaar een polder door een aantal Hollandsche heeren is ingedijkt van plm. 3.500 bunders groot”. 

De werkzaamheden op Eijerland zijn voor Teenstra een teleurstelling geworden. Hij had gehoopt, hier een verzorgde toekomst voor hem en zijn gezin te vinden, het huis Noord-Indië te Ulrum werd zelfs te koop aangeboden, doch onenigheid met zijn lastgevers maakte, dat hij reeds na een jaar voor zijn betrekking ging bedanken.
Dit lag niet aan de bekwaamheid en ijver van de heer Teenstra, die geen moeite spaarde de kolonie tot bloei te dwingen. De intense bemoeiingen van het consortium met het bestuur der kolonie gaven echter herhaaldelijk aanleiding tot botsingen met de door hen aangestelde leider, die zich door zijn onafhankelijke natuur daarin niet kon voegen. Bovendien leidden deze bemoeiingen tot wanbeheer en een veel te dure exploitatie. Het bedrijf heeft zich dan ook in zijn eerste vorm dan ook niet kunnen handhaven en moest worden geliquideerd. 

Reeds vóór die tijd had Marten Douwes voor zijn betrekking bedankt en was weer naar Ulrum getrokken, waar het huis gelukkig nog niet verkocht was.
De onrustige geest schijnt eindelijk tot kalmte te zijn gekomen, de laatste kleine 30 jaar is hij althans te Ulrum blijven wonen. Hier schijnt hij zich als makelaar in vaste goederen te hebben gevestigd, terwijl hij zijn inkomen wist te vermeerderen door het schrijven van boeken en almanakken. Door het persoonlijk karakter, dat hij aan deze laatste wist te geven, zijn deze laatste in hun tijd geliefde lectuur geweest, vooral door de “chronique scandaleuse”, die ze bevatten; men was steeds benieuwd, wie zijner tijdgenoten thans weer het slachtoffer zou worden.

___________________________________________________________

Meester Van Weerden heeft blijkbaar niet meegekregen dat Marten Douwes Teenstra in 1837 op staande voet ontslagen werd.

___________________________________________________________

Naar 1835 – 1837 Pionieren en verblijf op Eijerland