1793: Abraham Graatsma en Alberdina Beckeringh raken verwikkeld in een echtscheidingsprocedure

___________________________________________________________

Regtdag gehouden in Judicio tot Leens den 27 Septembr 1793
[] 

Op den requeste (=verzoekschrift) luidende:
Aan het EE Gerigte van Leens, vertoont het EE Gerigte met verschuldigde eerbied de ondergetekende, hoe dezelve sedert een geruime tijd tot zijn grievende smart heeft moeten ondervinden, dat er aan zijde van des Supplts (= supplianten = indieners van een verzoekschrift) ehevrouw Alberdina Beckering, met welke nu reeds ongevaer ses jaren in den echt is verbonden geweest, een aanmerkelijke verwijdering in de huwelijksband heeft plaats gegrepen, vergezeld van zoodaene gedragingen, die niet slegts de huislijke rust verstooren, maar ook daar en boven ruineus zijn voor den welvaard des huisgezins, en de belangens zoo van Supplt als van des zelvs twee kinderen, gelijk zulks alles het EE Gerigte uit de hier bij overgelegde attestatien
(=getuigenverklaring) evidentelijk (=onmiskenbaar) kan consteren (=bekend zijn), terwijl de Supplt ten vollen overtuigt is, dat hier toe aan zijne zijde nimmer eenige de minste aanleijdinge gegeven is, maar hij zijn vrouw altijd met de vereijschte lievde gejegend, en ook reeds meermalen, niet tegenstaande reeds voor afgegaane grieven, met opene armen wederom ontfangen heeft, hopende daar door de verdere onaangenaamheden, met de gevolgen van dien te praevenieren (=voorkomen), en het geluk van hunne onderlinge verbintenis volkomen wederom te herstellen.
Dan in tegendeel hiervan, heeft des Supplt vrouw meer gemeld, nu sinds ruim drie weeken zich van hem geabsenteerd, huis en huisgezin, man en kinderen verlatende, zonder daarvan vooraf, het zij voor of na dien tijd eenig berigt aan de Remonstr te doen toekomen, weke verwijdering algemeen notoir, en de intentie en gedragingen gedurende dezelve uit annexe blijken genoegzaam zijn op te maken, alwaarom de Remonstr voor zich en zijn beijde kinderen geensins onverschillig konnende zijn met opzigt tot deze zaak, en ten uitersten geinteresseerd zijnde de verdere loop daar van te stuiten, zich verpligt en genoodzaakt ziet het EE Gerigte eerbiedig te advieren (=adviseren), met gedienstig verzoek, ten eijnde het EE Gerigte den Remonstr dezen aangaande ten eersten in  commissie zal gelieven te verstaan, en voorts zoodanig zal gelieven te disponeren (=bepalen), als het EE Gerigte na bevinding van zaake zal oordeelen te behoren
(onderstond)
Q: F:
A Graatsma
(is geapostilleert) 

(Q: F: = ? Quod felix faustumque sit = wat gelukkig en gezegend moge zijn) 

Het EE Gerigte heeft de verzochte commissie aan de Remonstr geaccordeert, zullende zich daar toe op Maandag den 30 dezer, des agtermiddaags om twee uur in ’t Regthuis tot Leens committeren.
Actum bij ’t EE Gerigte van Leens den 28 Septembr 1793.
H:Cleveringa Rigter 

Commissie gehouden bij ’t EE Gerigte van Leens den 30 Septenbr 1793
Ten gevolge apostille van eergisteren den 28 Septembr 1793, compareerde bij het EE Gerigte van Leens in commissie de Medicus A Graatsma, detaillerende (=in bijzonderheden vertellende), hoe in het ongelukkig praedicament (=toestand) zich bevond, van te moeten doleren (=klagen) over de ergerlijke, en voor hem en zijne kinderen ruïneuse conduïte (=gedrag) van zijne vrouw Alberdina Beckering, welke zich (: als al te publicq hadde gemanifesteert, in een ongeregeld gedrag sedert eenigen tijd verlopen hebbende, waar van de bewijsen, buiten en behalven de algemeene notoiriteit (=bekendheid) in handen hadde, en ook in commissie voorlas:) zoo verre te buiten ging, dat van tijd tot tijd haare huishouding abandonneerde (=prijs gaf), en zich dan korten dan langer absenteerde (=verliet), ja zich nu onlangs in die maate aan des zelvs driften den teugel vierende hadde geëmancipeert (=vrijgemaakte?), dat hem en zijne kinderen voor omtrent drie weeken hadde verlaten, zonder dat hij wist waar na toe, zij zich hadde begeven, dog ontdekt hadde, dat haar eerst in de Stad bij de gewesene schoolmeester, en thans canonnier H: T: Schoonhoven, in des zelvs quatier opgehouden hadde, en vervolgens met den zelven was vertrokken naar Holland, gelijkkende daar doen met onderscheijdene attesten (=getuigenverklaring), hebbende bij gerugt wel gehoord, dat van daar weder terug gekomen zijnde zij zich thans in het Wester Quartier zoude ophouden, welke conduïte van zijne vrouw niet langer stilswijgend konnende, nog om het behoud van zijn gezin moetende verduuren, hem gepersuadeerd (= overtuigd) hadde middelen in ’t werk te stellen, tot voorkoming van haar geheel bederf, en totale ruïne van hunne boedel, alwaar om daar toe had moeten komen, dat addres bij ’t EE Gerigte maakte, dewijl hij voornemens was zijne vrouw, met overleg van haare naast bestaande, eenigen tijd onder opzigt ter verbetering te bestellen op een of andere plaats, alwaar hij zeker kon zijn, dat zij zich aan geene meerdere buitensporigheden konde overgeven, en het teffens na haar stand wel zoude hebben, of hij daar door het genoegen mogt vinden, van haar terug brengen van haare ergerlijkheden, wanneer haar zeer gaarne weder zoude tot zich nemen, en als zijne vrouw konnen behandelen, zonder herdenking van ’t voorledene; dan dit niet willende of vermogende zonder naspraak en verantwoording, buiten kennis en avue (=zicht) van ’t EE Gerigte bewerkstellingen, hadde zich daarom ter nadere ouverture (=inleidend voorstel) vervoegt, en commissie verzocht, om zijne klagte voor te stellen, en zijne klaagde voor te stellen, en zijne bekomene bewijzen te tonen, insterende (=aandringende), dat, zoo verre het EE Gerigte belangde, het zelve hem hier in, ter verwijdering van ergere gevolgen, en wegneming van op een gestapelde ergernissen, zoo voor hem, als de geheele gemeente der plaats, de behulpzame hand bewijsen mogt, en hem qualificeren, althans avouëren (=erkennen), dat hij zijne vrouw Alberdina Beckering bij provisie (=voorlopig) op een andere plaats buiten zijn huis mogt bestellen; In het welke de oom van gemelde huijsvrouw van hem A Graatsma, de Heer J: D: Beckering, mede passeert, toestemmende, en erkennende de noodzakelijkheid hier van. 

    Heeft het EE Gerigte op al gedetailleerde verstaan, ten verzoeke van de remonstr, (=verzoeker) acquiescement (=inwilliging) van des zelvs behuwd oom, en ten pericul van eerst gemelte, aan hem te accorderen, en te zullen aanzien dat hij voor het beste van zich, zijne vrouw, kinderen, en verdere betrekkingen zorgen op zulk eene wijsen die aan hem geschikt voorkomen, latende daar omtrent nogthans zoo wel de beschikking als verantwoording aan de remonstr, zelve over. 

H:T: Schoonhoven is (nog) niet getraceerd

___________________________________________________________

Naar Abraham Graatsma en Alberdina Beckeringh