| ___________________________________________________________ |
Op een boerderijtje ten oosten van Houwerzijl zag Jan Zijlma 1 Febr. 1824 het levenslicht. Hij was het eerste kind uit het huwelijk van Hindrik Jans Zijlma en Hilje Geuchiens Hopma.
Hilje Hopma
Beide ouders stamden wat de laatste generaties betreft uit boerenfamilies.
De oudste voor ons bekende stamvader van het geslacht Zijlma is Hindrik Jans. Van zijn ouders is niets met zekerheid te zeggen: er bestaan vermoedens dat zijn vader Jan Teekes wedman is geweest (wedman = in het ommelander landrecht de gerechtsdienaar, tevens deurwaarder bij de rechtbank; uit ingezetenen verkozen, hetgeen in de kerk geschiedde), doch hierover bestaan geen vaststaande bewijzen. Een geboortedatum voor Hindrik Jans/Janssen kan niet worden genoemd; de geboorte vond plaats vóór 1650, denkelijk tusschen 1640-1650. Hindrik Jans heeft steeds Houwerzijl als woonplaats gehad en wordt in 1711 op lijst der lidmaten Hindrik Jans Schröder genaamd. Daar het woord Schröder de beteekenis heeft van snijder meent Jan Zijlma hierin een aanwijzing te moeten zien voor het beroep. Zijn vrouw Hilje Jeltes kwam uit Leens en van haar afkomst noch familiebetrekkingen is niets bekend. Vrij zeker was zij mennoniet, daar zij 5 Maart 1675 is gedoopt en 7 Maart met haar man als lidmaat tot de kerk toetrad. Zij huwden 21 Mei 1671.
DTB Niekerk-Vliedorp:
21-05-1671 Hindrick Janssen, van Houwerzijl Hilje Jeltes, van Leens
6. Hindrick Janssen tot Houwersijl & Hilje Jeltes van Leens. Zijn tot driemaal []sonder verhinderings [] houwliek bij ons geproclameert ende sijn gecopuleert tot Nijkerk Dom: Cantate den 21 Maij
Deze voor ons eerst bekende voorouders hebben dus geleefd vlak na de 80-jarige oorlog en later in het begin van het Eerste Stadhouderlooze tijdperk, toen in deze gewesten Stadhouder Willem Frederik aan het bewind was.
Hindrik Jans en zijn vrouw worden beschreven als eenvoudige, brave menschen. Hij bracht niettegenstaande hij gedurende zijn lidmaatschap nooit als absent is opgegeven niet verder dan tot diaken. Ook zijn vrouw was een trouwe kerkgangster, ook zij komt slechts een enkele keer als absent zijnde voor. De kerkelijke tucht was streng in die dagen. In de kerkeboeken ziet men dat enkelen zelfs gedurende jaren van het avondmaal werden geschorst (gesuspendeerd) en anderen ter oorzake van gegeven ergernis soms meermalen voor het consistorie werden gedaagd. In de watervloed van 1717 zijn Hindrik Jans en zijn vrouw Hilje Jeltes zowel als hun zoon Tobias Hindriks met diens hele gezin omgekomen. Kinderen van Hindrik Jans en Hilje Jeltes zijn er 6 geboren: 4 zoons en 2 dochters. De jongste zoon Jelte is de volgende stamvader van het geslacht Zijlma.
DTB Niekerk Vliedorp: vanaf 1671
Kinderen Hindrick Janssen:
1. Sjude, ~ 19-02-1673 | 2. Een kindt gedoopt den 19 Februar. Sijnds een kind van Hindrick Janssens tot Houwersijl genaamt Sjude
2. Jan, ~ 12-03-1675 | Den 12 Martij een kindt gedoopt zijnds een soon van Hindrick Janssen tot Houwerzijl genaemt Jan
3. Tobias, ~ 16-04-1677 | 3 Den 16 Aprilis [] een kindt gedoopt sijnds een soon van Hindrick Janssen tot Hauwersijl genaamt Tobias x 27-07-1705 Noltjen Jolckes van Zoutkamp
DTB: 1755 Julij & 12 Tobias Hindricks op Houwersijl en Noltjen Jolckes van Soltkamp geproclameert drie achtervolgende sondagen sijn den 27 Julij in den houwlieks dtaet bevestigt
Op 10-05-1716 is gedoopt Jolke | 8. Den 10 Maij Jolke soon van Tobias Hindriks en Noltjen Jolkes op Houwerzijl
4. Simen, ~ 09-02-1679 | 1 Dom: v. []: den 9 Februar een kindt gedoopt sijnds een soon van Hindrick Janssen tot Hauwersijl genaemt Simen
5. Anje, ~ 21-08-1681 | 7. Een kindt gedoopt. Dom: XII. P. Frin: den 21 Auij: sijnde een dochter van Hindrick Janssen tot Hauwersijl genaemt Anje
6. Jelte, ~ 08-08-1686 | 6. Dom: X.p.Frin: den 8 Auy: een kindt gedoopt sijnd een soon van Hindrick Janssen tot Houwersijl genaemt Jelte
7. Sara ~ 25-03-1688 | 3. Dito een kindt gedoopt sijnds een Dochter van Hindrick Janssen tot Houwersijl: genaamd Sara
Te Vliedorp was een andere Hindrick Janssen x Tijnje Claessen
Jelte Hindriks, geboren 08-08-1686 huwde 05-05-1715 te Niekerk Vliedorp met Lysabeth Jans, * ..-05-1689, oudste dochter van wijlen Jan Wessels in leven schoolmeester en organist van de gemeenten Niekerk en Vliedorp, wonende te Houwerzijl en van Antje Wierts.
Wat Jelte Hindriks voor beroep uitoefende is niet met zekerheid te zeggen. Daar hij in Houwerzijl bleef wonen en zijn broer Tobias evenals zijn vader zich in zijn onderhoud voorzag als kleermaker, komt het Jan Zijlma onwaarschijnlijk voor dat ook Jelte Hindriks de naald hanteerde, maar dat hij waarschijnlijk schipper is geweest evenals zijn zwager en later ook zijn zoon. In Februari 1718 werd een dochter van hem gedoopt in Ulrum en valt hieruit op te maken dat Ulrum toen hun woonplaats was. Oorzaak hiervan was ongetwijfeld de watervloed van 1717, waardoor groote verliezen werden geleden en het goed mogelijk is dat door schade aan de woning of iets dergelijks een ander tijdelijk verblijf moest worden gezocht.
Later komt dit echtpaar weer in Niekerk in het doopregister voor waar hun zoon Hindrik, de volgende stamvader op 2 November 1721 werd gedoopt. Jelte Hindriks overleed op 27 Januari 1724.
Vier jaar later stond zijn weduwe op het punt van hertrouwen met Jan Geerts van Wehe; de aankondigingen hadden reeds plaats gehad toen de bruid en bruidegom om niet genoemde redenen op den 14 Mei elkander van weerszijde het huwelijk opzegden.
Wel trouwde Lysabeth Jans later met Hendrik Derks (1737) ijzersmid te Houwerzijl en stierf als weduwe tusschen 1748-1753. Gedurende dien tijd was er een vacature van vijf jaar en nadien ds. Spiets, die niet erg volledig was met zijn aantekeningen op kerkelijk gebied, zoodat verdere gegevens ontbraken.
DTB Niekerk Vliedorp
Jelte Hindriks x 05-05-1715 Liesbeth Jans | Den 7 april Jelte Hindriks en Lisebeth Jans. Hebben haar wettige proclamatien gehadt, en den 5 Maij gekopuleert tot Nijkerk
15-11-1716: 12. Den 15 November Hilje Dogter van Jelte Hindriks en Lisebet Jans op Houwerzijl
02-11-1721: Den 2 November Hindrik Soone van Jelte Hindriks en Lisebet Jans op Houwerzijl
DTB Ulrum
26-12-1717 | Den 26 Decemr 1717 gedoopt het Soontien van Pieter Jongman en Bouke Jannis en genoemt Abel. Den 25 dito was de groote watervloet op middewinters avont in welke veele menschen en beesten sijn verdronken en veele huisen tot puinhoopen gemaekt.
06-02-1718: Den 6 Feb: 1718 gedoopt het Dochterken van Jelte Hindricks, en Lijsbeth Jans en genoemt Antje
DTB Niekerk Vliedorp:
29-05-1727: Den 13 Junij Hindrik Derks van Nordthorrem en Willemke Jurjens Weeduwe van Roelf Klasen van Houwerzijl hebben hare Kerkelijk proclamatien sonder verhinderinge gehadt, en zijn den 29 Junij alhijr in den Houwelijken Staat bevestigt.
14-05-1728 | Den 14 Maij Jan Geerts van Wehe en Lisabeth Jans Weduwe van Jelte Hindriks van Houwerzijl; Dit houwelijk is na een gedane proclamatie wederom van weederzijts bruidegom en bruit opzegt.
17-11-1737: Den 31 October Hindrik Derks en Lisebeth Jans weduwe van Jelte Hindriks beijde van Houwerzijl hebben hare Kerkelijke proclamatien sonder verhinderinge gehadt, en zijn den 17 November alhijr gecopuleert
De volgende stamvader en wel Hindrik Jeltes.
DTB Niekerk Vliedorp:
30-10-1757| 30 []ber, zijn naa ongehinderde houwijwel: voorswel getrouwt Hendrik Jeltes en Martjen Jans van Houwersijl
Jelte, ~ 20-08-1758 | 20 Augustus zijn gedoopt [] als mede Jelte soon van Hindrik Jeltes en Martjen Jans van Houwerzijl
Jan, ~ 05-04-1761 | 5 April Jan zoon van Hindrik Jeltes en Martjen Jans van Houwerzijl
Deze, eenige zoon van Jelte Hindriks en Lysabeth Jans, huwde in 1757 met Martje Jans, weduwe van Jan Teekes koopman in kruidenierswaren te Houwerzijl. Of Hindrik Jeltes voor zijn huwelijk in het schip verblijf hield of in het dorp woonde is niet te zeggen. Stellig heeft hij en tijd bij zijn moeder ingewoond en na zijn huwelijk trok hij bij zijn vrouw in. Beiden hielden van weerszijden hun bedrijf aan en hadden zoodoende een zeer ruim bestaan.
Hindrik Jeltes heeft naar aanleiding van zijn woning onmiddellijk zwettende ten Zuiden aan het voormalig zijl de naam Zijlma aangenomen. Hiervan kan evenwel geen bewijs worden aangebracht dan dat zijn zoon op school als jongen van 10 jaar zich reeds permanent J.H. Zijlma teekende en het in een tijd toen de familienamen nog tot de uitzonderingen behoorden, niet aan te nemen is dat een betrekkelijk “kleine jongen” uit zichzelf tot zooiets kwam. Te midden van zijn wezenlijk gelukkige en tevens welverdiende positie in de maatschappij overleed Hendrik Jeltes zeer onverwacht.
Overbekend is het verhaal dat hij op een stoel gezeten de geest gaf; niet bekend is echter de datum of zelfs maar het jaar van zijn sterven. Dit komt omdat hij geen lidmaat van de kerk was en alleen de overlevering deze datum vast had kunnen houden.
Uit het oude diaconieboek van Zuurdijk is echter gebleken dat Martje Jans weduwe was op 12 Maart 1765 en daar hij nog leefde bij de doop van zijn dochter Elizabeth op 4 Maart 1764 valt zijn dood dus tusschen bovengenoemde twee datums. Ofschoon het niet te maken heeft in de rechte lijn met het geslacht wil ik hier toch even aanhalen dat Martje Jans voor de 3de maal huwde met Hindrik Hindriks van Ulms, zoodat ze tenslotte als boerin ten Oosten van Houwerzijl is gestorven en wel in de maand Januari (=boerderij ’t Ganzehuis). Zij leefde met haar laatste man op groote voet en zette dit na zijn dood in 1782 ook voort al was die leefwijze voor haar te kostbaar.
Hindrik Hindriks van Ulms voor de tweede maal weduwnaar van Hilje Eijes had het boerderijtje in 1759 gekocht en er toen een kamer aangebouwd.
Ut het huwelijk van Hendrik Jeltes en Martje Jans zijn drie kinderen geboren, de jongste zoon Jan is de stamvader van het volgende geslacht.
Jan Hindriks Zijlma, geboren 5 April 1761, heeft in zijn jeugd tengevolge van een minder goede verstandhouding met zijn stiefvader H. H. van Ulms in dienstbetrekking gestaan bij de weduwe Eise Wiersum (=boerderij Kooyenburg). De overlevering zegt “dat hij ’s morgens soms al het karnpaard moest ophalen als de Leensterklok één uur sloeg”.
Jan Hindriks Zijlma huwt met Trientje Meinderts Bentema, zijn vrouw werd op Bentumhuis te Westergeest (Kollumerland) geboren (1777) en zij ging in het voorjaar 1778 met haar ouders naar Zuurdijk op aanraden van Marten Aedsges Teenstra waar de boerderij onmiddellijk ten Oosten van Zuurdijk (=Bosheuvel) werd aangekocht. Zij huwde Harm Roelfs van Ewer.
Jan Hindrik Zijlma en zijn friesche vrouw waren echtelieden, zeer verschillend van aard. Hij zeer gezellig, geliefd en gezien, royaal van aard mede doordat zijn moeder, zooals we gezien hebben een “grooteske” leefwijze voerde, was een tegenhanger van zijn vrouw, die onder minder gunstige omstandigheden was grootgebracht. Zij was de verpersoonlijking van een door en door degelijke, spaarzame, oppassende huiselijke vrouw en moeder.
Bovengenoemde karaktereigenschappen hebben volgens mijn oudoom weinig of geen afbreuk kunnen doen aan de goede verhouding onderling en was het en goed gezin. Het huwelijk heeft slechts kort geduurd: van 29 Mei 1798 – 19 Febr. 1805 en eindigde door de dood van Jan Hendriks Zijlma, oud bijna 44 jaar. Uit dit huwelijk werden 3 zoons geboren, waarvan de oudste Hindrik, de Vader van Jan Zijlma is.
We zijn dus nu genaderd tot de ouders van Jan Zijlma: Hindrik Jan Zijlma, geboren 8 Maart 1799 en gehuwd 17 Mei 1823 met Hilje Hopma, geboren 30 Mei 1800 te Ellerhuizen, gemeente Bedum. Deze overgrootvader, eerst boer op het boerderijtje ten Oosten van Houwerzijl (=’t Gansehuis) en later op “Ewer” (=’t Huis Ewer) was een goed vakman, hield zich echter weinig op met nieuwigheden. Hij wordt voorgesteld als het type van een ouderwetsche boer, begunstigd met een goed uiterlijk en deftig voorkomen. Het verhaal dat hij met zijn hooge hoed zijn land doorliep is overbekend. Hij had het groote voorrecht gehad na zijn schooljaren uitgebreid lager onderwijs te hebben genoten bij den in die tijd zoo gunstig bekend staande schoolonderwijzer G. Rijkens te Wehe en was hiervoor zelfs in Wehe in de kost geweest. Volgens zijn zoon had hij een helder verstand, had belang in vele wetenschappelijke dingen maar geen ambitie voor zelfstudie in welke richting ook.
In dit opzicht verschilde hij dus wel heel erg van zijn oudste zoon.
Hindrik Jans Zijlma stierf 3 September 1862, zijn vrouw 20 Januari 1878, beide te Ewer (=’t Huis Ewer). Tot zover het voorgeslacht in mannelijke linie van Jan Zijlma.
Zooals is opgemerkt stamt Jan Zijlma van moederszijde af van de familie Hopma van Ellerhuizen. Over deze familie kan ik kort zijn, daar mij hiervan weinig gegevens bekend zijn. Hilje Hopma was de jongste dochter van Geuchien Roelfs Hopma, geboren 6 Mei 1771 en Hindrikje Klasen Wijk, landbouwers te Ellerhuizen. Hun huwelijk vond plaats 24 April 1791. Hindrikje Klasen Wijk kwam van de boerderij “De Wijk” te Ellerhuizen, waar ze 23 Mei 1771 was geboren. Ze droeg een gouden oorijzer. Ter gelegenheid van de vernieuwing der schuren van de boerderij bij Ellerhuizen hebben Geuchien Roelfs Hopma en zijn vrouw in de achtergevel de namen van hun vier kinderen laten zetten en het volgende rijmpje:
De veeteelt is onze bezigheid
Naast ’t eerlijk akkerploegen
Weldoen gepaard met matigheid
Geeft rust en vergenoegen
Geuchien Roelfs Hopma stierf 19 April 1843 en zijn vrouw 30 November 1859, beide zijn begraven op het heem der boerderij bij de Ellerhuizertil.
Gaan we nog een geslacht verder terug dan komen we Roelf Geuchiens Hopma en Ettien Jans Schuiringa. Eerstgenoemde werd geboren op 16 Januari 1749 te ter Laan, overleed op 18 Januari 1826 te Bedum. Zijn vrouw werd geboren Mei 1741 te Adorp, overleed 30 Maart 1833 te Bedum. Ettien Jans Schuiringa huwde als weduwe met Roelf Geuchiens Hopma en wel 15 Juli 1770 te Bedum.
Zij was eerder getrouwd geweest met Jan Jans, landbouwer bij de Ellerhuizentil. Uit dit huwelijk werden twee zoons geboren. Daar zoowel Jan Jans als zijn beide kinderen jong stierven ging de boerderij te Ellerhuizen over in handen van de familie Hopma tot op heden. (Vergelijk dit met de familie Zijlma ten tijde van Trientje Meinderts Bentema)
Als bijzonderheid van deze beide echtelieden vond ik opgeteekend dat zij in 1791 naar Bedum gingen rentenieren met 20 mille kapitaal en toen golden voor de rijksten van het dorp.
Ettien Jans Schuiringa droeg eerst een zilveren oorijzer en later bezat zij twee gouden, waarvan een zoo zwaar dat er geen deuk in kwam, als men er tegenaan schopte.
Gaan we weer een geslacht verder terug dan komen we bij de ouders van Roelf Geuuchiens Hopma en dat zijn: Geuchien Lamberts Hopma, landbouwer te ter Laan, geboren 15 April 1715 te Garmerwolde, overleden 24 Juni 1792 te ter Laan en de vrouw waarmede hij huwde: Martje Roelfs van Zuidwolde, de overlijdensdatum is niet bekend.
Behalve hun huwelijksafkondigingen in de kerk “sonder eenige verhinderinghe van den predikstoel afgekondigt en vervolgens in den Huwelijken Staat en bevestigt”, en de overschrijvingen van de attestatie’s is er van deze beide echtelieden niets bekend dan dat zij woonden op de boerderij ter Laan.
De vader van Geuchien Lamberts Hopma was Lambertus Harms Hopma, geboren 1681 te Winschoten. Hij is tweemaal getrouwd geweest; zijn eerste vrouw Annechien Molencamp is de stammoeder van ons geslacht; zijn tweede vrouw was Sjamke Jans van Engelbert. Annechien Molencamp werd 23 September 1680 te Groningen geboren en huwde 9 Juni 1707 Lambertus Hopma. Laatstgenoemde ontving na zijn huwelijk een aanstelling als schoolmeester en organist te Garmerwolde. Het jaarlijksche tractement dat hij in 1755 voor deze functie had was een somma van een hondert ses en taghentig Car. Gl. 5 st (186 gld 5 stuiver) en hierbij was ook nog een gedeelte “uytgeschooten geld” gerekend.
Lambertus Harms Hopma overleed 25 April 1756 te Garmerwolde, Annechien Molencamp eveneens te Garmerwolde op 10 Juli 1744.
De familie Molencamp/MeulencampMeuelencamp had een kantwinkel in de Guldenstraat te Groningen. Een ongehuwde zuster Elsje Meulencamp heeft volgens de familiepapieren aan de drie kinderen van haar vroeger overleden zuster elk f 18.000 achtergelaten zoodat die dus in eenmaal rijk waren.
Het stoffelijk overschot van Lambertus Harms Hopma en Annechien Molencamp rust in de kerk van Garmerwolde.
Grafschrift Lambertus Harms Hopma:
Anno 1756 den 25 April is eersame Lammert Hopma indertijd schoolmeester en organist tot
Garmerwolde in het 75ste jaar zijns ouderdoms in den Heere ontslapen, verwagtende eene zalige opstandinge ten eeuwigen leven alleen door Jesus Christus onzen Heere.
Gedenkt een oude man
Gedenkt hem na zijn dood
Hij wenscht te zijn gedragen
Van d’Englen in Abraham schoot
Ook van zijn vrouw Annechien Molencamp is het grafschrift bekend en luidt alsvolgt:
Anno 1744, den 10 Juli is de eerbare Annechien Meulencamp, de gewezene huisvrouw van de eersame Lammert Hopma, organist te Garmerwolde in den Heere ontslapen, verwagtende eene zalige opstandinge door Jezus Christus, onzen Heere.
Alle die dit pad gaan treden
Die neem een exempel aan mij
Al leg ik hier beneden
Ik heb geweest als gij
O mensch! Bedenkt het einde
Die wijle gij zijt gezond
En bouwt het fondament
Op eenen vasten grond.
Zoo ben ik gekomen bij het oudste mij bekende geslacht van de Hopma’s, bij de oudste stamvader dus: Harm Lammerts of Harm Soldaat, geboren omstreeks 1650 en gestorven te Winschoten omstreeks 1721, gehuwd met Ayltjen Harmens, geboren omstreeks 1654, gestorven Mei 1726 te Winschoten.
Harm Lammerts was consistorale dienaar in de Ned. Herv. Kerk te Winschoten en zoodoende is er in de kerkelijke archieven van Winschoten en Groningen over hem nog wel iets te vinden wat ons eveneens in bepaalde richting dan een beeld geeft van dien tijd. Hij behoorde tot het z.g. Winschoter Torengilde(kluft) en zijn naam komt eveneens voor op de ledenlijst van het Torengildeboek.
Het huwelijk van Harm Lamberts en Ayltjen Harmens schijnt rijk met kinderen te zijn gezegend. Er wordt gesproken van “syn numerieke familie” dat veelal in groote armoede leefde. In de notulen van de kerkeraadsvergadering van 22 September 1693 lezen we dit en naar aanleiding hiervan een verzoek om “onderstant uit de arme middelen”. Hetwelk hem is toegestaan maar onder beding, dat hij alsdan sal moeten waernemen de dienst van het E. Consistorium”.
In 1715 lezen we: De vrouw van onze consistoriale dienaar Herman Soldaat toegestaan een rok. Het jaar daarop een verzoek om subsidie “uit oorzaak dat zijn vrouw sich door een val zoodanig bezeert hadde, dat zij met haar handen niets konde verdienen”. Het verzoek wordt overgelaten aan de vrijheid van de broeders diakenen. Dat de armoede groot was, blijkt ook uit het verzoek nog hetzelfde jaar gedaan: “ Harm Soldaat en syn huisvrouw in haar hooge jaren niet of weinig kunnende verdienen, versoeken van de eerwaarde kerkeraad een woning om van de huizen ontheft te worden”.
Op 27 November staat er echter iets geheel anders van toon omtrent deze familie vermeld: “Stond binnen Grietien Wolters klagende over Hanne Harms, dochter van Harm Soldaat welke haar vuistslagen zoude hebben toegevoegt. Daarop wierde Hanne vorts voor de kerkeraad geroepen sulx ontkennende en voorts Grietien eenigzins van wantrouwen beschuldigende”.
De kerkeraad sloeg de middenweg in en verzoende deze om kleinigheden twistende dochters, belovende het handtastinge in het toekomstige malkander alle liefde en trouw e te bewijzen.
Dit over het voorgeslacht in vrouwelijke linie van Jan Zijlma. Zoowel het geslacht Hopma als het geslacht Zijlma gaan voor zoover bekend tot plm. 1640-1650, tijdens het bewind van stadhouder Willem Frederik 1640-1664, terwijl Holland van 1650-1672 zijn eerste stadhouderloos tijdperk heeft.
Alvorens nader in te gaan op de persoon Jan Zijlma wil ik graag even stilstaan bij de herkomst der stamnaam en het wapen van de familie Hopma. Wat het eerste betreft zijn er die menen dat het zooveel beteekent als zoon van Hop of Hoppe. Zoowel Hopma als Hoppema komt voor in de familie bescheiden. In een woordenboek in het Friesche archief te Leeuwarden komen de woorden hop en hoppe voor met de betekenis van een bocht of inham aan een zee of meer.
Zoo zou het dus kunnen zijn dat de naam ontleed is aan iemand die aan een inham of bocht woonde; misschien eerst als bijnaam en later als blijvende geslachtsnaam. Als tweede mogelijkheid van de herkomst der geslachtsnaam is de verklaring dat de naam van Hopman (een hoofdman der oude ruiterij) is afgeleid, terwijl als derde mogelijkheid nog wordt genoemd dat een bierbrouwer zich vroeger ook wel hopman noemde. Welke uitleg de juiste is, zal wel nooit met zekerheid opgediept kunnen worden. Persoonlijk acht ik het meest aannemelijk dat de familienaam eenvoudig is afgeleid van de rang van hopman, die een voorvader dan vermoedelijk heeft bekleed en die dan voor zoover na te gaan, het eerst gebruikt is door Lambert Harms, schoolmeester en organist te Garmerwolde. Waar onze voorzaten vandaan kwamen voor ze zich via Winschoten en Groningen in het lage land der Groninger Ommelanden vestigden is niet met zekerheid te zeggen.
Vóór de 18de eeuw bestond er te Alemenum bij Harlingen een Hopma Stathe, de naam kom voor in een register van borgen, heerlijkheden, heerden, staten in het rijksarchief te Leeuwarden. Op een oude kaart daar ook aanwezig komt de naam niet voor; waarschijnlijk is het dus niet groot geweest. In Beieren (Duitschland) komt de stad Hoppema ook voor, het geslachtswapen is echter verschillend. Het wapen van de Groninger Hopma’s dat op verschillende grafzerken voorkomt vertoont 3 klaverbladen 2 – 1. o voerde ds. Henricus Theodorici te Loppersum een uit de wolk komende hand die de bijbel omklemt (1675), ds. Anthoni Havenga te Zandt een vliegende kraanvogel met zijn jong op de rug, het symbool van het heimwee naar de hemel (1775) in zijn wapen. In de Ommelander wapens duidt de halve adelaar vermoedelijk het mede-collatorschap aan (Garsthuizer Voorwerk).
Volgens Dr. G.A. Wumkes in een artikel in de Groningsche Volksalmanak van 1906 duiden de klaverbladen het eigengeërfd zijn aan, hetgeen blijkt uit een menigte grafschriften en wapens van eigengeërfde boeren. Vergis ik mij niet zoo vervolgt Wumkes dan hebben bewoners van groote kloosterboerderijen of voorwerken vier klaverbladen ter aanduiding van een grooter grondbezit dan 30 grazen. (b.v. het Garsthuizer Voorwerk dat in zijn wapen zoowel de halve adelaar als de vier klaverbladen heeft).
In de Friesche wapens schijnt dit ook zoo zijn en beduiden de 3 klaverbladen zooals die ook bij de fam. Hopma voorkomen aan dat de bezitters van het wapen eigenerfden waren.
Omtrent de Groninger wapens is dit reeds eerder door M. D. Teenstra opgemerkt. We behoeven echter niet eens zoover te gaan daar op de boerderij ’t Huis Ewer in de gevel ook drie klaverbladen te zien zijn. Het familiewapen der Hopma’s is dan waarschijnlijk ook te beschouwen als een gewoon wapen van eigengeërfde boerenfamilie, zooals er zoovelen voorkwamen.
| ___________________________________________________________ |
Naar levensbeschrijving Jan Zijlma
Naar Itje Hillegonda Zijlma