Brief 22-12-1856 Hillechien Beuckma

___________________________________________________________

Plainfield den 22 Dec 1856. 

Geliefde Broeder en Zusters ! 

Gij zult u wel kunnen voorstellen hoe smartelijk ons het berigt was, ons in uwen laatsten brief medegedeeld lieve Broeder. O hoe vurig had ik gehoopt dat onze eenparige wenschen met de hertelling van onze geliefde zuster bekroond ware geworden ! doch God heeft het anders gewild, en hoe zwaar het valt, wij moeten er in berusten. Laten wij dan met kalmte ons onderwerpen aan die besturing mijne geliefden en God om wijsheid bidden om een leven te leiden dat wij ook eerlang zoo klam en gerust onze laatste oogenblikken verbeiden kunnen. O hoe troostrijk en aangenaam is mij de gedachte hieraan, en dat zij gene benaauwdheden te lijden had in het laatste, maar nog gelegenheid kon vinden hare geliefde afwezige betrekkingen in liefde gedachtig te zijn! gij lieve Johanna verliest in haar wel het meeste, doch laat het u niet ontmoedigen, gij hebt nog onze goede Broeder en zijn huisgezin.
Antje en de haren, en zoovele andere goede vrienden en bekenden die uw verlies kennen en gevoelen en met u deelen. Blijf u zelve getrouw en alles zal wel gaan. Wij zijn allen maar een korten tijd hier,en of dit een weinig langer of korter duurt maakt eigenlijk minder uit, zoo wij slechts ieder in zijnen kring trachten nuttig te zijn. Laat dit nieuw verlies van onze geliefde zuster ons zoveel te vaster aan elkander verbinden en wederkeerig tot steun en troost zijn. Het past ons niet haar hier terug te wensen, maar wel om haarr onberispelijk en liefdevol leven ons tot navolging te stellen opdat wij waardig mogen worden om tot haar te gaan en hereenigd te worden met al onze geliefden. 

Het viel mij al dadelijk zoo zwaar op het gemoed dat zij niet weder zou herstellen, daar wij dit in onze familie zoo zelden zien; en hebben wij er nog al dikwijls over gedacht en gesproken of er ook een middel op was dat ik tot u komen kon, doch dit was eene onderneming die alleen in het uiterste uitgevoerd kon worden, zoodat ik er daarom, en dat ik wel wist dat zij in u alle hulp en bijstand had die haar verligting geven kon, van afgezien, want wat kon ik meer voor haar doen? Ik kon haar het leven niet redden, hoe gaarne ik het zou willen. 

Ik denk wel vaak dat er in de winkel teveel koude geleden is en nog word misschien, was daar geen middel op om dat te veranderen lieve broeder, denk er maar eens ernstig over en zoo er wat aan te doen is laat het niet na.
In onze laatste brief aan Nanninga en Antje heb ik er geloof ik ook iets over geschreven en zou zeer graag zien dat gij er ook acht op sloegt, daarom ook zou het goed zijn dat het bij u in gebruik kwam om tapijten over den vloer te hebben, dan was er minder vogtigheid en ik geloof zeker daardoor gezonder. 

Het is nu midwinter’s avond, en wij zullen zien deze schielijk te voltooijen daar gij ons zeker niet schrijft voor gij iets van ons ziet, en ik zeer verlangend ben om gaauw weer van u en inzonderheid ook van Johanna schrijven te ontvangen.
Ik zou zeer graag van u lieve zuster omstandig willen weten hoe het zich bij Truda’s ziekte en overlijden heeft toegedragen, Michiel heeft hier nogal wat overgeschreven, doch gij begrijpt wel dat ik graag alles zou willen weten. 

Naar ik mij voorstel moet zij het gemakkelijker gehad hebben dan Betje in het laatste, had zij er allang zorg in dat zij niet weer beteren zou? Heeft zij er ook nog wel eens overgesproken dat zij graag zou willen hebben dat wij daar bij waren? O hoe slecht stelt men zich voor hoe schielijk de dood tusschen beide treden kan, om ons te verhinderen in onze. wenschen en voornemens. Zoolang het alles goed gaat, en wij allen van elkander weten dat we leven en wel zijn en het leven ons aangenaam trachten te maken, denkt men er niet genoeg aan, wat dit alles voor ons waard is, raak dan eerst, wanneer de dood een scheidspaal tusschen ons stelt gevoelt men eerst regt hoe dierbaar men voor elkander is. Doch onze scheiding hoewel altijd met de hoop van eene hereeniging hierop aarde deed ons reeds nu beter beseffen wat wij voor elkander zijn, dan uwer daar raak in het dagelijks leven aan toekomt te denken, wanneer men altijd met elkander omgaat. O ! hoe vaak heeft het mij gehinderd niet altijd zoo met u geleefd te hebben, als ik nu zou wenschen en pligt en liefde eischten, doch dit is nu niet te veranderen.
Het beste is nu om zoo veel mogelijk die verkeerdheden en zonder waaraan men zich schuldig acht te overwinnen en af te leggen en geven hiervan in het dagelijks leven blijken, en wanneer dit ons ongeveinsde ernst is, dan geloof ik ook, dat wij welgevalliger worden bij Christus die de reine liefde zelve is – en mogen hopen op eene wedervinding en hereeniging met onze ontslapene geliefden. 

Of wij nog eens weer tot u komen zullen om ons leven onder u  te slijten? Soms heb ik hier nog al wat hoop en verwachting op, doch op een ander tijd is mij weer alles duister.
Ik weet niet of het voor ons raadzaam zij zou, doch om een plaats te kopen daar kan ik voor ons geheel geen licht in zien al zou dit anders ook in onzen smaak vallen waaraan ik twijfel. Het beste heeft mij altijd toegeleken een houtstek of oliemolen, doch het zou beide nogal veel geld vereischen om het goed door te zetten.
Ook ben ik altijd heimelijk bevreesd dat er zooveel haken oogen bij zijn dat het niet bevallen zou, omdat alles zoo beperkt word, want dit is zeker nog niets verbeterd. Hier gevoelt dat zoo vrij, wanneer het een niet wil dan word er nog wat anders bij aangevangen, doch in Holland is dat geheel anders, geen paard mag er gebruikt worden door iemand die geen land heeft zonder hoge belasting te betalen, wat anders bij een houtstek nogal goed wezen kon om de klandizie uit te breiden door zooals ze hier doen de menschen alles aan huis te bezorgen. 

Evert Borgman is nu een tijdlang weer molenmaker geweest, ’s zomers gaat hij met zijn machiene uit maaijen en graan snijden, en nu heeft hij ook een dorschmachien aangeschaft waarmee hij ook al uitgeweest is. Dit valt wel in zijn smaak en zoo verdient hij veel geld zeker. 

Wij hebben laatst een brief gekregen van Neef en nicht Dijkhuis, die ons zeer aangenaam was, wij denken hen schielijk eens terug te schrijven.

Het is hier nu al goed winter, zoodat de kagchel wel goed gestookt mag worden, in de eene kagchel branden wij steenkool en in de ander houtskool is zeer aangenaam te branden als het zeer koud is, komt het bij u ook in gebruik, want turf is ja zeer duur?
Wat zoud gij zeggen zoo wij u eens een goede kagchel toestuurden Mechiel of hebt gij er we, en hebt gij ook een in de winkel?
Ik kan het slecht verdragen dat gij daar nog koude lijd, ik heb hier hoe koud ’t hier anders is nimmer last van gebarsten handen of aangezicht zooals vroeger wel.
Gij moet het niet laten uit zuinigheid, de gezondheid en leven zijn oneindig meer waard dan eene som geld.
Wat kosten goede veeren bij u en is de prijs van wollen artikels zooals dekens nog als vroeger. Beste ganzeveeren zijn hier veel duurder geworden sedert ik hier ben toen kosten ze omstreeks 60 nu tegen de 80 ct ’t ld. Ik zal deze nu maar eindigen, want het is nabij posttijd, die ik niet graag verzuimen wil. Weest in liefde ons aller gedachtig gelijk wij u en laat ons vooral schielijk mogen vernemen dat gij allen wel zijt.
Uwe liefhebbende zuster Hillechien. 

het is nu bij u de 2de midw. dag. hier houden ze alleen de eerste. 

___________________________________________________________

Naar Brieven Klaas Jans Beukma, zonen Jan, Kornelis, Willem Beukma en schoondochter Hillechien Beuckma