___________________________________________________________ |
Aan M. J. Sijtsema
Rotterdan, den .. Mei 1835.
Lieve Neef,
Wij hebben uwe brieven den 13 dezer ontvangen, en met veel genoegen in die van u gelezen, dat gij misschien, als het ons in Amerika goed beviel, ook nog misschien wel bij ons zoudet komen, hetwelk ons wel zeer lief zoude zijn, maar ik wil het toch nog niet geloven. Ook hebben wij in de andere brieven gelezen, dat ons dierbaar gezelschap weer goed was overgekomen, maar uit die van Oom heb ik tot mijn leedwezen vernomen, dat hij nog niet weer hersteld was. Wij zijn nog dagelijks op het schip al waar wij onze tijd met wat lezen en schrijven doorbrengen, terwijl mij tegen den avond somtijds eens eene wandeling doen, onder anderen hebben wij Dingsdag over Delfshaven naar Schiedam geweest, hetwelk een niet onaanzienlijk stadje is.
Ons scheepsvolk is vriendenlijk jegens ons, maar eevenwel hebben zij l.l. Zondag groote ruzie onder elkander gehad, hetwelk zoover gelopen is, dat er nu twee matrozen gevangen zitten, en den tweeden stuurman uit den dienst is gesteld.
Naar het zeggen van den kapitein zullen wij morgen den 17 Mei van hier vertrekken, waarom ik u nu deze letteren nog toezende.
Uw liefhebbende neef
Jan Kz. Beukma.
Verzonden den 19 Mei, zijnde de dag voor ons vertrek.
N.B. groet Oom en Tante als ook uwe Zusters van mij.
___________________________________________________________ |
28-05-1835 brief Cornelis Beukma
Naar Brieven Klaas Jans Beukma en zonen Jan, Kornelis, Willem Beukma en schoondochter Hillechien Beuckma