Brief 01-09-1863 Willem Beukma

___________________________________________________________

1e blad mist []
met de innigste smart gepaard. Zij is niet meer de opgeruimde, de vlugge Hillechien van vroeger tijd. Zij verlangt niet dan rust, stille huiselijke vrede, en gedurige liefdevolle bediening in het bijzijn van hare innig geliefden van hare kindse jaren. Zulks is het gehele doel van hare, voor haar zoo moeitevolle reis.  

Moge haar vergund zijn dit doel verwezenlijkt te zien?
Dan zal ook voor mij, een zware last op mijn gemoed, zijn opgeheven. 

Het zal nu nodig zijn dat wij nog eens weer boeldag houden van ons nog overgehouden goed, en met het inpakken van de benodigdheden voor de reis, en andere noodzakelijkheden aan zulk eene onderneming verbonden, behalve dat ik buitendien het eenige werkzame lid moet uitmaken voor de huishouding en Hillechien bediening – heb ik mijn hoofd en handen nu zoo vol dat het bijna mijne zinnen verbijsterd. 

Wij zijn evenwel niet geheel ten allen tijde zonder vriendelijke hulpbetoning. Eenige van onze welmenende buren doen voor ons wat hunne eigene omstandigheden veroorloven. Jantje, de vrouw van neef Remmert Borgman komt wel eens een hele dag, wanneer ik eens volstrekt noodwendig van huis moet, en alle weken hebben wij een of twee keer eene werkvrouw die de boedel eens weer wat bij helpt, maar niettegenstaande dit heb ik nog altijd overvloed van tijdverdrijf.
De plaats blijft misschien onverkort, doch daaromtrent zullen wij ons niet verontrusten. wij zullen een waardig man aanstellen om daarover het oog te houden, en naar zijne beste inzitten daarvoor te disponeren.

Van nicht Reino heb ik nog geen antwoord hoe zij omtrent hare zaken wenscht te hebben gehandeld. Voor eenige dagen had zij mij evenwel geschreven dat zij al haar gelden alhier van noden zoude zijn, uithoofde van haar huwelijk met H. van Houten, en hare voorgenomen verhuizing naar Iowa. 

Laat mij toe hiermede dezen te sluiten, in de hoop u eerlang te zullen ontmoeten.
Uw broeder Wm. Beukma. 

Lieve Zuster!
Wat zegt gij nu van ons nieuw plan? 

Ik weet zelve niet wat er van komen zal, maar ik hoop het beste, en dat het ons vergund zal zijn u nog eens weder te ontmoeten, en dan hoop ik, zal zich het overige ook schikken. In allen geval, wij zijn in Gods hand, en ik hoop dat het ons nimmer aan vertrouwen ontbreken zal om daarin te berusten. 

Vaarwel tot wederziens Uwe Hillechien 

___________________________________________________________

Naar Brief 08-08-1863
Naar Brief 11-09-1863 Hillechien Beuckma
Naar Brieven Klaas Jans Beukma, zonen Jan, Kornelis, Willem Beukma en schoondochter Hillechien Beuckma

___________________________________________________________