[tabel id=81 /]
Datum: 22-06-1799
Leners: Eise Wiersema en Grietje Klaasens
Uitleners: R: Cleveringa en Mejuffrouw Anna Margaretha Mees
Hoofdsom 1: f 467,14 7, rente 4%
Hoofdsom 2: f 303,08 5
[tabel id=81 /]
333. Rentebrief
Adam Tebbens J: M: Doctor, Rigter van ’t Groote en Kleine Reedschap Certificeere dat persoonelijk voor mij zijn gecompareerd,
Eise Wiersema en Grietje Klaasens ehelieden woonagtig onder Zuurdijk de welke bekenden en beleeden, oprecht en deugdelijk schuldig te zijn, aan
de Heer R: Cleveringa en Mejuffrouw Anna Margaretha Mees, ehelieden woonagtig te Leens de Somma van Vier hondert Zeven en sestig guld: veertien Sts: en zeven duit Zegge f 467-14-7 herkomstig weegens aan hun verkogte en tot volle genoegen ontvangene Materialen ingevolge Boek van de Jaar 1797 en 1798, welke door deezen worden gemostificeert en vernietigt
blijvende de vrouw Comparantinne voor haar zelfs en in qlte als des Boedel bij scheiding en deeling ingevolge Afkoopbrief bovendien nog aan R: Cleveringa en vrouw schuldig de Somma drie hondert en drie guld: agt st&, en vijf duit: Zegge f 303-8-5, meede herkomstig weegens geleverde Materialen zijnde de pupillen meede daar voor aanspraakbaar.
En namen Zij debiteuren aan om van bovengenaemde f 467-14-7. Jaarlijks na vier procento rente te betalen, waar van het eerste Jaar Zal komen te verschijnen op primo Januarie 1800, en zoo vervolgens jaarlijks, en onverjaard, tot dage van aflossinge toe, het welk alle Jaar, zal mogen en moeten geschieden, mits de opzegging een vierendeel jaars voor de verschijndag werde gedaan, om als dan dit Capitaal, met diens verscheenen renten, in vrij kost en schadeloos geld, te mogen en ook te moeten opbrengen, met de kosten van opzage boven dien.
Voor welke Capitaal en renten zij debiteuren ten onderpand stelden, alle hunne en een ieder in solidum hebbende en toekomstige goederen geene exemt dezelve aan alle hooge en Lage rechten en Gerichten, en diens parate reale executie submitteerende onder afstand van alle bedenkelijke exceptien deezen eenig sints contrarieerende en in specie van de exceptien van herreekening, misreekening of relij, en Zij verklaarde wel onderrigt te zijn.
In oorconde der waarheid, en tot vestenisse deezes, heb ik Richter opgemeld, deezen op belijenge van Comparanten met mijn Naams verteekening en door het aanhangen van mijn gewoon Zegul bevestigd te Leens op den 22 Junii 1799.
(was geteekend)
Dr A: Tebbens Richter
[tabel id=81 /]
Naar Boerderij “Kooyenburg”