Anje Cassel-Bruins Weense kinderen

___________________________________________________________
30-01-1920 Nieuwe Provinciale Groninger Courant

Delfzijl, 29 Jan. Gistermiddag arriveerden alhier met de „Franziska”, onder geleide van een pleegzuster, een 25-tal Oostenrijksche kinderen, die bij de verschillende ingezetenen zullen worden gehuisvest.

___________________________________________________________
10-01-1921 Nieuwe Provinciale Courant en Groninger DagbladINGEZONDEN STUKKEN. (Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.)

Weensche en Duitsche kinderen.
Wel hebben pleegouders zich op onze oproep weer aangemeld, doch hun aantal blijft te klein om op eenigszins voldoende schaal kinderen te doen overkomen.
De trein met honderden kinderen, die in Nederland zoo hoog noodig weer op krachten moeten komen, ging Groningen voorbij. In Winschoten en Omgeving werden ze liefderijk opgenomen. Zijn hier de deuren voor hen gesloten? Of is er nog niet voldoende aangeklopt bij zoo menig gastvrij huis? Wij vertrouwen, dat dit laatste het geval zal zijn en met den meest mogelijken aandrang ons verzoek om opname herhalend, verzoeken wij de velen, die onze schriftelijke uitnoodiging nog onbeantwoord lieten, aan de 2e ondergeteekende het bericht te doen toekomen, dat er kinderen mogen komen, diep beklagenswaardige kinderen uit Weenen en uit Duitsche steden.
De nood der kleinen is weer hoog gestegen. Zou Gron. thans de hand tot redding niet uitsteken?
Het comité voor
Weensche en Duitsche kinderen:
DE MAREES VAN SWINDEREN, voorzitter.
A. J. VAN GIFFEN, Secretaresse, Westersingel 15.

___________________________________________________________

05-10-1923 Nieuwe Provinciale Groninger Courant

In eene Woensdag namiddag in het Raadhuis gehouden vergadering van het Comité ten behoeve van kinderen en hulpbehoevenden in de middenrijken, speciaal die van Weenen en omstreken, die ook werd bijgewoond door den eere-voorzitter, Mr. Dr. E. van Ketwich Verschuur, werd besloten tot ontbinding van het Comité.
De Voorzitter, Jhr. Mr. D. R. de Marees van Swinderen bracht in het kort het in 1919 opgevatte en zoo goed geslaagde werk in herinnering en bracht met instemming der vergadering een woord van hartelijken dank voor de in groote mate ondervonden medewerking van de zijde der Pers, van de ingezetenen en bovenal van de pleegouders.
Aan dit besluit was voorafgegaan het innemen van de rekening der Penningmeesters, die door eene, door den eere-voorzitter op het verzoek van het Bestuur daartoe uitgenoodigde commissie, bestaande uit de heeren J. E. van Hasselt en J. Kunst Kzn., was nagezien en in orde bevonden.
De vergadering keurde die rekening in ontvangst aanwijzend een totaal van f 46,288.85 en in uitgaaf van f 45,227.94, en alzoo sluitend met een batig saldo van 1,060.91, goed, en dechargeerde de penningmeesters, onder hartelijke dankbetuiging voor hun omvangrijk en zorgvuldig beheer.
De vergadering besloot het saldo te doen ten goede komen aan eenige Vereenigingen, wier bemoeiingen gaan in de richting ook door dit Comité gevolgd.
De voorz. bracht ten slotte woorden van dank aan den Eere-voorz., aan de verschillende subcomité’s en aan enkele vooraanstaande personen, terwijl hij met nadruk en onder groote instemming der vergadering wees op het veeljarig belangrijk en voortreffelijk werk dat door de secretaresse, mej. A. J. van Giffen in ‘t belang van Weensche en Duitsche kinderen verricht.

___________________________________________________________
09-06-1925 Nieuwsblad van het Noorden, dinsdag

Hollanders in Weenen.
De Oostenrijksche Bondspresident, de heer Hainisch, heeft een afgevaardigde van de thans te Weenen vertoevende Nederlandsche pleegouders van Oostenrijksche kinderen ontvangen.  Namens Oostenrijk zeide hij den Nederlanders, die ten hunnent, Oostenrijksche kinderen hebben ontvangen, hartelijk dank. De stoffelijke, maar vooral ook de moreele steun, welke daarmee geboden werd, werd op den hoogsten prijs gesteld; Oostenrijk voelde toen, dat het niet geheel alleen in de wereld stond. Als uiterlijk teeken van dankbaarheid overhandigde hij aan den leider van de afvaardiging, de heer Tulp, hoofdinspecteur bij de Nederlandsche Spoorwegen, en mevrouw Munzert het eereteeken van verdienste voor de republiek Oostenrijk.
Verder is, naar men weet, een afvaardiging van de Nederlandsche pleegouders in het raadhuis ontvangen, waar wethouder Oaeste, den burgemeester vervangend, een toespraak hield en hartelijk dank zeide, voor de liefderijke ontvangst, welke Weensche kinderen in Nederland hebben gevonden. De stad Weenen zou deze edele hulp nimmer vergeten.
De heer Tulp dankte voor de hartelijke ontvangst en verzekerde, dat de gastvrijheid, welke Nederland aan Weensche kinderen geboden had, van ganscher harte en met vreugde was verleend. Hij bood het gemeentebestuur een album met foto’s van Nederlandsche steden en bijschriften van pleegouders aan. Hierna werd het raadhuis bezichtigd.

___________________________________________________________