10-05-1848 Inwoners gemeente Leens geven mening over Grondwetsherziening

___________________________________________________________
10-05-1848 Rekest 

Aan Zijne Majesteit den Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg enz, enz. 

Sire ! 

Ondergeteekenden, ingezetenen uit de gemeente Leens, provincie Groningen, verklaren bij dezen eerbiedig aan Uwe Majesteit, dat zij aan het ontwerp van gewijzigde grondwet, ontworpen door de Staats Commissie, benoemd bij Uwer Majesteits besluit van den 17 Maart jongstleden, over het geheel genomen, hunne goedkeuring wel kunnen geven. 

Zij nemen des niet te min de vrijheid, en rekenen zich dit tot pligt, om op dit zoo wel uitgewerkt en in dank ontvangen stuk, hetwelk door Uwe Majesteit der Natie als ’t ware ter beoordeeling is voorgelegd geworden, de volgende aanmerkingen te maken en die langs dezen weg onder de oogen van Uwer Majesteit te brengen. 

  Het inkomen van Uwer Majesteits huis Sire! is den onderteekenden te hoog voorgekomen in verhouding tot ’s lands financiele krachten. De lasten zijn zo verbazend hoog en drukkend geworden, dat eene bezuiniging in uitgaven noodzakelijk, ja onvermijdelijk is geworden, en bij onze huishouding van Staat steeds overal steeds overal op den voorgrond moet staan. 

Dit op het oog houdende, kunnen zij dan ook goedkeuren, dat in art. 81 der ontvangene grondwet, de schadeloosstelling aan de leden van de Tweede Kamer der Staten Generaal verminderd is geworden; doch bij ruimere geldelijke omstandigheden, had, in hun oog, dat cijfer eens zoo hoog moeten zijn, dan waar op het nu is voorgedragen, want dan nog, wanneer men het inkomen van de leden, der Tweede Kamer verdubbelde, dan nog, zeggen wij, zouden de uitgaven voor 68 leden der Tweede Kamer, of voor het wetgevend Staatsligchaam niet meer beloopen dan f 272,000, terwijl daar en tegen de civiele lijst van Uwe Majesteit (de hooge traktementen der ministers daaronder nog niet eens begrepen) dus de uitgaven voor het Uitvoerend Staatsligchaam, volgens het ontwerp, nog aanzienlijk meer dan één en een half millioen kan bedragen. Inderdaad, een verbazend en in he toog springend verschil! De natie Sire ! hoopt nog steeds op betere, gelukkiger tijden ! doch zij verwacht thans van U alleen – ja van U alleen Sire ! verwacht zij thans verbetering in vereenvoudiging in onze Staatsinrigting, bezuiniging, ja, aanzienlijke bezuiniging in onze huishouding van Staat. 

  Sire ! Ondergeteekenden smeeken daarom, namens de geringere en arme volksklasse vooral, maar ook voor zich zelve en voor de hunnen, Uwe Majesteit onderdanig, om hier, als Hoofd van den Staat, het voorbeeld te geven, door het inkomen van Uwer Majesteits Huis eens zoo laag te bepalen, als Art. 27, 30 en 31 wordt voorgedragen.
Dit, Sire zal gewis, direct en indirect, de uitgaven van Staat aanzienlijk verminderen ! De hooge ambtenaren toch, thans te ruim, ja buitensporig hoog bezoldigd, zullen Uwer Majesteits voorbeeld ongetwijfeld volgen, en dit zal, behalve bezuiniging daar te stellen, ook jaarlijks de aanmerking van het Staats ligchaam, hetwelks de begrooting van uitgaven moet beoordeelen, voorkomen, dat de bezoldiging van collegiën en ambtenaren, welke, volgens Art. 57 van het ontwerp, door Uwe Majesteit  zullen moeten geregeld worden, niet in evenredigheid met de financiele kragt der natie zullen zijn. Uwer Majesteits voorbeeld in dezen zal alles afdoende zijn, en der natie een morele kracht schenken, welke onze zorgen hier in korte bewoordingen noch wil noch kan schetsen en omschrijven. 

  Eene tweede aanmerking in deze, dat de Ondergeteekenden in Art. 132, laatste alinea, wenschen gesteld te zien: 

„De Wet kan vorderen, dat de voorzitter uit den Raad door den Koning benoemd worde”.

  In de 3e plaats zien de ondergeteekenden geen het minste nut in het bestaan eener Eerste Kamer, zoo als bij Art. 71 verordend wordt, en zullen hier, over de daar gestelde vereischten over het lidmaatschap dier geprojecteerde kamer, dus niet uitweiden.

  In de 4e en laatste plaats zouden ondergeteekenden gaarne zien, dat in Art. 86 bepaald wierde, dat geen lid der Tweede Kamer, gedurende het tijdvak, dat hij zitting heeft, als lid dier Kamer, een winstgevend Ambt, hem van wege de regeering aangeboden, zoude mogen aannemen. Eene droevige ervaring, Sire ! heeft ondergeteekenden tot het doen van dit verzoek geleid. 

  Zie dan Sire ! openhartig de wenschen blootgelegd van eenige Staatsburgers, die niets anders bedoelen en beoogen, dan de welvaart van allen, die voor zich zelven niet vragen, noch anderen benijden van in hoogere maatschappelijke betrekkingen geplaatst en werkzaam te zijn ter bevordering van zulks welzijn en volks welvaart. 

Dat wijsheid Uwer Majesteits gangen bestiere ! 

Q. F., 

R E Torringa, H W Doornbos, H J Zijlma, J P Abbring, J J Bos, E W Kamphuis, K J Beukema, G R Wierenga, R L Loots, [], M R Koning, [], W B [], J L Lammerts, J J Hekma, J J Lammerts, B. R Dijksterhuis, G. E. Kadijk, H K Balk, O. J. Jeltes, Wed. E. M. Sijbolts, E. J. Hekma, Wed. M J Boer, A. N. Bolt, H Hoorn, J. M. Luit, F R Feddema, W B Kruizenga, J.E. van Kampen jr, B J Hopma, J. Doorenbos, R R Buikema, E B van Julsingha, J. K. Wiersum, J G Sijpkens, H L van der Tuik, J: I: Noordhoff, J H de Groot, J B Rijzebol, J T Alderts, P F Wieringa, Wed. M J Hofman, A A Torringa, E E Hopma, J: C: Monningh, P B Barkema, A R Spiets, J: Rietema, J: Courts, G E Tammens, L E Boukema, L. J: Torringa, J: J. Klaver, J: D: Poll, [], H R Klaver, H Warendorp, H: L: Lammerts, R. Warendorp, J A Blink, Wed J A Blink, J. Ritsema, J W Zeudema, J. G. Feddema,L. A. Doornbos, P T van Slooten, Wed K E Borgman, W Hijlkema, P B Rijsebol, Wedw J S Lammerts, R F Feddema, W 

[] Poelma, [] Waterbolk, L J Lammerts, Johs Bulthuis, R M Torringa  

___________________________________________________________
 

Naar 1813 – 1848: Onrust in “De Marne”