___________________________________________________________ |
28-03-1848 Groninger Courant
GRONINGEN, 27 Maart.
Onderstaand Adres is op den 20sten Maart j.l. van hier met den post verzonden en ons ter plaatsing medegedeeld.
AAN ZIJNE MAJESTEIT DEN KONING DER NEDERLANDEN . PRINS VAN ORANJE EN NASSAU, GROOTHERTOG VAN LUXEMBURG, ENZ., ENZ., ENZ.
Sire !
De ondergeteekenden, allen Ingezetenen van het platte land der provincie Groningen, wenschende in deze hoogstgewigtige omstandigheden te voldoen aan de behoefte hunner harten, naderen eerbiedig den troon van Uwe Majesteit, ten einde aan Hoogstdezelve hunne opregte hulde en dank toe te brengen voor het afwenden der gevaren, met welke het Vaderland, in zoo hooge mate, voor nog slechts weinige dagen bedreigd werd.
Zonder alle die gebeurtenissen te willen optellen, waardoor, of de oorzaken te willen opsporen, waaraan de zoo na aan eene geweldige uitbarsting gevorderde spanning tusschen Vorst en Volk zijn toe te schrijven, is het den ondergeteekenden voldoende, de zekerheid te bezitten, dat alle gevaar is afgewend door Uwer Majesteits eigene en zelfstandige handeling, die als met eene tooverroede duisternis in licht heeft herschapen, angstige bezorgdheid in hoop heeft doen verkeeren, en de in zoo hooge mate bedreigde orde en rust heeft bevestigd en bestendigd. — Deze Uwe handeling, Sire ! der ingezetenen hulde en dank verdienende, belooft eene toekomst, welke duurzame vruchten zal opleveren, indien en Uwe Majesteit en de Natie de hoogst waarschijnlijk nimmer terugkeerende gelegenheid, welke het oogenblik aanbiedt, niet ongebruikt laten voorbijgaan, — Uwe Majesteit, om alle verbeteringen, welke de tijd vordert, daar te stellen, en alle misbruiken af te schaffen — de Natie, om eerbiedig en bescheiden, doch duidelijk en grondwettig aan Uwe Majesteit haar verlangen kenbaar te maken.
Eene volledige bekendheid van dat verlangen, Sire! toch is onbetwistbaar noodzakelijk, om die eenstemmigheid tusschen het Hoofd van den Staat en deszelfs Ingezetenen te verzekeren, welke vereischt wordt om bet onderling vertrouwen, orde en rust duurzaam te grondvesten.
Het is de overtuiging dier waarheid, Sire! welke de ondergeteekenden hebben doen besluiten, hun verlangen, hunne wenschen voor Uwen Troon te brengen. Zij brengen Uwe Majesteit hunnen opregten dank toe, dat het Hoogstdezelve heeft gelieven te behagen, om de veranderingen en verbeteringen, in ruimeren zin in de Grondwet van den Staat aan te brengen, op te dragen aan eene Commissie, welke, voorshands, waarborgen aan de Natie geeft, dat hare vrijzinnige wenschen voldoening zullen erlangen.
— Doch, Sire! de ondergeteekenden vermeenen Uwe Majesteit niet onbewust te mogen laten, dat herziening der Grondwet, al geschiedt deze ook in den ruimsten zin, al beeft de eerste toezegging daarvan ook uitbundige vreugde uitgelokt, echter onvoldoende zal zijn, om den wensch der Natie te bevredigen.
— Deze vordert meer. Zij verlangt buiten vrijzinnige voorschriften van Bestuur, duidelijke afschaffing en buiten werking stelling van al het vreemde, dat op eene ongekende wijze ons nog beheerscht en voor het nationaal gevoel aanstootelijke overblijfselen zijn der Fransche overheersching — buiten werking stellen van het heerleger ministeriëele besluiten, interpretatiën en élucidatiën, waardoor de wet naar willekeur van de Hoofden der departementen van Algemeen Bestuur veranderd, van kracht en beteekenis wordt beroofd, en de ingezetenen genoodzaakt, of om onder den ijzeren schepter des willekeurs het hoofd te buigen, of tot langdurige en altijd kostbare procedures tegen het Rijk hunne toevlugt te nemen, en wel vooral en boven alles, Sire! eischt de natie vermindering van lasten!
Dit laatste verwacht de onkundige menigte dat het stilzwijgend gevolg zal zijn van het woord hervorming, dat in hare opgewondenheid wordt gebezigd, zonder dat zij er de ware beteekenis van kent, terwijl de teleurstelling dezer verwachting, de wet en orde, ja, het geheel maatschappelijk bestaan bedreigt.
— Dan niet alleen bij de onkundige menigte, maar bij alle stonden (met uitzondering misschien alleen van hen, «lic zich in het genot van hooge bezoldigingen verheugen), inzonderheid bij den achtbaren middelstand, die vroeger zoo krachtige, helaas! thans meer en meer verarmende zenuw van den Staat, is het aan geen twijfel meer onderhevig, maar staat het onomstootelijk vast, dat vermindering van lasten, ontheffing van belastingen op de noodwendigste levensbehoeften, vrijheid van handenarbeid, de weldadige, heilzame en onafscheidelijke vruchten zullen zijn van hel nog naauwelijks aangebroken nieuw tijdperk.
— En kan het anders, Sire! Nederland toch behoort onder de hoogst belaste staten van Europa — in geen land vindt men buiten de lucht, welke men inademt, alles tot eene zoodanige hoogte belast, als in het onze, nergens handel en nijverheid door meerdere beperkingen belemmerd en verlamd dan hier, — of met kwistiger hand over het zuur opgebragte geld der Natie door buitensporig hooge bezoldigingen en veelal onverdiende toelagen, twee-, drie-, ja meervoudige bezoldigingen en veelal onverdiende pensioenen, beschikt, dan in ons dierbaar Vaderland.
— Dat zulk een staat van zaken gebiedend verandering vordert, kan niet worden tegengesproken; dat de lijdzame en uit haren aard bezadigde Natie dezelve op alle wettige wijzen tracht te bekomen, is pligt ;
— dat zij bij het steeds onverhoord blijven harer grieven, zich zelve regt trachten te verschaffen, Sire! dit is betreurenswaardig, doch leeren ons de berigten van eiken nieuwen dag;
— dan ook te gelijk leeren zij ons, die berigten, de heillooze gevolgen, welke die manifestatiën na zich slepen, zoo voor den Vorst als het Volk, en leeren zij alzoo, ons, zoo mogelijk, daarvoor te wachten.
En, Sire! de ondergeteekenden schroomen het niet, in de tegenwoordige omstandigheden rondborstig het aan hunnen Vorst, als het welwillend Hoofd van den Staat, te betuigen, dat het oogenblik alleen en welligt nimmer meer, dienstig en geschikt is om ’s volks uitzigten op te helderen, deszelfs moed en ondernemingsgeest op te beuren, alle belemmeringen voor handel en nijverheid weg te nemen, den druk der lasten te verminderen, in één woord, alle grieven te dooden en lust en leven daarvoor in de plaats te stellen.
Dan ook evenmin als de ondergeteekenden schroomen die betuiging aan Uwe Majesteit te doen, evenzeer achten zij het pligt, onbewimpeld aan Hoogstdezelve te kennen te geven, welke middelen in de eerste plaats en voor alles zij, en met hen het meerendeel der natie, wenscht, dat daartoe mogen gebezigd worden — en deze zijn voor alles, behalve dat Uwe Majesteit moge besluiten tot eene aanzienlijke vermindering uwer civiele lijst
— vermindering van de traktementen van alle hooge staatsbetrekkingen — bezuiniging in alle takken van administratie
— meerdere magt bij de gewestelijke en plaatselijke besturen
— ontheffing van alle belemmering van handel en nijverheid
— meerdere belasting van den rijkdom en portefeuille en der weelde
— afschaffing van alle privilegiën, onder welken naam of vorm ook bestaande,
in één woord,
vermindering van lasten en belastingen, vernieuwing en opbeuring der bronnen van bestaan.
Ziedaar, Sire! vrijmoedig, doch, zoo de ondergeteekenden vermeenen, bescheiden en grondwettig aan Uwe Majesteit blootgelegd, wat in dezen onmiskenbaren tijd van crisis de ondergeteekenden, behoorende tot den middelstand, de kern der Natie, verlangen, wat zij met vertrouwen verwachten, en wat zij zeker weten, dat bij een overgroot gedeelte hunner medeingezetenen weerklank vinden zal.
Wij bidden, wij smeeken Uwe Majesteit, deze onze aanwijzingen in gunstige overweging te willen nemen, aan billijke wenschen billijke voldoening te willen schenken, en deze onze betuiging te willen aanmerken als een bewijs der opregtheid, waarmede wij gaarne verklaren te zijn
Van Uwe Majesteit de getrouwe onderdanen:
(get.) A. J. van Roijen. — G. Reinders. — R. T. Mees. — U. E. Stheeman. — H. H. de Haan. — J. Fresemann Vietor. — H. J. Engelkens. — J. F. Zijlker. — W. C. Star Lichtenvoort. — K. K. de Waard. — H. A. Aalfs.
(Wij kunnen hier nog bijvoegen, dat de onderteekenaren van dit Adres alle Leden zijn van de Provinciale Staten, behoorende tot den Landelijken Stand. Dc Redactie.)
___________________________________________________________