___________________________________________________________ |
Toch bestonden er toen in Frankrijk reeds diverse (geheime) clubs (politieke verenigingen), die op 1 mei 1789 in de openbaarheid traden.
Al spoedig wordt aan die clubs – voorheen verboden – een legale status gegeven.
Op 24 december 1789 nam de Assemblée Constituante art. 62 aan, waarin de burgers het recht werd gegeven: ‘de se réunir paisiblement et sans armes en assemblées particulières pour rédiger des adresses et des pétitions’ (het vreedzaam en zonder wapens bijeenkomen in particuliere vergaderingen om toespraken en petities op te stellen)
In 1791 wordt deze vrijheid tot een ‘droit naturel et inné’ (een natuurlijk en aangeboren recht) verklaard.
Inmiddels hadden zich verschillende afgevaardigden, voornamelijk uit Bretagne, tot één club verenigd, de club Breton, later herdoopt in Club des Jacobins. Het is vooral deze club, die het latere verbod van vereniging en vergadering in Frankrijk heeft uitgelokt.
De politieke excessen, door de clubs veroorzaakt, leidde tot een verbod van dergelijke verenigingen terwijl het vergaderen afhankelijk werd gesteld van een vergunning.
In deze lijn ging de Code Pénal van 1811 door:
art. 291. ‘Nulle association de plus de vingt personnes dont le but sera de se réunir tous les jours où à certains jours marqués pour s’occuper d’objets religieux, littéraires, politiques, ou autres, ne. pourra se former qu’avec l’agrément du gouvernement et sous les conditions qu’il plaira à l’autorité publique d’imposer à la société.’
(Een vereniging van meer dan twintig mensen die tot doel heeft elke dag of op bepaalde aangewezen dagen bijeen te komen om religieuze, literaire, politieke of andere zaken te bespreken, kan alleen worden gevormd met goedkeuring van de overheid en onder de voorwaarden die de overheid aan de samenleving wil opleggen)
Het is dan ook niet wonderlijk, dat het Bataafse Volk uiterst voorzichtig was met de erkenning van het ‘natuurlijke recht van vergadering‘:
Staatsregeling 1798, Algemene beginselen art. 18: ‘Ieder Burger heeft regt, om met zijne Medeburgers te vergaderen, ter onderlinge voorlichting, ter opwekking van vaderlands-liefde, en ter naauwer verbindtenis aan de Staatsregeling, zonder dat, nogthands, de Constitutioneele Gezelschappen, als zoodanigen, met elkanderen over Staatszaken briefwisseling houden, geschreven aanklagten ontvangen, bij stemming besluiten, of, bij wijze van Corporatie, eenige openbaare daad zullen verrigten’.
In de grondwetten van 1814 en 1815 werd met geen woord over het recht van vereniging en vergadering gerept. Daar toen hier te lande de Code Pénal gold, was ook bij ons het houden van vergaderingen aan een vergunning gebonden.
Nederlandsche tekst.
Art. 291. Geenerlei genootschap (of gezelschap) van meer dan twintig personen, met oogmerk om dagelijks of op zekere bepaalde dagen bijeen te komen, ten einde zich met voorwerpen van godsdienst, letterkunde, staatkunde of andere zaken bezig te houden, zal opgerigt mogen worden, dan met toestemming van de Hooge Regering, en onder zoodanige voorwaarden, als het openbaar gezag zal goedvinden het gezelschap op te leggen.
Onder het getal van personen, bij dit Artikel uitgedrukt, zullen niet begrepen zin, die hunne woonstede hebben in het huis, waar het gezelschap bijeenkomt.
Art. 292. Alle genootschap van bovengemelden aard, dat zonder daartoe verleende magt opgerigt zal zin, of na dezelve bekomen te hebben, de daarbij opgelegde voorwaarden gebroken zal hebben, zal ontbonden worden.
De hoofden, bestuurders of bewindvoerders van dat genootschap zullen bovendien met eene geldboete van zestien tot tweehonderd franken gestraft worden.
Art. 294. Al wie, zonder vergunning van het gezag der municipaliteit, het gebruik van zijn huis of vertrek in het geheel of ten deele vergund of toegestaan zal hebben, ter bijeenkomst der leden van een gezelschap, zelfs dat de toestemming der Hooge Regering heeft, of tot enige godsdienstoefening, zal gestraft worden met eene geldboete van zestien tot tweehonderd franken.
In 1848 werd het recht van vereniging en vergadering in de nieuwe Grondwet verankerd, zij het dan ook met de mogelijkheid van beperking bij de wet in het belang van de openbare orde (art. 10 Grw. 1848).
10. Het recht der ingezetenen tot vereeniging en vergadering wordt erkend.
De wet regelt en beperkt de uitoefening van dat recht in het belang der openbare orde.
‘Het is . .. noodig, dat eene wet… de uitoefening van dit regt regele, opdat men niet van de eene zijde te vrijgevend zij en van de andere zijde niet willekeurig eenige bepalingen van het strafrecht nu eens in werking brenge, dan eens onuitgevoerd late.‘
[Hand. 2e Kamer 1848 p. 473]
Het heeft tot 1855 geduurd, voordat een wet ‘tot regeling en beperking der uitoefening van het regt van vereeniging en vergadering’ het staatsblad bereikte (Stbl. 32).
De wet had eerbiedigende werking, liet de rechtspositie van de reeds bestaande verenigingen ongemoeid.
De wet gaat van de gedachte uit, dat een ieder vrijelijk een vereniging mag oprichten; er is daartoe geen machtiging van hogerhand vereist.
Wel is er repressief toezicht: een vereniging, in strijd met de openbare orde is een verboden vereniging.
Bijv. de vereniging die tot doel heeft: ongehoorzaamheid aan, of overtreding van de wet of eene wettelijke verordening, aanranding of bederf der goede zeden, stoornis in de uitoefening der regten van wie het ook zij.
Dit betekende, dat enigszins teruggekomen werd op het liberale standpunt van 1848: de absolute vrijheid om een vereniging op te richten werd in het belang van de openbare orde ingeperkt.
___________________________________________________________ |
Jan Zijlma maakt nauwelijks melding van dit alles:
1823 Het door ruim 1900 landbouwers geteekend, door mr. J. R. Modderman opgesteld adres wordt gezonden aan de Koning.
1830 Begin der staatkundige woelingen in Leens.
1834 Op den 1 April is ds. de Cock van Ulrum voor twee jaren in zijne bediening geschorst [].
1835 Uitvaardiging van de graanwet op den 29 December.
1837 Oprichting van het Genootschap van Nijverheid te Onderdendam.
1841 Oprichting der afdeling Leens van het Genootschap van Nijverheid.
1843 Oprichting van de societeit „de Uitspanning” te Wehe, zijnde de eerste, alleen voor gezellig onderhoud dienende vereeniging, in de Marne.
1847 Provisionele intrekking der graanwet op den 30 Mei.
1848 Nieuwe grondwet. Artikel 4 der additionele artikelen schaft de heerlijke rechten af, voor zoverre dit het benoemen van personen of het waarnemen van betrekkingen aangaat.
In November en December de eerste rechtstreekse verkiezingen voor leden van de Staten-Generaal.
1850 De Gouverneurs worden Commissarissen des Konings.
1851 Eerste rechtstreekse verkiezingen g der gemeente-besturen.
1852 Definitieve afschaffing der graanwet en invoering van een matig vast recht.
___________________________________________________________ |