___________________________________________________________ |
Kadastrale leggers woning “Noord Indië”
___________________________________________________________ |
10-02-1835 notaris H. van Bolhuis aktenummer 4028
In het jaar achttienhonderd vijf en dertig, den tienden van de maand Februarij, des avonds te zeven uren, ten huize van den kastelein Abel Jans Sleuver, te Ulrum, compareerden voor ons ondergeteekende Meester Hendrik van Bolhuis, openbaar notaris, resideerende te Leens, gemeente van dien naam, kanton Winsum, kwartier Appingedam, provincie Groningen, in tegenwoordigheid de hierna genoemde en mede ondergeteekende getuigen,
den Heer Adam Tebbens van der Leij, landeigenaar, wonende te Westernieland, voor een vierde -;
den Heer Albregtus Elgersma Tebbens, eigenaar, wonende te Niekerk, als gevolmachtigde van Mejufvrouw Rijka Maria van der Leij, buiten beroep, echtgenoote van – hiertoe gesterkt met – en geautoriseerd door haren eheman den Heer Hobbo Lemke, predikant bij de hervormde gemeente te Schraard, en aldaar woonachtig, provincie Vriesland, ingevolge onderhandsche procuratie, verteekend te Schraard, den vier en twintigsten December achttienhonderd vier en dertig, waaronder geschreven staat: „Geregistreerd te Onderdendam, den zes en twintigsten Januarij 1800 vijf en dertig, deel zeven, blad acht en vijftig, verso vak drie, met een blad en geen renvooi. Ontvangen met de 38 opcenten een gulden tien en een halve cents. De ontvanger (geteekend) Langeveld”, en welke procuratie is geannexeerd aan de minute van een proces-verbaal van veiling, opgemaakt door voornoemden notaris, in presentie van getuigen, den zeventienden Januarij achttienhonderd vijf en dertig, behoorlijk geregistreerd, en ten Kantore van dezelfden notaris berustende onder numero vierduizend en veertien, – mede voor een vierde -;
Mejufvrouw Anna de Cock, weduwe van wijlen den Heer Gijsbertus van der Leij, landbouwersche, wonende op de Pancer onder Vierhuizen, insgelijks voor een vierde;
Mejufvrouw Geertruida Wilhelmina ter Haar, buiten beroep, wonende op de Zoutkamp, echtgenoote van – hiertoe gesterkt met – en geauthoriseerd door haren eheman Hendrik Niewold, logementhouder, mede op de Zoutkamp woonachtig, ingevolge onderhandsche procuratie, verteekend te Winsum, den negenden September achttienhonderd vier en dertig, waaronder geschreven staat: „Geregistreerd te Onderdendam, den zes en twintigsten Januarij 1800 vijf en dertig, deel zeven, blad acht en vijftig, verso vak drie, met een blad en geen renvooi. Ontvangen met de 38 opcenten een gulden tien en een halve cents. De ontvanger (geteekend) Langeveld”, en welke procuratie is geannexeerd aan aan het hiervoren gementioneerde, behoorlijk geregistreerde en ten kantore van opgemelden notaris onder numero vierduizend en veertien berustende proces verbaal van veiling -;
den Heer Theodorus Joannes ter Haar, student aan de hoogeschool te Groningen, wonende te Groningen, en
Freerk de Vries, deurwaarder, wonende te Obergum, als gevolmagtigde van Mejuffer Gijsbertha Joanna ter Haar, ongehuwd, buiten beroep, wonende te Winsum, ingevolge procuratie, gepasseerd voor voornoemde notaris, in presentie van getuigen, den vier en twintigsten December achttienhonderd vier en dertig, behoorlijk geregistreerd, waarvan de minute ten kantore van gemelde notaris is berustende, onder numero vierduizend en vier.
De voornoemde Geertruida Wilhelmina ter Haar, Theodorus Joannes ter Haar en Gijsbertha Joanna ter Haar als kinderen en eenige erfgenamen van wijlen den Heer Joannes Wilhelmus ter Haar, in leven medicinae doctor, gewoond hebbende en overleden te Winsum, – en te zamen voor een vierde eigenaren van natemelden onroerlijk goed.
Dewelke comparanten verklaarden te hebben doen publiek maken, voornemens te zijn heden avond, uur en plaats voorschreven, te veilen en, indien daartoe termen zijn te verkoopen:
Numero een. Eene behuizing, gequoteerd numero honderd vier en veertig, staande te Ulrum in het Kanton Winsum, kwartier Appingedam, provincie Groningen, op afbraak; zijnde gemelde behuizing met dezelve erf in den perceelsgewijze kadastralen legger der gemeente Ulrum bekend onder Sectie C, numero honderd en veertig.
Numero twee. De vaste beklemming van een tuin en boomgaard, benevens van het erf van de hiervoren onder numero een vermelde behuizing, te zamen groot dertig roeden, gelegen te Ulrum, Kanton, Kwartier en provincie als boven; zullende jaarlijks op Midwinter aan den eigenaar van het volgende perceel numero drie tot vaste huur doen tien gulden; zijnde de genoemde tuin en boomgaard met het erf der gemelde behuizing in den perceelsgewijze kadastralen legger bekend onder Sectie C nummers honderd acht en dertig, honderd negendertig en honderd veertig.
Numero drie. Den eigendom van de bij perceel numero twee vermelde en omschreven tuin en boomgaard met erf, jaarlijks op Midwinter tot vaste huur zullen doen tien gulden.
Zijnde de voorschrevene goederen door den Heer Adam Tebbens van der Leij, den Heer Hobbo Lemke, namens deszelfs echtgenoote Mejufvrouw Rijka Maria van der Leij, den Heer Joannes Wilhelmus ter Haar, en Mejufvrouw Anna de Cock, weduwe van den Heer Gijsbertus van der Leij, alle hiervorengenoemden, aangekocht bij authentieke acte, gepasseerd voor Meester Hendrik van Bolhuis, openbaar notaris, residerende te Leens, in presentie van getuigen, den zesden Januarij achttienhonderd twee en dertig, behoorlijk geregistreerd, en overgeschreven ten Kantore van hijpotheken te Appingedam, den vijftienden Maart achttienhonderd twee en dertig, in deel een en dertig, numero zestien.
Tot verkoop waarvan van de Comparanten hebben opgegeven de volgende Conditien, welke nevens den aanvang van dit proces-verbaal aan de gegadigden zijn voorgelezen:
Artikel een. Voorschreven goederen zullen worden gepresenteerd om verkocht te worden met alle carspel, gemeente, rijks, dijks en alle andere lasten, lusten, servituten en zwarigheden, genoemde of ongenoemde, zichtbare of onzichtbare, niets uitgezonderd, alles invoegen door verkooperen worden bezeten en verdedigd kunnen worden, willende de verkooperen voor mindere maat of onverhoopte abusieve opgave der kadastrale nummers niet aanspreekbaar zijn; zullende geene losse goederen, van welken aard ook, zoo in de behuizing of op de grond onder perceel numero twee vermelde, thans aanwezig, in den verkoop zijn begrepen.
Artikel twee. De kooper van het perceel numero twee zal jaarlijks, als beklemde meijer, telkens op Midwinter te verschijnen, en wel voor het eerst op Midwinter achttienhonderd vijf en dertig, en zoo vervolgens ieder jaars, aan den eigenaar van het perceel numero drie, boven alle in het eerste artikel vermelde lasten, als welke ten allen tijde ten laste van de beklemde meijeren zullen verblijven, in goed gangbaar geld moeten betalen de vastgestelde huur van tien gulden, en zal ingeval van koop of verkoop en andere overdragt door af- en aangaande meijer ieder een huur tot geschenk voor uit- if inboeking aan den eigenaar moeten worden betaald; gelijk mede in geval van trouwen of hertrouwen, erf en versterf, een jaar huur tot geschenk aan den eigenaar zal worden voldaan, evenwel zal den eigenaar niet gehouden zijn meer als een meijer of man en vrouw te zamen te boek te brengen, en zal deze beklemming in alle linien van bloedverwantschap verërven, gelijk ook de beklemde meijeren ten allen tijde van de betaling van zesjarig geschenk zullen zijn gelibereerd.
Artikel drie. De aanvaarding zal zijn van alle de drie percelen op den eersten Mei van dit jaar.
Artikel vier. Aan den kooper van het perceel numero een, zijnde de behuizing op afbraak, wordt toegestaan om de afbraak te bergen op het perceel numero twee, en zulks op aanwijs van den kooper van het perceel numero twee, welke afbraak vóór of uiterlijk op den eersten November van dit jaar zal moeten zijn weggeruimd; terwijl bij gebreke van dien, al hetgeen ’t welk als dan daar nog bevonden wordt, beschouwd zal worden toe te behoren aan den kooper van het perceel numero twee; zullende ingeval de kooper van het perceel numero een tevens kooper wordt van het perceel numero twee, alsdan de behuizing niet hoeven te worden afgebroken.
Artikel vijf. Alle belastingen van welken aard ook, zullen, te rekenen vanaf den eersten Januarij laatsleden door de koopers moeten worden gedragen en betaald; zullende de kooper van het perceel numero een verpligt zijn, ten aanzien der directe belastingen zich naar ’s lands wetten te reguleren.
Artikel zes. De betaling der kooppenningen moe geschieden in klinkende, gangbare, Nederlansche muntspecien, in twee egale termijnen, op den eersten Mei achttienhonderd vijf en dertig en den eersten Mei achttienhonderd zes en dertig, telkens de geregte helft, blijvende inmiddels het verkochte tot de geheele voldoening beleend en de verkooperen gepreviligeerd, ingevolge de wet. Bovendien zullen de koopers verpligt zijn bij den finalen toeslag of eerder desgevraagd wordende, ten genoegen van verkooperen genoegzame zelfschuldige borgen te stellen, bij gebreke waarvan op iederen voorafgaanden bieder zal kunnen worden teruggetast, die alle tot twee uren na afloop der laatste veiling voor hunne gedane botten verbonden zullen blijven.
Artikel zeven. Boven de kooppenningen zullen de koopers ieder pro rato van zijn gekochte, inwendig acht dagen na dato dezes aan handen en op kwitantie van den notaris die over dezen verkoop staat, moeten betalen de kosten van het publiek maken dezes verkoop, begroot op twaalf gulden; voorts de kosten van registratie, transcriptie, zegels, grosse en expeditie met die van uitveiling en het honorarium van den notaris, zonder voor dit een of ander iets aan de koopprijzen te kunnen korten; blijvende de strijk- en opbodsgelden met de vertering welke van wege de verkooperen worden aangewend, voor hun eigen rekening.
Artikel acht. Ieder bieder wordt gerekend afstand te doen van de magt, om door teruggave van het dubbeld strijkgeld zich van zijn bot te kunnen doen ontslaan.
Artikel negen. De verkooperen reserveren aan zich, diverse malen te veilen, alsook, om, nadat de percelen eerst afzonderlijk zijn geveild, eenigen derzelve of alle te zamen te trekken en in massa te presenteren, blijvende niettemin ieder bieder voor zijn gedaan bot verbonden; en houdende verkooperen na afloop der laatste veiling nog een groot uur beraad, of zij het gepresenteerde geheel of ten dele willen toeslagen of intrekken.
Hierna rekwireerden de comparanten tot de veiling en verkoop over te gaan en nadat als toen diverse veilingen en op biedingen van de voorschrevene drie percelen eerst afzonderlijk hadden plaats gehad, zijn eindelijk alle de drie percelen tezamen getrokken en in massa gepresenteerd, waarvoor als toen door Klaas Cornelis Stuivinga, pel- en Rogmolenaar, wonende te Leens, het hoogst en laatst heeft geboden ene som van eenduizend zevenhonderd en vijf en dertig gulden, de welke daarbij gedeclareerd heeft dit bot in commissie gedaan te hebben voor de Heer Marten Douwes Teenstra, eigenaar en Mejufvrouw Gesina Deborah van der Leij, ehelieden, wonende te Ulrum, waarvan de man mede hierbij is gecompareerd, zulks erkennende; en alzoo is het aan denzelfven voor zich en namens de deszelfs echtgenoote opgemeld, toegeslagen gevonden; waarop hij zulks heeft aan genomen en na voorlezing hier ter plaatse heeft geteekend, nevens Klaas Cornelis Stuivinga opgemeld.
[handtekening]
Van al hetwelk dit proces-verbaal is opgemaakt en voorgelezen.
Gedaan en gepasseerd op plaats, dag, maand en jaar voorschreven;
In tegenwoordigheid van Abel Jans Sleuver, kastelein, wonende te Ulrum en van Jan Tjipkes Koster, veldwagter, wonende te Ulrum, als getuigen ten dezen verzocht, die dit nevens de comparanten verkooperen met ons notaris hebben ondertekend.
___________________________________________________________ |
Naar Marten Douwes Teenstra