___________________________________________________________ |
1906
Feestlied ter eere van het jonge Paar
Wijze van Wie in Januari geboren is. Enz:
I
Komt vrienden zingen wij een lied. Hoezee!
Voor ’t groene paar, dat gij hier ziet. Hoezee!
En voeren wij dan daarbij aan
Hoe of hun liefde is ontstaan
Hoezee, hoezee, hoezee, (bis).
II
Wie had veel kapers op de kust, de Bruid!
Wie had er in trouwen toch geen lust, de Bruid!
Maar eind’lijk kwam een Officier
Die stal haar hart, dat sabeldier
O’wee, O’wee, O’wee (bis).
III
’t Was in den winter van ’t vorige jaar ja, ja
Toen vormden zij voor ’t eerst een paar ja, ja
Naar Asinga is hij gegaan
En ’t mooie pak, dat trok haar aan
Jaja, Jaja (bis).
IV
Wat Officier is dat daar toch, zeg mij ?
Is hij getrouwd of zoekt hij nog, zeg mij ?
Tant’ Kun, die bloosde op die vraag,
En steeds werd zij daarom geplaagd
Met Renn’, met Renn’, met Renn’
Oom Renn’, Oom Renn’, Oom Renn’.
V
Het mooiste van de zaak dat komt! Ja, ja!
Om twaalf vertrokken de Toxen prompt. Ja, ja!
Goddank nu was ze eindelijk vrij
Geen last meer van die vragerij,
Goddank, Goddank, Goddank! Bis
VI
Ze schoof haar tafeltje fluks wat bij, heel dicht
En d’Officier kwan aan haar zij, heel dicht!
Ze dronken wijn en kwamen los,
En ’t ging er toe als’n internos,
Wat knus, wat knus, wat knus (bis)
VII
Dat sabeldier was lang niet mak, O nee!
Hij morste wijn op ’t mooie pak, O je!
En Kun, die nam een verkeerde plek
En wreef zijn hart in plaats van vlek
Oh je, Oh je, Oh je (bis)
VIII
Maar hierdoor werd hij niet confuus ..
Hij dacht er niet aan te zeggen, nonplus …
Hij heeft de plaats zelfs vaak gekust
Waar hare hand eens had gerust
Ja heusch, Ja heusch, Ja heusch (bis)
IX
Maar eind’lijk brak het daglicht aan, wat spijt..
Toen diende men wel naar huis te gaan, wat spijt
Maar in de gang, Oh wat een klucht
Daar viel BK als uit de lucht
Wat schrik, Wat schrikt Wat schrik (bis)
X
Kullarius was om twee besteld, foei, foei!
Hij eischte in kuitbroek nu zijn geld, foei, foei!
De heele goede godgansche’lijke nacht
Had hij beneden op de dames gewacht
Hoe taai, Hoe taai, Hoe taai (bis)
XI
Maar Renne, die suste de man heel gauw om de broek!
Hij vreesde, dat Kun zich geneeren zou om de broek
Kullarius moest nu naar Grijpskerk
En kon niet verrichten ‘t geeischte werk
Wat nu, Wat nu, Wat nu (bis)
XII
En daar ’t reeds dag was, vatte men moed, wat flink!
Terug te keeren naar Leens te voet, wat flink!
En op dit tochtje met d’Officier
Had Kun totaal geen pijn in de nier!
Hou ken ‘t, Hou ken ‘t, Hou ken ‘t (bis)
XIII
De menschen keken heel secuur, wat gek!
Was dat niet, “Juffer”, ’t was zeven uur, wat gek!
Maar die de gezichten goed bekeek
Die lachte nog de heele week,
Wat pret, Wat pret, Wat pret (bis)
XIV
Ze keken zoo pierig en toch zoo blij, Och, Och!
Het was of ’t kwam van de vrijerij, Och, Och!
En sinds dien tijd was ’t lang niet pluis
In ’t groote, geele, witte huis,
’t Is waar, ’t Is waar, ’t Is waar (bis)
XV
En hadden de menschen geen goede neus, Hoezee!
Oom Renne, die was naar tante’s keus, Hoezee!
Ze fietsten wat samen en asjt, ’t was klaar.
Zie hier, ’t is nu reeds ’t Groene paar.
Hoezee, hoezee, hoezee (bis).
___________________________________________________________ |
Wijze: De schutters (Speenhoff).
En nu , lieve menschen
Ik noodig U uit
Breng allen uw wenschen
Aan Brui’gom en Bruid
En ledigt uw glazen
En drinkt nog een keer
En komt over een kwart eeuw
Hier allemaal weer!
een kwart eeuw (= 25 jaar) zou geweest zijn: 4-4-1931!
Het mocht niet zo zijn.
___________________________________________________________ |
Naar 04-04-1906 Trouwfoto Renne Lammert Dijkhuis en Kunna Torringa