___________________________________________________________ |
26-04-1968 Het Parool, vrijdag
Uitreiking Zilveren Anjers op 21 juni
AMSTERDAM, vrijdag (ANP) —
Prins Bernhard zal op 21 juni in het Koninklijk Paleis te Amsterdam de onderscheiding „De Zilveren Anjer” uitreiken aan drie Nederlanders, die zich uitzonderlijk verdienstelijk maken op cultureel gebied. Het zijn de heer F. H. M. Kamer te Willemstad (Curacao) op grond van zijn uitstekende verdiensten voor de monumentenzorg in de Nederlandse Antillen, de heer B. W. Siemens te Norg voor zijn belangrijke bijdragen tot de kennis van de Groninger geschiedenis, o.a. neergelegd in de „Historische atlas van de provincie Groningen” en de heer A. Bicker Caarten te Meppel, ijveraar voor het behoud van molens en schrijver van o.a. „De molen in ons volksleven.”
___________________________________________________________ |
15-06-1968 Nieuwsblad van het Noorden, zaterdag
NADER NIEUWS OVER: B. Siemens krijgt de zilveren anjer
LANDBOUWER GROEF ZIJN LEVENSWERK OP UIT DE ‘STOFFIGE’ ARCHIEVEN
Vijftig jaar geleden bezocht Bernhard Wilhelm Siemens, landbouwer te Houwerzijl van 1920 tot 1954, voor het eerst het Rijksarchief in Groningen.
Hij is nu 73 en komt er nog steeds.
Nog altijd graaft hij in Groningens historie met een regelmaat, die doorgaans alleen beroepshalve wordt opgebracht.
Uit de monnikenarbeid is al een levenswerk voortgekomen: de Historische Atlas van de Provincie Groningen.
Maar hij werkt nog aan de voltooiing van de waterstaatsgeschiedenis van de provincie. Over enkele maanden denkt hij klaar te zijn.
En dan? „Dan ben ik het ook wel zó zat“, zegt de heer Siemens (thans woonachtig in Norg) oprecht. Men moet die woorden goed verstaan. Ze brengen vooral tot uitdrukking dat — ondanks alle navorsingen in het historische vlak — er nooit een vakfanaticus heeft kunnen groeien uit de man, die vrijdag 21 juni (met nog twee anderen) de zilveren anjer ontvangt uit handen van prins Bernhard wegens uitzonderlijke verdiensten op cultureel gebied. De geschiedenis interesseert hem maar voor een deel en daarnaast zijn er andere interessen. Ook nu nog ………
BERNHARD WILHELM; SIEMENS graaft al een halve eeuw in Groningens historie
Niet alleen de historie
Belangwekkend aspect van de man achter het werk. Jarenlang contact met „stoffige” archieven hebben hem niettemin — 73 jaar oud — een fris aanzien doen behouden. Montere lichtblauwe ogen en correct gekamde grijze haren vormen een passende combinatie met een blauw colbert, een grijze pantalon, een rode das. Voor deze man hoeft het echt niet allemaal historie te zijn.
Straks als hij de deur van de Groninger historiekamer achter zich sluit, zal er nog wel eens een artikel van zijn hand verschijnen (het voornaamste van zijn kennis is geboekstaafd, echter nog niet alles), maar zijn verlangen gaat vooral uit naar drie boeken, die hij al vast in huis heeft gehaald: „Zo werkt de radio“, „Zo werkt de transistor“, „Zo werkt de televisie“.
Men moet er rekening mee houden, dat deze lectuur hem zal inspireren tot hernieuwd ombouwwerk van toestellen.
Ook op praktische gronden stopt de heer Siemens met zijn historische navorsingen. Het vroeger onfeilbare geheugen is niet zo ijzersterk meer en het prestatievermogen is uiteraard afgenomen. Het zal, zegt hij, hem weinig moeite kosten afstand te nemen van zijn werk. Hij is er niet mee vergroeid. Jarenlang heeft hij dagelijks gewetensvol zijn minutieuze arbeid verricht, waarvan de betrouwbaarheid wordt geprezen, maar altijd kon hij er op elk moment mee stoppen.
Uitspraken: „Ik legde de pen neer en het was weg“. „Als ik de deur dicht deed, was het voorbij“. „Het komt alleen tevoorschijn als het nodig is”.
De sneeuwbal
Om de figuur van Bernhard Wilhelm Siemens te kunnen duiden, moet men de achtergronden kennen. Hij werd toevallig in Den Haag geboren en een samenloop van omstandigheden maakte hem boer. Hij had burgemeester zullen worden, wat meer in de lijn van de familie leek te liggen. Zijn vader was burgemeester van Zuidbroek, zijn grootvader dokter in Uithuizen, zijn overgrootvader dokter in Scheemda, zijn betovergrootvader apotheker in Noordbroek.
Aan moeders kant was echter het landbouwgeslacht en wellicht is hij van die zijde (Zijlma) ook erfelijk belast met historische zin (Jan Zijlma schreef „De Marne”, mevr. I. H. Zijlma „De boerderijen in de Marne” en Geugien Zijlma „Ommelander Schetsen”).
Niettemin is er de verzekering van de heer Siemens, dat de geschiedenis in het algemeen hem weinig kan schelen, dat hij weliswaar „op zoek naar voorouders” voor het eerst in het rijksarchief kwam, maar dat de echte belangstelling pas werd gewekt, toen hij als jonge landbouwer, zich bemoeiend met waterschapszaken, houvast in het verleden zocht.
Zijn navorsingen brachten langzaam aan een sneeuwbaleffect te weeg, dat hem nu nog steeds aan ‘t werk houdt. Er waren de nodige leemten, hiaten en misvattingen ten aanzien van de waterstaatsgeschiedenis, die in het heden hun invloed deden gelden, met name ten aanzien van de begrenzing.
Maar wie de grenzen van de vroegere zijlvesten wil vastleggen, zo heeft de heer Siemens ervaren, ontkomt er niet aan ook de grenzen van andere voormalige rechtsgebieden onder de loep te nemen. Onderlinge samenhang, verzoeken om informatie, „grensgeschillen”, banden met historische verenigingen, het lidmaatschap van de Groninger Heerdencommissie: dat alles droeg er toe bij dat hij ten langen leste werkte aan een atlas, waarin met grote nauwkeurigheid de grenzen werden aangegeven van de vroegere kerspelen (gemeenten), jurisdicties (rechtsgebieden) en zijlvesten (waterschappen) en de situering van het grondbezit van de voormalige kloosters in de provincie Groningen.
Eindeloos speuren
„Als ik het voor mezelf had gedaan, was ik er al lang mee opgehouden”, aldus de heer Siemens. „Ik wist het al wel. Er werd gezegd: Als je dood gaat, moet het niet allemaal verloren gaan. Het is nou aardig goed vastgelegd”.
In 1954 stapte hij uit zijn boerderij in Houwerzijl en het speur-, schrijf- en tekenwerk, dat hij voordien in vrije uren en op winterdagen had bedreven, werd een dagtaak. Het is met geen pen te beschrijven wat de onderzoeker allemaal heeft bedreven om de taak („het is geen hobby“, zegt hij), die hij zich gesteld had, te volbrengen.
Daar zijn de eindeloze speurtochten in het rijksarchief, daar zijn de uren en dagen, die zijn heengegaan met het zoeken van één klein gegeven, nodig voor het zetten van één klein pennestreekje op de juiste plaats op een grote kaart.
Daar zijn de gesprekken met waterschapsbestuurderen en kerkelijke en agrarische vertegenwoordigers, en het speuren in ‘t veld naar oude waterlopen, daar zijn ook de in klad getekende kaarten, soms in vele kleuren, vaak wel vijf keer herzien op grond van aanvullende gegevens.
Stapels cahiers zijn met de hand volgeschreven (met medewerking van mevrouw Siemens), want de tijd is nog niet lang (ongeveer een jaar) dat het rijksarchief beschikt over fotocopieerapparatuur.
Eén cahier vormt de sleutel voor al het speurwerk, maar alleen de opsteller zelf kan daarin de weg vinden. „Voor anderen is het waardeloos, maar als ik iets zoek, kan ik het hierin vinden”, zegt de heer Siemens. Eén kaart is altijd weer als hulpmiddel en vaak als uitgangspunt gebruikt bij het onderzoek. Het is de zogenaamde boerderijkaart, waarop de bezittingen van de landeigenaars in onderscheiden kleuren zijn aangegeven; in zoveel kleuren dat het drukken van die kaart „onbetaalbaar” was.
De grote puzzel
Stukje voor stukje is de grote puzzel tenslotte uitgelegd op bestaande topografische kaarten, totaal 43 stuks met afmetingen van circa 58 bij 36 cm., tezamen vormend de Historische Atlas van de provincie Groningen, gecompleteerd met een toelichting in boekvorm. Door tussenkomst van diverse instellingen en personen kon het kostbare werk in 1962 worden uitgegeven. ; En nu komt dan nog een beloning voor de schepper van het standaardwerk in de vorm van de zilveren anjer.” Wat zegt Bernhard Wilhelm Siemens daarvan?
Bernhard Wilhelm Siemens ziet de waarheid onder ogen en de zaken in de juiste proporties, zeggend:
- „Als ik weet wat voor werk hier op is gedaan en ik zie wie ‘m (de onderscheiding) hebben, dan komt ie mij ook wel toe”;
- „Het eindigt waarmee het is begonnen: de waterstaatsgeschiedenis; als ik daarmee straks klaar ben, ga ik nooit meer naar het archief’;
- „Ik ben precies óp tijd klaar: nu de ruilverkaveling in het groot begonnen is, worden alle oude grenzen vernietigd”;
- „Als ik van tevoren had geweten hoeveel werk het was, had ik me misschien nog wel bedacht ….”
De heer Siemens is niettemin een tevreden mens. Hij is blij dat hij niets meer met de landbouw te maken heeft, gezien de huidige situatie.
Het burgemeesterschap zou hij in deze tijd ook niet ambiëren.
Hij vindt het wel goed zo. Hij heeft nog andere interessen.
bis.
___________________________________________________________
04-04-1969 Leeuwarder Courant, vrijdag
Groningen op de korrel
Cultureel maandblad
Het nieuwe nummer van het Cultureel Maandblad Groningen is verschenen. Het is het maartnummer van dit jaar. Het staat op de omslag. U moet dat wel even in uw geheugen prenten, want anders zult u — zo gauw u begint te lezen — gaan twijfelen.
Dit laatste nummer opent namelijk met de toespraak die Prins Bernhard hield bij de uitreiking van de Zilveren Anjer aan de heer B. W. Siemens. Die Anjer kreeg deze vitale Groninger, oud-boer, in zijn knoonsgat gestoken vanwege de door hem samengestelde Historische Atlas van de Provincie Groningen.
Maar die uitreiking was al op 21 juni 1968.
Actualiteit is dus niet het sterkste punt van dit periodiek, waaraan vermoedelijk binnenkort een beroepsjournalist zal worden verbonden om het geheel wat verteerbaarder en actueler te maken.
Maar dat alsnog eens de aandacht wordt gevestigd op het werk van de heer Siemens, zij het dan aan de hand van een nogal belegen toespraak, kan geen kwaad.
Groningen en de Groningers tonen meestal nooit zoveel belangstelling voor degenen die zich in het gewestelijk verleden verdiepen.
Wie in deze sfeer culturele bijdragen levert moet in de provincie van Commissaris mr. C. L. W. Fock niet op een massaal applaus rekenen. Vandaar ook dat je rustig driekwart jaar nadat het gebeurd is in het Culturele Maandblad voor zoiets nog weer de aandacht kunt vragen …
,Groninger kroegen‘
Die waardering voor wat het verleden naliet is wel terug te vinden bij de Appingedamster arts, auteur en beeldend kunstenaar Jan S. Niehoff. Hij is behalve de schrijver van o.a. het boekje „Leer mij ze kennen, de Groningers” ook redacteur van het Cultureel Maandblad. Deze keer houdt hij daarin een interessant pleidooi voor „onze Groninger kroegen“. Niehoff betoogt dat het prachtig is dat aan de restauratie van bouwkundig waardevolle kerken in Groningen zoveel aandacht wordt geschonken, maar dat men de echte oude dorpscafé’s toch niet uit het oog mag verliezen.
In een boeiend verhaal vertelt hij erover om dan te concluderen:
„Maar hoe gezellig ook deze herbergen vele nog met een echte „doorrit”, waar de rijtuigen werden gestald en zonder te hoeven keren na ‘t oponthoud door de tegenovergelegen deuren weer konden uitrijden — zonder speciale bemoeienis houden we ze niet”.
Jan Niehoff heeft er begrip voor dat een caféhouder wel eens aan het timmeren wil met als gevolg dat het oorspronkelijk karakter van zijn zaak verloren gaat, maar: „In vele gevallen is dit jammer en, naar wij ons overtuigd houden, onnodig“.
Zijn advies aan de Provinciale Monumentencommissie: „Men zou moeten beginnen met het opstellen van een inventarisatie, waarin alle bouwkundig belangwekkende cafégebouwen in de provincie gedetailleerd beschreven voorkomen en aan de hand daarvan eventuele verbouwingsplannen zodanig begeleiden, dat nieuw aan te brengen elementen de bestaande zo min mogelijk geweld aandoen en dat, wanneer uitbreiding noodzakelijk is, deze met het bestaande gedeelte een aanvaardbaar geheel vormt”. Niehoff ziet in die oud-bruine café’s als we het goed begrijpen bijna zelfs een de industrialisatie bevorderend element. „Men bedenke dat de café’s juist om hun oud-bruin patiné, om de intrigante geur, die zich blijkbaar pas na Jaren van tabaksrook en biertappen in het hout vestigt, door mensen, van elders naar hier gekomen, worden gewaardeerd, nog het meest door hen, die tussen de nieuwbouw van het dynamische Westen zijn opgegroeid. Laten we er zuinig op zijn!”
Orgelbezit
Er is nog iets waar de Groningers zuinig op moeten zijn. Het oude kerkorgelbezit dat Groningen rijk is en dat naar we zonder chauvinisme durven zeggen wel ongeveer uniek is voor Nederland. Maar ook daar blijkt het niet zo best mee te gaan.
In dit verband is het de Groninger muziekleraar Anne Risselada die een waarschuwing laat horen. Tijdens een lezing over het orgel van de Martinikerk in Groningen stelde hij dat de toestand van veel Groninger orgels alarmerender is dan men denkt.
We vrezen dat we de heer Risselada moeten teleurstellen. Er wordt vermoedelijk helemaal niet over gedacht, behalve dan misschien door enige kerkvoogden die ambtshalve met het probleem in aanraking komen en een groepje echte orgelvrienden. Misschien geldt ook hiervoor wel wat Niehoff stelde met betrekking tot de kroegen: „Overigens is het „usance”, dat er „vreemdelingen nodig zijn om Groningers het oog te openen voor de verworvenheden en aantrekkelijkheden van eigen gewest: wie nog mocht twijfelen aan hun minderwaardigheidsgevoelens kan ze hieruit destilleren”.
Kanonnen
Misschien is het echter wel geen minderwaardigheidscomplex en interesseren die verworvenheden en aantrekkelijkheden van eigen gewest de doorsnee-Groninger doodgewoon niet.
Hoe het zij, in beide gevallen is de rasechte Groninger B. W. Siemens met zijn Historische Atlas waaraan een enorm werk ten grondslag ligt, een verheugende uitzondering, die de regel bevestigt.
Misschien herinnert U het zich nog. Begin februari stelde het Groninger statenlid Gröniger vragen naar aanleiding van geruchten dat in het mooie Westerwolde een militair oefenterrein zou komen. Zoals te verwachten viel bleek geen enkele officiële instantie van iets te weten.
Des te merkwaardiger is het daarom dat nu plotseling het CHU- Kamerlid H. Kikkert zich opwerpt als de promotor van militaire terreinen in Westerwolde en zelfs Drente. Deze parlementariër loopt wel zoveel in Den Haag rond dat er reden lijkt attent te zijn. Waar haalt zo’n man het anders weg, vraag je je af.
We moeten er trouwens eerlijk bij vertellen dat de heer Kikkert de Lauwerszee dan defensievrij zou willen maken. Westerwolde is het ruilobject. Wie nu veronderstelt dat men in Westerwolde in paniek de kanonnen al hoort bulderen vergist zich. Het tegendeel is het geval. Nadat de middenstand van Ter Apel zich al enthousiast achter de ideeën van de heer Kikkert had gesteld hebben nu ook de winkeliers van Sellingen zich als voorstander uitgesproken. Handenwrijvend denken de plaatselijke neringdoenden er al aan wat het kan betekenen wanneer er zon 10.000 à 15.000 militairen in dit meest zuidelijke stuk van Oost-Groningen zullen worden gelegerd. Het zou een geweldige impuls kunnen betekenen voor het hele gebied. Goed, de recreatie kun je dan wel vergeten en het lawaai dat militaire oefenterreinen meebrengen is ook niet alles, maar dat hebben ze er in Oost-Groningen langzamerhand wel voor over. Als er maar leven in de brouwerij komt. En daar kan defensie met een paar royale oefenterreinen echt wel voor zorgen. De nood in Oost-Groningen is wel groot als defensie uitkomst moet gaan bieden.
En nu maar hopen dat er straks niet zowel in Lauwerszee als Westerwolde oefenterreinen zijn…
___________________________________________________________ |
Naar Kinderen Bernhard Wilhelm Siemens x Everdina Torringa