___________________________________________________________ |
29-12-1990 Trouw, zaterdag
1990 OOG GETUIGEN
Een vrouw is net een geranium, altijd voor het raam
door HARO HIELKEMA
MAART
Welke maand het was, kunnen ze zich niet meer herinneren – „ik dacht februari”, zegt Aaltje Bleijenburg. Maar Hermanna Duim weet zeker dat het vrijdagmorgen was toen die sliert tractoren aan hun huis voorbij trok. „Kijk maar, ik sta daar met de bessem. En vrijdag maken we altijd de butenboel schoon, voor de zondag natuurlijk.”
Vrijdag 9 maart. Een stoet van bijna duizend landbouwtrekkers verlaat het Veluwse dorp Wezep. De boze boeren uit Groningen, Friesland en Drenthe hadden in konvooi naar het westen willen ‘oprukken’ om hun protest tegen de problemen in de akkerbouw kracht bij te zetten: Schiphol blokkeren, Den Haag bezetten, de randstad ontregelen. Maar ze moeten de aftocht blazen. De politie heeft de boeren gewaarschuwd dat ze niet verder moeten gaan. Ze zitten met hun acties aan de tolerantiegrens, er zou wel eens hard ingegrepen kunnen worden. En zo dieselen ze op vrijdagmorgen terug naar het noorden. De avond ervoor waren ze met z’n allen Wezep binnengereden om te overnachten in de lege cellen van het aardappelmeelbedrijf Agrico, in een slaapzak op de harde grond. Mevrouw Bleijenburg was er ‘s avonds met haar man nog langsgereden. Het was een bezienswaardigheid voor het dorp, die optocht. Zo’n actie wilde hij nóg wel eens, had de plaatselijke slager laatst gezegd. Hij had de porties nasi en de slaatjes bijna niet kunnen aanslepen, zo hongerig waren de akkerbouwers.
Het was allemaal heel ordelijk verlopen, er was bij de boereninvasie nauwelijks een onvertogen woord gevallen, „‘t Was niks geen chaos. Er was bij Agrico niets vernield of zo. En dat met duizend boeren: die heb je nog maar niet zo in de zak!”
De jonge kerels hadden er zelfs wel schik in, vertellen de beide buurtjes. Sommigen hadden ‘boe’ geroepen, toen de actieleiding in de loop van de nacht besloot om de strijd op te geven. Uit teleurstelling over de houding van Den Haag. Maar uiteindelijk was iedereen toch ‘s morgens op zijn trekker geklommen, op weg naar huis. Ze waren ook nog op tv geweest, de beide buurvrouwen uit Wezep. „Een vrouw is net een geranium”, zegt Hermanna Duim, „ze staat altijd voor het raam om te kijken of er wat te doen is.” Het was koud geweest die morgen, want kijk: ze staan allebei met een vest aan op de foto. Ze hadden natuurlijk gezwaaid naar de akkerbouwers. Uiteindelijk waren ze allebei boerin geweest: ze kenden de problemen van die lui op de trekkers. „Het moest niet nodig wezen, zon demonstratie.”
Ze houden er niet zo van. Maar als je meent dat je onrechtvaardig behandeld wordt en je niet demonstreert, luistert niemand naar je! Een normale brief of een normaal geluid wordt in dit land niet meer gehoord, menen ze. „De mensen begrijpen het niet. Ze snappen niet dat als de boeren het goed hebben, iedereen het goed heeft. Met een stukje in de krant kom je niet verder en een briefje naar de minister helpt ook niet. Je moet zorgen dat je op tv komt en dat de mensen vragen: wat is er eigenlijk aan de hand?“
Bleijenburg, die de boerderij heeft overgedaan aan zijn zoon, gelooft dat het probleem complexer ligt. De Nederlandse akkerbouw maakt maar één procent van de EG uit. En er zijn wel allemaal mooie regeltjes voor kleine zelfstandigen, maar daar komt een boer niet voor in aanmerking: „Een boer heeft wel een vermogen, maar dat is zijn bedrijf. Het is net als een schilderstuk: dat kan ook veel waard zijn, maar je koopt er niks voor. Het rendement van die boeren ligt beneden nul. Willen ze blijven bestaan, dan moeten ze hun eigen bedrijf opeten.”
In de mooie kamer van Bleijenburgs veeboerderij wordt het hoofd geschud. „Tragisch”, vinden ze de akkerboeren uit het noorden. „Honderd jaar geleden waren die Groningers hartstikke rijk. Maar de meid is weg en de knecht is weg en de arbeiders zijn ook verdwenen. De boeren moeten het nu allemaal zelf doen. De mentaliteit van de Mellema’s en zo is vergane glorie. Ze hebben hele goede tijden gehad, maar dat is voorbij door de lage prijzen. En het is mooi, zo’n trekker van meer dan een ton. Maar als je ‘m niet gebruikt, is ie niks meer waard.”
Het is bovendien vreselijk hard werken, verdedigt mevrouw Duim de protesterende boeren. Daar is haar buurman niet erg gevoelig voor. „Je moet nooit zeggen dat je hard moet werken, want je hebt er voor gekozen. Dan kun je beter schoolmeester worden, heb je veel vakanties en
zo.” Je mag toch ook wel wat verdienen, werpt zij dan weer tegen. „Een slager heeft er geen last van, daar snap ik niets van. Als je naar een slager gaat, moet je dik betalen. En als ik elke vrijdag naar de marktberichten luister, hoor ik dat je tegenwoordig haast niks meer krijgt voor een varken.” De boerenactie was nog lang het gesprek van de dag in het agrarische dorp op de Veluwe. Het was in jaren niet zo druk geweest op de Zuiderzeestraatweg. In de hongerwinter, herinneren de buurvrouwen zich: toen zag het hier ook zwart van de mensen, westerlingen die met handkarren en kinderwagens langs kwamen op zoek naar voedsel. Nu is het weer rustig in het dorp en daar zijn de Wezepers wel weer gelukkig mee. „We hebben niks aan opstanden.” Of de actie nu mislukt is? „In geld uitgedrukt wel, misschien. De boeren zijn er geen cent wijzer van geworden. Maar voor de politiek was het goed. En de burgers zijn toch geconfronteerd met de problemen van de akkerbouw. Want wat weten die nou van de landbouw?
Ze zeggen vaak: ‘die stomme boeren!’ Maar ze zouden raar opkijken als er geen boeren meer waren.”
___________________________________________________________
Naar Boerenprotesten 1990