06-06-1757 Vergadering Kerkeraad Zuidhorn

___________________________________________________________

Ledematen Provincie Groningen: Zuidhorn
ACTA CONSISTORII EXTRAORDINARII gehouden
te Zuidhorn 1757 den 6 junij

Nadat Dn. Venhuisen pred. te Noordhorn aan de presente ouderlingen en diaken hadde voorgestelt het oog[merk?] van de komste der drie tegenwoordig zijnde predikanten dn. Verhagen, pred. te Noordhorn, dn. O. Holst en dn. Meijer, pred. te Den Ham en Fransum, zijn deselve in haare qualiteit als leden van het consistorie erkent.

Tot directors zijn gestelt dn. S. D. Venhuisen praeses, D. O. Holst assessor, Meijer scriba, en nadat de vergaderinge van den praeside met den gebede was geopent, hebben deselve met de leden van de kerkeraad Tamme IJpes en Tonnes Derks ouderl. en Frerik Reits diaken sessie genoomen, Tamme Jans diaken absent zijnde.

Waerde geeischt en stond binnen dn. A. W. Costerus pred. te Zuidhorn dewelke a praeside gevraagt naa de reden van onse roepinge tot dese vergaderinge, bragt zijn Ew. deselve voort, welke was dat versogte een onzijdig oordeel en regtvaardig vonnis over sodanige eclatante caluminien als tot laste van zijn Ew. dogter de juffer C. N. Costerus, door een zekere Anje Harms was uitgebragt, versoekende dat bijaldien zijn ew. dogter schuldig bevonden werde, zij daarover kerkelijk wierde gestraft, maar onschuldig zijnde, an??aten te satisfactie mogte erlangen.
De calaminien ten laste van de juffer C. N. Costerus verspreid bestonden hierin, dat Anje Harms hadde gesegt an de chirurgijn P. Nanninga en deselfs huisvrouw Aaltjen Hanssen en dienstmeid Eltjen Berends, dat de juffer C. N. Costerus degelijx schrijende an haar Anje Harms huis was koomen zeggende ik weet niet hoe ik het an zal, ik wil en moet Geert hebben en durf het vader en moeder niet zeggen.
Zijn Ew. produceerde twee attestatien, eene afgegeeven door Aaltien Hanssen en P. Nanninga de andere door Eltjen Berends waarmede zijne gezegde wilde bevestigen luidende als volgt:

Ondergeschreven Aaltjen Hanssen, huisvrouw van P. Nanninga, getuige door desen de opregte waarheid dat Anje Harms huisvrouwe van Tamme Jans, an ons huis is gekoomen, na beste weeten 5 a 6 weeken geleden, en aldaer an mij verhaalt, dat de juffer C. N. Costerus gedurig kwam an haar Anje Harms [niet leesbaar] krijtende en beserende zeggende ik weet niet hoe ik een [niet leesbaar] ik will en moet Geert Reenders hebben, maer ik durf het vader en moeder niet zeggen, gelijk ik Pieter Nanninga, medegetuige, dat ik in de kamer koomende voornoemde Anje Harms drok vindende sprak [niet leesbaar] mijne vrouw, en haar Anje hebben hooren ’t zelfde zegen, dat de juffer Costerus gedurig in haer huijs kwam, krijtende en holferende om Geert, waarop ik navragende, is dit wel waar, Anje, en zij daarop antwoordde ja wis is dat waar.
Ter oorkonde der waarheid, hebben wij des versogt niet konnen of [niet leesbaar] weigeren, om te strekken naar behooren, bereid des geeischt ’t selfde op ’t plegtigste te bevestigen
Zuidhorn den 1 junijus 1757
onderstond P. Nanninga Aaltien Hanssen

De andere attestatie was van volgende inhoud:
Ik ondergeschreven Eltien Berends, dienstmaagd van mons. P. Nanninga, getuige door desen de opregte waarheid te zijn, dat Anje Harms huisvrouw van Tamme Jans voor 5 á 6 weeken bij mij is gekomen op de straat, als ik stond te schrobben, zeggende tegen mij: nu is ’t er te doen met Geert, die kan wel twee wijven krijgen, want de juffer C. N. Costerus komt alle dagen in ons huis, krijtende en zeggende, ik weet niet hoe ik ’t an zal, ik wil Geert hebben en ik moet hem hebben maar ik kan hem niet krijgen, waarop Anje mij vroeg, of onse vrouw in ’t huis was, en ik ja geantwoord hebbende, zeide zij, dan moet ik wat met haar praaten, waarop zij in ons huis ging, dit op een saterdag zijnde gebeurt, heeft voornoemde Anje mij des anderen daags als wij uit de kerke kwamen op ’t pad gest? heeft, haft uw vrouw daarvan al tegen juffrouw gesprooken. Dit de waarheid zijnde hebbe niet konnen weigeren dit getuigenis aftegeven, om te strekken naar behooren, bereid op ’t plegtigste te bevestigen, wanneer sulx geeischt word
Zuidhorn den 1 junij 1757
onderstond dit X merk heeft Eltien Berends in onse tegenwoordigheid, ’t welck wij getuigen, getogen. O. Holst S. B. Venhuisen

$ 4.
Warop genoemde getuigen P. Nanninga, Aaltjen Hanssen en Eltjen Berends binnen gekoomen en a praside gevraagt of haar afgegeven getuig schriften voor de haare nog erkenden en het getuigde de waarheid was twelk ze alle drie, elk afzonderlijk, met ja beantwoordden.

$ 5.
Waerd binnen geeischt Anje Harms dewelke de praside de tegen haare ingebragte anklagte uit de attestatien voorlas en gevraagd of in de gemelde attestatien de waarheid getuigt was en of tegen tegen de getuigen geloofweerdigheid iets had in te brengen? op welk laatste zij neen antwoordde maar op het erste ontkende zij, dat ze ten huise van P. Nanninga iets ten laste van de juffer C. N. Costerus gezegt of oit diergelijke uitdrukkingen van de juffer gebruikt of van haar sin[?] tot gev[?] ook tegen de meid gesproken had, veel minder dat zij zulx op de volgende sondag het door de meid geattesteerde zoude gevraagt hebben. Zij beleed ondetusschen dat wel an de chirurgijn P. Nanninga huis was geweest, ingeroepen van zijne vrouw door een klop an ’t venster, en dat zij toen van de juffer wel had gesproken, zij gezegt, dat de juffer an haar huis was geweest en daar gezegt: ik weet niet wat mij scheelt ik ben geheel niet in order. Waarop zij Anje antwoordde Niet? Wel wat scheelt er dan an? ik heb ’t verstand niet mede gebragt ik kan niet zingen zijde de juffer, ik heb van dage ook al kreeten, maar ik weet niet waarom? dat is niet waar antwoordde ik, want men schreit niet of men weet waarom. Ook beleed zij Anje wel gezegt te hebben tot des doctors vrouw Aaltjen Hanssen dat zij wel dagte, dat de juffer Geert wel lijden mogte en dat des doctors vrouw dat mede gedagt had gelijk zij nog opentlijk in de kerkenraad zeide? dat zij nog dagte, dat de juffer Geert wel lijden mogte.
Warop de kerkenraad haar gevraagd wat reden zij daarvoor hadde om zulx te denken antwoordde ze, om dat hij veel in des pastors huis visiteert hadde, en de juffer tegen Gerd heel liberaal geweest was, maar hierop an Anje zijnde gerep[?]eerd, dat sulx niet genoeg was, en dat men zulke gedagten wel konde hebben van personen die partie egaal waren maar hier niet, dat zij andere reden moeste geven, antwoordde, dat zij geen andere reden wilde geven, dat zou de juffer zelfe best weten, zij behoefde en kon geen andere geven en zou het noit zeggen. Betuigende ondertuschen niets onbetamelijks van de juffer te weten.

$ 6.
Hierop stond binnen mons. P. Nanninga [?], welke getuigde uit de mond van Anje gehoord te hebben, dat zij noit van de juffer Costerus en Gert tegen de chirurgijn P. Nanninga gesproken hadden, of zijne vrouw, waarbij geproduceert wierd een attestatie van de hoogwelgeboren mevrouw douariere van Hankema, van desen inhoud.
Ondergeschreven S. A. Gruis douariere Clant verklaart voor desen, de opregte waarheid te zijn, dat ik met juffer N. Costerus op den 31 maij des avonds ben gegaan na het huis van Tamme Jans, dat aldaar de juffraaw Costerus an de vrouwe van Tamme Jans, Anje Harms gevraagt heeft, of haar dochter C. N. Costerus zich op eenige maate oneerlijk hadde angestellt met of omtrent de molenaars knegt Geert Reinders, waarop voornoemde Anje antwoordde, neen, maar dat de juffer zich in allen opsigt eerlijk en fatsoenlijk als een juffer betaamde hadde gedragen.
Dus door de juffrouw wederom gevraagt hoe zij Anje dan ten huise van P. Nanninga en dezelfs vrouw veel van de juffr. C.N. Costerus en de molenaars knegt hadde gezegt.
Dog waarop Anje antwoordde, met dit te ontkennen, dat zij an P. Nanninga zijn huis was geweest, en daar iets van de juffer C.N. Costerus tot haar nadeel of oneere hadde gesprooken, prijzende daarentegen in mijne tegenwoordigheid de juffer zelfs ook over haar gedrag.
Ter oorkonde der waarheid hebben, als begeert zijnde, niet konnen of willen weigeren, om te strekken naar behooren
Zuidhorn den 1 junij 1757
onderstond S.A.D. Clant

$ 7.
De anklagten, de beschuldigde met haar verantwoording als mede getuigen en attestatien gehoort zijnde is het des consistorium, de zaak rijpelijk overwogen hebbende eenparig van oordeel, dat dewijl zij Anje Harmens blijkbaar uit ingebragte attestatien van de chirurgijn P. Nanninga, A. Hanssen en E. Berends op welke getuigenis en getuigenissen, zij Anje niet heeft ingebragt als blotelijk ontkennende het gezegt te hebben schuldig is bevonden deels an een verspreid lasterlijk gerugte ten laste van de juffer C.N. Costerus, deels an eene groove onwaarheid, door an de eene kant volgens getuigenis van mevrouw S.A.D. Clant en mondelijke betuiginge van P. Nanninga organist te verklaaren noit van de juffer C.N. Costerus en Geert Reinders tegen de chirurgijn P. Nanninga of vrouw of meid gesprooken te hebben, en dewijl zij zelve in haare verklaringe voor de kerkenraad heeft verstaan gegeven, dat zij niet alleen tegen de chir. P. Nanninga en zijn vrouw gezegt hadde onder anderen, dat zij van gedagten was, dat de juffer C.N. Costerus Geert wel lijden mogte, maar dat zij zelf nog tegenwoordig nog van die gedagten zelf[?], zonder daarvan eenige voldoende reden konnen of willen geven, en aldus de kerkenraad te meer bevestigt is in ’t getuigenis van P. Nanninga, Aaltjen Hanssen en Eltjen Berends, zoo heeft het eerw. consistorie geoordeelt, dat tot weeringe van zulke ergerlijkheden voornoemde Anje Harmens (obiit oct. 1759) des Heeren avondmaal zal worden ontsegt, heen ter tijd beterschap beloofd en bewijst de waarheid de eere zal geven en an de juffer C.N. Costerus, opentlijk voor de consistorie voldoeninge zal doen erlangen, door te betuigen, dat ’t verspreide gerugt valsch is en zij niet als alles wat eerbaar is, van de juffer en ook in betrekking speciaal op de voornoemde tegen haar ingebragte anklagten, wenschende het e. consistorie an Anje Harmens een bedagsaam wakend oog over haar lange en hartelijke berouw over haar misbedrijf, zullende dese sententie an haar worden voorgelezen, dewijl zulks stante consistorie niet heeft konnen geschieden doordien zich van de kerke heeft geabsenteert.
Aldus gedaan, gereformeert en met goedkeuringe door de gezamenlijke presente der consistorie ondertekent. Zijnde voorts de vergaderinge met dankzegginge tot God gesloten.
S.B. Venhuisen eccts. te Noorthorn consistorii h.t. preases
O. Holst pred. te Niekerk h.t. sijned. assessor
D. Meijer pastor in Ham en Fransum scriba
Tamme Ipes ouderling
Tonnis Derks meede ouderling
Frerik Reijts meede dijeijaken

Bovengenoemde sententie der eerw. kerkenraad is Anje Harms d. 12 jun. 1757 wijl se op voorgaande citatie niet in de kerke is gecompareert, in haar eigen huis op dato als boven, naa den laatsten dienst, voorgelesen, door den schoolmr. ter praesentie van de 2 ouderlingen en den eenen diaken en heeft niets daar tegen ingebragt.
A.W. Costerus predik.

___________________________________________________________

Tamme Jans x 02-09-1742 Pieterburen en Wierhuizen Anje Harms

DTB Pieterburen en Wierhuizen 1742: Den 2 xber gecopuleerd Tamme Jans van Petersbuiren en Anje Harms van ’t Sant
DTB Zuidhorn 1747: den 8 december met attestatie van Warfhuisen:
Tamme Jans (obiit) en sijn huisvrouw Anje Harms (obiit)

___________________________________________________________

P. Nanninga x Aaltjen Hanssen,

___________________________________________________________

Albert Willem Costerus, predikant te Oosterhesselen, Gieten, Zuidhorn, * Boteringestraat, ~ 16-07-1699 Groningen, Grote Kerk, begraven 05-0-1790, 91 jaar Groningen x 17-10-1734 Groningen Helena Eijssonius

Ouders Albert: Wilhelmus Costers x Catharina Schuirinks 

Huwelijkscontract Groningen 30-09-1734:
Helena Eijssonius x Albert Willem Costerus, bedienaar des Goddelijken woordts in de gemeente Jesu Christi tot Gieten
Bruidszijde: Wigbolt Eijssonius, broer; Hindrik Wilhelm Eijssonius, broer; Arendina Haak, aangetrouwde zuster; Harmannus Bijmholt, neef Ellegonda Lammina Bennema, nicht
Bruidegomszijde: Wilhelmus Costerus, vader x Johanna Huising, aangetrouwde moeder; Jan Costerus, broer; Henrica Rosinga, aangetrouwde zuster; Wibbina Catharina Costerus, halfzuster
DTB Groningen 1734: Albert Willem Costerus predikant tot Gieten ps: en Helena Eijsonius, beide van Groningen pro qua Doctor Wigbold Eijsonius als Broeder
Den 17 Octob: 1734 door Ds Cock []

Kinderen:
1 Catharina Helena, ~ 21-08-1735 Gieten, † 20-05-1780 Groningen x 04-05-1769 Zuidhorn Hillebrand Jacob Wichers, ~ 1738, † 1813

DTB Gieten 1735: Aug d 21 Heb ik mijn Dogtertje en benoemt Catharina Helena 
Lidmaten Zuidhorn
: 1755 Dec. d. 22 op belijdenis:
mijne dogter en soone Catharina Helena en Hendrik Jan Costerus
Huwelijkscontract Groningen 13-04-1769
Bruidszijde:

2 Hendrik Jan Costerus, ~ 01-09-1737 Gieten, † ?

DTB Gieten 1737: September den 1 Hebbe ik gedoopt mijn zoontje en benoemt Hindrik Jan
Lidmaten Zuidhorn: 1755 Dec. d. 22 op belijdenis:
mijne dogter en soone Catharina Helena en Hendrik Jan Costerus 

___________________________________________________________

Naar Familie Geert Reinders