Borg Lulema 20-03-1937 NvhN Artikel over de bewoners, boeldagen, afbraak, schildhoudende leeuwen

[tabe id=81 /]
Bijblad NvhN zaterdag 20-03-1937

DE BORG LULEMA BIJ WARFHUIZEN

In het Groninger landschap „de Marne” vond men oudtijds een achttal borgen. Het dorp Warfhuizen op een half uur afstand van de brug Roodehaan over het Reitdiep, mocht zich verheugen in ’t bezit van twee dezer borgen: Lulema of Luilema en ’t Huis Ter Borgh, ook wel Gayckingaborg genoemd.
De oudste der Marne-borgen was Ter Borgh, deze bestond reeds in de Middeleeuwen. Stond Ter Borgh een vijf minuten ten zuidoosten van Warfhuizen, op de plaats waar zich thans de boerderij „het Oude Bosch” bevindt, Lulema lag even ten zuiden van het dorp, aan den oostkant van den weg.
Beide borgen stonden dus in de richting Roodehaan: de aloude verbinding tusschen de Marne en ’t Westerkwartier. Oorspronkelijk een doorwaadbare plaats, later een pont, thans een prachtige brug. De vroegere gebrekkige verbinding is oorzaak van het verschil in het dialect, dat hier aan beide zijden van ’t Reitdiep wordt gesproken.

De twee borgen van Warfhuizen zijn helaas gesloopt: Ter Borgh viel einde 17e of begin 18e eeuw in sloopershanden, Lulema in 1823.
Lulema, een flinke, groote, forsche borg met een zwaren sterken verdedigingstoren werd — voor zoover is na te gaan — door een viertal verschillende adellijke families bewoond: Clant, Entens, Van Ewsum, Van Asbeck.
Van de familie Clant is als bewoonster van Lulema zeer weinig bekend. In het eerste begin der 17e eeuw vinden we vermeld Johan Clant Warfhuisius.
Na hem zal misschien z’n zoon Lucas Clant eigenaar van de borg zijn geweest. Volkomen zekerheid hebben we hieromtrent echter niet.
De laatste Clant van Lulema was Allart Joest Clant.
Na zijn overlijden werd Lulema door de erfgenamen publiek verkocht: 1 Februari 1654.
Kooper werd jonker Hillebrandt Entens (van Stedum), die gehuwd was met Allegonda de Mepsche, dochter van Coppen de Mepsche. In 1678 treffen we Allegonda Entens als collatrice der kerkelijke gemeente te Warfhuizen. 

Het Huisarchief van Lulema — een beschrijvende catalogus of inventaris van stukken, acten, brieven indertijd op Lulema aanwezig, door Mr. J. A. Feith — vangt aan met Hillebrandt Entens, die in 1654 de borg kocht. Te beginnen met Allart Joest Clant zijn er in den loop der tijden negen adellijke heeren eigenaars van Lulema geweest. De familie Entens bleef van 1654 tot begin 18e eeuw in ’t bezit van de borg.
Drie heeren Hillebrandt Entens zijn achtereenvolgens eigenaar geweest.
Hillebrandt Entens — de eerste — overleed tusschen 1669 en 1680.
Zijn zoon Hillebrandt Rudolphus Entens, volgde hem als heer van Lulema op. Hij was in 1680 getrouwd met Christina Theresia van Berum. Dit echtpaar liet aan den ingang der borg twee schildhoudende leeuwen plaatsen, waarop de wapens Entens en Van Berum.
Bij het afbreken der borg in 1823 zijn ze verkocht.
Men vindt ze thans aan ’t begin van de lange oprijlaan eener boerderij te Zuurdijk (Torringa). 

Na Hillebrandt Rudolphus Entens treffen we omstreeks 1712 z’n zoon Hillebrandt Coppen Entens als heer van Lulema. Hij overleed in 1716: de laatste heer Entens van Lulema! 

De borg vererfde bij wijze van legaat op jonker Titus van Ewsum van Mensinga. Hij was een neef van den erflater en een zoon van Ernst van Ewsum en een jonkvrouwe van Berum.
Deze jonkvrouwe Van Berum was de leer der R. Katholieke kerk trouw gebleven en de beide zoons van dit echtpaar — Titus en Balthasar van Ewsum — waren eveneens den Katholieken Eeredienst toegedaan. Lulema verkreeg dus in 1716 een R. Katholieken eigenaar en bewoner.
De naburige Saaksumborg te Lutje Saaksum, bij Baflo, was eveneens in handen van een R. Katholieke familie. Beide borgen vorm [] tholiek leven, die leidde tot het stichten van een Katholieke gemeente en kerk te Den Hoorn. 

De Van Ewsums bleven tot 1744 eigenaar van Lulema.
Titus van Ewsum, gehuwd met Isabella Maria Catharina van Herema, dochter van den Katholieken edelman Herman van Herema van Holwinde (bij Rottum), bewoonde de borg van 1716 tot 1723, het jaar van z’n overlijden. 

Door vererving kwam de borg aan z’n broer Balthasar van Ewsum, die gehuwd was met een Friesche jonkvrouwe Camstra.
Balthasar van Ewsum bleef 21 jaar borgheer: hij overleed in 1744.
De borg bleef in ’t bezit van z’n weduwe tot haar dood in 1763.
Een dochter van Balthasar, n.l. Everharda Johanna Maria van Ewsum, was in 1733 gehuwd met Georg Maurits van Asbeck. Beide woonden na 1744 reeds bij hun moeder op Lulema. Bij het overlijden der moeder — 1763 — werden Georg Maurits van Asbeck en z’n echtgenoote heer en vrouw van Lulema.
De familie Van Asbeck bleef tot 1817 eigenares der borg.
Georg Maurits van Asbeck overleed in 1767, z’n echtgenoote in 1790. Ze bezaten een zoon, Balthasar Georg Joseph van Asbeck. Toen in 1754 — vooral door bemiddeling der bewoners van Lulema en Saaksumborg — te Den Hoorn een R. Katholieke Kerk gebouwd werd, legden Balthasar Georg Joseph van Asbeck, toen een jongetje van dertien jaar, en Anna van Ewsum van Saaksumborg, een meisje van vijf jaar, den eersten steen van die kerk. Deze eerste-steen-legging door de twee jeugdige borgbewoners werd vereeuwigd op een gedenksteen, die in den muur der kerk werd gemetseld. Deze steen bevindt zich thans aan de nieuwe prachtige R. Katholieke kerk te Den Hoorn.
Het opschrift luidt:
Anna van Ewssum
en
Balthasar van Asbeck. 

Balthasar en Anna waren
Deze Vijff, die Dertien Jaren
Toen zij tot Godes eer getweën,
Leyden hier den eersten steen.
Leyd ze Heer na wens met zegen
Tot U Rijk door regte wegen.
Anno 1754. 

Balthasar Georg Joseph van Asbeck werd in 1790 heer van Lulema.
Anna van Ewsum huwde in 1774 met Paulus Josephus Antonius van Oldeneel. Ze woonden op Saaksumborg, waar in 1778 uit dat huwelijk een zoon geboren werd, die in de Katholieke kerk te Den Hoorn, waarvan de moeder den eersten steen mee legde, gedoopt werd. 

Balthasar G. J. van Asbeck was gehuwd met Maria Walburgia Electa van Ewsum. ’t Echtpaar woonde reeds sedert 1770 bij hun moeder op de borg. De echtgenoote overleed in 1800 te Groningen.
Van Asbeck hertrouwde met Francisca Henriëtta Theresia van der Schueren. Van Asbeck overleed in 1817. Hij was de laatste heer van Lulema, tevens de laatste R. Katholieke edelman in ons gewest. Z’n tweede vrouw, Douairière Van Asbeck, overleed in 1832 in den ouderdom van 70 jaar. 

De borg kwam in 1817 door vererving aan een neef en nicht: Ernestus Rudolphus Jodocus Grotenhuis, gehuwd met Maria Walburgia Electa van Ewsum. Deze hebben de borg niet bewoond.

Een jaar na den dood van den laatsten bewoner, Balthasar G. J. van Asbeck, had er op Lulema een verkooping plaats
„van een aanzienlijke hoeveelheid kostelijke meubelen, als: cabinetten, secretaires, bureaux, trek- en speeltafels, stoelen en differente spiegels; een extra fraaie orgel-speel-uurwerk, met mahoniehouten kast, huisklokken, differente tavel serviezen en andere, een groote kwantiteit oud blaauw en oud chineesche porselein, glas- en aardewerk, ledikanten met behang; koper en tin, enz. Notaris H. H. Brongers”.

Daarop volgde in Sept. 1821 de verkoop van de borg met
„gronden, tuinen, singels, bosch, schathuis, schuur, tuinmanswoning en plm. 59 jukken meest groenland. Voorts diverse heemsteden, te Warfhuizen en elders, met nog een woning met koetshuis op Hoorn en eindelijk jurisdictie, privative jacht en visscherijen, collatiën en verdere heerlijkheden en gerechtigheden”.
De woning met koetshuis te Den Hoorn diende voor het stallen van paarden en rijtuig, wanneer de familie ter kerke ging.

Een maand later volgde de verkooping
„van meubelen, vee, tuin-, visch- en boerengereedschappen”. 

Maart 1823 werd de borg op afbraak verkocht, welke verkooping aldus werd gepubliceerd:
„De zwaar getimmerde borg Lulema, met groote schuur, schathuis en verder gebouwde eigendommen, ten huize van R. H. Elinga te Warfhuizen, ’s morgens 10 uren, terwijl 8 dagen daarna publiek geveild zullen worden, plm. 300 zware ieperen, esschen en eiken en een groote kwantiteit vruchtboomen”. 

Niet lang duurde het, of er werd geadverteerd:
„Daar de borg Lulema te Warfhuizen thans wordt afgebroken is aldaar uit de hand te koop:
een groote partij afbraak, bestaande in een menigte beste oude steenen, eenige duizenden blaauwe glazuurde dakpannen, deur- en glaskozijnen, juffers, hout, latten, een partij beste zolder- en vloerposten en balken, beschothout, bremer vloeren, ijzeren platen, fournoisplaten met potten en laden, twee fraaie marmeren schoorsteenmantels en meer andere schoone stukken marmer, geschilderd linnen behangsel, gootsteen met koperen kranen en pompwerk, bremer en bentheimer zerksteen, informaties bij F. Bos, aannemer te Bedum, J. Elema, houtkooper te Middelstum, D. Bos, kastelein te Noordhom en gedurende den tijd van afbreken pi. 10 a 12 weken lang, alle Zaterdagen aan de borg Lulema”. 

Bij die gelegenheid zijn de schildhoudende leeuwen zeker door den heer Torringa aangekocht en verhuisd naar Zuurdijk. 

In 1841 werden de fondamenten uitgegraven. Midden vorige eeuw stond op het borgterrein „tusschen breede grachten en singels een dagloonerswoning met tuin en boomgaard”….

Een afbeelding van Lulema komt voor onder de 24 afbeeldingen van borgen in den rand der kaart van Coenders (1686), en op de kaart van Beckeringh (1781), terwijl het handschrift Schoemaker op het Rijksarchief — Schoemaker schreef z’n kroniek met teekeningen omstreeks 1731 — eveneens een afbeelding van Lulema geeft.

Literatuur: J. A. Feith, Huisarchief Lulema en Ommel. borgen. J. Vinhuizen, Stads- en Dorpskroniek.
T. (Nadruk verboden)
[tabe id=81 /]
Naar Borg Lulema