[tabel id=81 /]
Datum: 20-06-1838
Plaats: Winsum, huis No 8
Overledenen: Freerk Willems Smit en Rena Oling
Beschrijvers: meerderjarige kinderen Johanna Freerks Smit en Elzina Freerks Smit,Willem Groeneveld voogd, en Hendericus Jannes Torringa, toeziend voogd
[tabel id=81 /]
In het jaar achttienhonderd acht en dertig, den twintigsten van den maand Juny, des morgens te negen uren, ten verzoeke en ten bijwezen van
Johanna Freerks Smit, buiten beroep, wonende te Groningen;
Elzina Freerks Smit, buiten beroep, wonende te Groningen en
Willem Groeneveld, zonder beroep, mede te Groningen woonachtig,
als voogd over Eibenia Freerks Smit, oud negentien jaren, Elisabeth Freerks Smit, oud vijftien jaren, en Rena Freerks Smit, oud dertien jaren, alle drie nog minderjarige kinderen van wijlen natenoemene erflaters, zeggende de opgemelde voogd tot deze zijne post wettig te zijn verkozen bij famailieraadsbesluit gehouden onder voorzitting van den Heer Vrederechter van het Kanton Winsum, doch de acte dieswegens nog niet ontvangen te hebben.
Zijnde de twee eerstgenoemde requirantes en de drie gemelde minderjarigen bekwaam om zich te gedragen als eenige kinderen en erfgenamen naar de wet van wijlen hunne ouders Freerk Willems Smit en Rena Oling, in leven ehelieden, buiten beroep, gewoond hebbende te Winsum en aldaar overleden, de eerste in den jare achttienhonderd vijf en twintig, en de laatste den drie en twintigsten Mei achttienhonderd acht en dertig, beide in de behuizing, geteekend numero acht, alwaar thans wordt geprocedeerd.
In tegenwoordigheid van den Heer Hendericus Jannes Torringa, landbouwer, wonende te Zuurdijk, als toeziend voogd over voorzeide minderjarigen, daartoe volgens zijne verklaring, wettig verkozen, bij familiebesluit, onder voorzitting van den Heer Vrederegter des kantons Winsum gehouden, doch de acte daarvan nog niet ontvangen hebbende:
Zijn wij, Meester Hendrik van Bolhuis, openbaar notaris, residerende te Leens, gemeente van dien naam Kanton Winsum, Kwartier Appingedam, provincie Groningen, in tegenwoordigheid der hiernagenoemde en mede ondergeteekende getuigen, tot bewaring van de regten van partijen en van alle andere daarbij belanghebbende, overgegaan tot de inventarisatie en beschrijving van alle meubelen, beddegoed, titels, papieren, uit- en inschulden en, in het algemeen van alle roerende objecten, behoorende tot de nalatenschappen van wijlen vooornoemde erflaters; welke alle gevonden en berustende is op de hiernagenoemde plaatsen,
op eene Kamer in de bovengemelde behuizing numero acht, te Winsum, en door de requiranten zelve ten voorschijn zijnde gebracht, die beloofd hebben eene getrouwe opgave te zullen doen, zonder iets achter te houden of te verdonkeren.
De begrooting der goederen, daaraan onderworpen, zal worden gedaan door Freerk de Vries, deurwaarder wonende te Obergum, in kwaliteit als deskundige, daartoe door partijen, die zulks erkenden, verkozen, en door den Heer Vrederegter des Kantons Winsum behoorlijk beëdigd.
Waarna de inventarisatie heeft plaats gehad in volgende maniere:
Een plat eiken Kabinet, geschat op vijftien gulden vijftig cents f 15,50
Vier spoelkommen, geschat op een gulden zestig centen 1,60
Een dozijn theegoed, geschat op vijf en zeventig centen 0,75
Een tafeltje, geschat op vijftig centen 0,50
Een toonbank met een glazekasje, geschat op twee gulden vijf en zeventig centen 2,75
Zes bruine stoelen, geschat op twee gulden veertig centen 2,40
Zes oude dito, geschat op tachtig centen 0,80
Een watervat, geschat op een gulden 1,00
Twee vierkante tafels, geschat op twee gulden 2.00
Een spiegeltafeltje, geschat op een gulden tachtig centen 1,80
Twintig Schilderijtjes, geschat op een gulden 1,00
Twee pakkisten, op een gulden vijftig centen 1,50
Zeven tinnen borden en een waterkruik, geschat op twee gulden zestig centen 2,60
Een dito Koffijpot en twee kandelaars, op een gulden tachtig centen 1,80
Een koperen koffijpot en twee keteltjes, geschat op twee gulden vijf en zeventig centen 2,75
Twee dito [.], geschat op twee gulden tien centen 2,10
Een koperen doofpot, op drie gulden 3,00
Een koekpan, hangijzer, haardket en tang, geschat op een gulden zeventig centen 1,70
Een theestoof, op zestig centen 0,60
Twee Kerkstoven, op een gulden twintig centen 1,20
Eenig grof steengoed, op zestig centen 0,60
#Een stoelklok, op zes gulden vijf en twintig centen 6,25
Het lijfstoebehooren, volgens der requiranten verklaring, van weinig waarde, was door hen onderling verdeeld.
Titels en papieren.
Een authentiek afschrift van eene authentieke acte, gepasseerd voor Meester Hendrik van Bolhuis, Griffier bij het Vredegeregt in het Kanton Winsum in presentie van getuigen, den achttienden Juny achttienhonderd en elf, vóór de uitvoering der registratie in de Nederlanden, volgens welke Freerk Willems Smit en Reina Klasens Oling, ehelieden te Winsum woonagtig, hebben aangekocht eene behuizing, geteekend numero acht, met derzelve heemstede, staande en gelegen te Winsum; welk stuk door ons, notaris, is geparapheerd en getekend met numero een.
Eene onderhandsche kwitantie van den dertigsten Mei achttienhonderd twee en twintig, geregistreerd te Groningen, den een en dertigsten Mei daaraan volgende, deel tien, folio acht en twintig, artikel vier, ontvangen met de verhooging derig cents, (geteekend) Wichers, en afgegeven door A. van Panhuys, Ontvanger der Stad Groningen, dewelke daarbij erkend ontvangen te hebben van Freerk Willems Smit, de Som van vier en tachtig gulden vijf en negentig centen in voldoening der afkooppenningen van de grondpacht, gelegen op deszelfs behuizing te Winsum; welk stuk door ons, notaris, is geparapheerd en getekend met numero twee.
Eene onderhandsche acte, verteekend te Winsum den eersten april achttienhonderd en dertien, en geregistreerd te Winsum, ingevolge daaropstaande kwitantie, luidende: ,, Enregistré a Winsum, le dix Juin 1813, fol. 96, R. Caze 8; reçu á raison de quatre pour cent treize francs, onze centimes jubren tiens comprises, C.H. van Naerssen”, waarbij door Freerk Willems Smit is verkogt aan Johannes van den Berg, timmerman te Obergum, de beklemming van een lap grond, groot ongeveer acht roeden, gelegen te Winsum; waarbij tevens, onder anderen is bepaald, dat die grond jaarlijks de som van twee gulden vijf en twintig centen, aan den verkooper, tot vaste huur zal doen; welk stuk door ons, notaris, is geparapheerd en getekend met numero drie.
Mondeling hebben de requiranten verklaard, dat tot dezen boedel behoorde den eigendom van eene behuisde heemstede, gelegen te Winsum, bij den Heer Willem Jans Wierda en vrouw onder beklemming in gebruik, voor eene jaarlijksche huur van tien guldens.
De schulden, ten laste dezes boedels, zijn door de requiranten opgegeven, voor zoo verre bij hun bekend was, in volgende manier:
Aan Hendrik Hindriks Groeneveld, koopman te Groningen, wegens opgeschoten penningen, ingevolge acte, gepasseerd voor Meester Gerhard Jacob Keiser, openbaar notaris te Groningen, in preventie van getuigen, den zestienden July achttienhonderd een en twintig, behoorlijk geregistreerd, en ingeschreven ten Kantore van Hypotheken te Appingedam, den vijftienden Augustus daaraanvolgende, deel zeven, numero vijfhonderd zeven en tachtig , groot aan Kapitaal vierhonderd gulden, rentende naar vier en een half procent f 400,00
Renten hierop verschuldigd Promemoria
Aan den Heer medicinae doctor Keiser, te Groningen, vijf gulden zeventig centen 5,70
Aan den Heer medicinae doctor Janssonius, te Winsum, negen gulden negentig centen 9,90
Aan Joost Simons van Ham, koopman te Winsum, twee gulden zes en tachtig en eene halve cent 2,86 ½
Aan Nannenberg, te Winsum wegens gedane diensten, twee gulden vijf en zeventig centen 22,75
Aan S.D. de Jonge, hoedenmaker te Winsum, een gulden vijftien centen 1,15
De kosten wegens dood- en begrafenis, gehoudene familieraden en van deze inventaris
Nadat dezen inventaris aldus was afgeloopen, hebben wij den eed van de requiranten afgenomen, daarbij verklarende, dat gene der goederen door hun zijn vervreemd, noch dat zij wisten dat iets vervreemd is geworden en dat niets meer te inventariseren was overgebleven; na insgelijks, op onze daartoe gedane aanvrage de verklaring, zoo van den requirant voogd als van den toeziend voogd te hebben aangehoord, dat de minderjarigen ook niets meer aan hun verschuldigd waren , zoo hebben wij dezen inventaris gesloten.
Waarna de requiranten, de toeziend voogd en de deskundige, nevens Hindrik Alberts Braker, landbouwer, wonende te Adorp, en Jacob Anthonie Bos, daglooner, wonende te Obergum, als getuigen ten dezen verzocht, met ons, notaris, na gedane voorlezing van al het vorenstaande, dit hebben onderteeekend te Winsum, ten sterfhuize van bovengenoemde erflaters, geteekend numero acht voornoemd, op dag, maand en jaar als boven.
Zijnde hiertoe gevaceerd van des morgens negen, tot des namiddags een uur geslagen.
(was geteekend)
Johanna Fr. Smit, E.F. Smit, W. Groeneveld, H.J. Torringa, F. De Vries, H.A. Braker, J.A. Bos, H. van Bolhuis.
Geregistreerd te Onderdendam, den negen en twintigsten Juny, 1800 acht en dertig, deel twee en twintig, folio acht en dertig, verso vak zes tot folio negen en dertig, recto vak vier, met twee bladen en een renvooy.
Ontvangen drie guldens twintig centen, bedragend te zamen met de 23 opcenten, drie gulden vier en negentig centen.
De Ontvanger
(geteekend) Langeveld.
Voor eensluidend afschrift uitgegeven
H. van Bolhuis.
[tabel id=81 /]
Naar Freerk Willems Smit en Reina Oling te Winsum