___________________________________________________________ |
Bron: Het Letterkundig Eigendomsrecht in Nederland Wetten, Traktaten, Regtspraak benevens De Wetgeving op de Drukpers in Nederland en Nederlandsche Indië ’s-Gravenhage, Gebroeders Belinfante. 1865
WETTEN, TRAKTATEN ENZ. BETREFFENDE HET LETTERKUNDIG EIGENDOMSREGT. (kopijregt.)
I. Decreet van de vergadering der Provisioneele Representanten van het Volk van Holland, van 27 November 1795.
Art. 1. Dat er geene privilegiën voor het drukken en uitgeven van eenige boeken of stukken zullen worden verleend, als strijdende tegen de thands aangenomen grond beginselen, volgends welke ieder een aanspraak heeft op de beveiliging van zijnen rechtmatigen eigendom.
2. Dat diensvolgends, wanneer eenig boekverkooper in deze provincie een origineel werk uitgeeft, waarvan hij de copij bekomen heeft, hetzij dat werk in eens, of bij deelen of stukken, jaarlijks, maandelijks of dagelijks uitkomt, hij daardoor het recht verkrijgt, voor zich, zijne erven, en rechtverkrijgende, om dat werk uit te geven, in zoodanig formaat, en op al zulke wijze, als hij zal goedvinden; dat dit regt een eigendom is, waar op niemand buiten zijne toestemming aanspraak heeft, of waar in niemand hem mag benadeelen: wordende dus het nadrukken van het zelve werk binnen deze provintie, of, indien het elders mogt nagedrukt zijn, het invoeren en verkopen dier nadrukken verbooden: op poene voor den nadrukker van confiscatie van alle de nog voorhanden zijnde exemplaaren, en van betaaling van de reeds verkogten tegen verkoopprijs, ten profijte van den eigenaar, van het werk: en zulks voor de eerste male: doch indien iemand voor de tweede male zich aan nadrukken schuldig maakt, zal hem bovendien verboden worden den boekhandel te mogen uitoefenen: zullende verder, alle die geenen, welke dusdanige nadrukken binnen deeze provintie invoeren en verkoopen, vervallen in eene boete van 500 guldens, ten profijte als boven, met overgifte der nog voorhanden zijnde, en betaling der gedebiteerde exemplaaren.
3. Dat, wanneer een origineel werk uitverkogt is, en het echter aanhoudend gevraagd wordt, de bezitter verplicht zal zijn, hetzelve te herdrukken — of, indien hij zulks niet verkiest, zijn recht van copie aan een ander, die daarom mogt vragen, gehouden zal zijn over te doen, op zulke conditiën, als zij onderling zullen beraamen; en indien zij de zaak in der minne niet kunnen schikken, zal dezelve over gelaten worden ter arbitrage en decisie van boekverkopers, door de parthijen te benoemen; zullende verder die geen, welke het recht van copie op die wijze verkrijgen, verpligt zijn, dadelijk eene nieuwe druk van het bewuste werk te bezorgen.
4. Dat niemand, op poene als in art. 2 tegen de nadrukkers gesteld is, een origineel werk hier te lande uitgegeeven, in eene andere taal, zal mogen laten drukken, of eene verkorting van het zelve in het licht brengen, zonder toestemming van den eigenaar; doch met dien verstande, dat wanneer aan den eigenaar door eenen anderen boekhandelaar eene uit te geeven vertaling wordt voorgesteld, dezelve eigenaar het recht zal hebben, om zelfs eene vertaling in die taal uit te geeven; en verpligt zal zijn, zo hij zulks niet verkiest, het aan den anderen toe te laaten, onder zodanige conditiën, als zij zullen beramen; en indien het gebeurde dat zij het over de conditiën niet konden eens worden, zal de beslissing van hun verschil verlaaten worden, aan de uitspraak van boekverkopers door de parthijen te kiezen, verder wanneer op die wijze een boekverkoper het recht van eene vertaling uit te geeven, zal verkrijgen, zal hij verplicht zijn die vertaling, zoo spoedig mogelijk, uit te geeven.
5. Dat, wanneer een boekverkoper een werk, buiten ’s lands gedrukt, heeft nagedrukt, niemand, op poene als vooren, hetzelve wederom zal mogen nadrukken, of die nieuwe nadruk verkopen, op poene als voren: mits die boekverkoper alvorens, behoorlijke advertentie van zijn voorneemen, om dat werk na te drukken, in de nieuwspapieren hebbe gedaan: doch het zal niet te min aan ieder vrij blijven, om de origineele druk, of uitheemsche nadrukken, in te voeren en te verkopen, naar willekeur.
6. Dat, wanneer een boekverkoper hier te lande, eene vertaling van een werk, dat buiten ’s lands gedrukt is, uit geeft, niemand, op poene als boven, die vertaling zal mogen nadrukken, of uitheemsche nadrukken van dezelve, invoeren, en verkopen: mits echter gemelde boekverkoper, door behoorlijke advertentie in de nieuwspapieren, van zijn voor neemen, om het bewuste werk te vertaalen, hebbe kennis gegeeven: doch het zal ieder een vrij staan, niet alleen het origineel werk in te voeren, en te verkopen, maar ook vertalingen van het zelve, in andere taalen te laaten drukken, en uittegeeven: ja zelfs, doch niet dan met voorkennis van den uitgever der eerste vertalinge, eene geheel andere en betere vertaling van het zelfde werk, in diezelfde taal, in ’t licht te brengen: zullende de verschillen, die daarover mogten ontstaan, aan de uitspraak van deskundigen, door parthijen zelve te benoemen, worden gelaten.
7. Dat, wanneer een boekverkoper behoorlijk in de nieuwspapieren adverteert, dat hij voorneemens is eenig bepaald werk uit te geeven, na te drukken of te doen vertaalen, die advertentie hem een recht van preferentie zal geven, om zulks te doen, boven een ander, die geen advertentie omtrent hetzelfde voorneemen heeft gedaan, of er eene na hem zoude komen te doen, mits echter 1. dat die boekverkoper aan deeken en hoofdlieden van het boekverkopers-gild, ter plaatse daar hij woont, of, zo aldaar geen gild is, bij deeken en hoofdlieden van dat gild in eene nabuurige plaats, zijne te doene advertentie door hem onderteekend met aantekening van den dag ter hand stelle, en 2, dat hij verplicht zal zijn, drie maanden na de gedaane advertentie, aan gemelde deeken en hoofdlieden te bewijzen, dat hij het origineel werk, waar van hij den nadruk of de vertaling heeft geadverteerd, bezit, en met de vertaling of het nadrukken bezig is, en alle nodige schikkingen maakt om aan hetgeen hij in zijne advertentie beloofd heeft, gestand te doen.
— Het alles, bij nalaatenheid, op poene van verstek van het te bekomene recht.
Wordende echter aan de gezamentlijke boekverkopers in deeze provincie vrijgelaaten, om tot meerdere faciliteit en zekerheid, zodanige verdere schikkingen onderling te beraamen , als zij zullen goedvinden, het zij met eene commissie uit de gezamentlijke boekverkopers daar te stellen, hetzij met een comité van boekhandel opterichten, bij welke commissie of comité, ieder dien het mogte aangaan zich voor dergelijke zaaken zoude behooren te adresseeren.
8. Dat, gelijk alle de voorschreevene bepaalingen op een verkregen eigendom steunen, dezelve vervallen zullen, wanneer zoodanig eigendom, of recht van copij geen plaats heeft: en dus worden wel expresselijk uitgezonderd bijbels, testamenten, psalmboeken en verdere kerk- en schoolboeken, welke op publiek gezag zijn ingevoerd geworden, en welke niet het privé-eigendom, of de copij zijn, van eenigen particulieren gildebroeder, als welke boeken, gelijk mede tijd wijzers, almanachen, enz. door iederen boekverkoper zullen mogen worden gedrukt, vertaald, enz., uitgezonderd voor als nog die almanachen of tijdwijzers, waarop door het vóóreg bestuur privilegie is verleend, en van wier privilegie de tijd nog niet is verlopen.
9. Dat die staatsstukken, welke als een eigendom van het volk van Holland moeten worden beschouwd, en op deszelfs kosten, op ’s landsdrukkerijen worden gedrukt, en ten behoeven van ’s lands finantiën worden uitgegeeven, zonder toestemming van deze vergadering niet zullen worden nagedrukt en uitgegeeven, dan in zodanige boeken, waarin over ’s lands geschiedenissen wordt gehandelt, of in verzamelingen van staatsstukken, of in wetboeken enz., waar omtrent alle boekhandelaars gelijk recht zullen bezitten.
10. Dat alle boekhandelaars zullen worden verzogt, zo als zij verzogt worden bij deeze, onderling middelen te beraamen, om den gevallen boekhandel te verbeteren en denzelven, met weering van alle geschriften, die niet tot ver lichting van het verstand, vermeerdering van kunde, verbeetering van het hart, beschaving van goede zeden, opwekking van godsdienst en deugd, strekken, weder in vollen luister te herstellen: terwijl deeze vergadering het zich tot eene plicht zal rekenen, hiertoe aan de gezamentlijke boekhandelaaren, alle medewerking en hulp te verleenen, die met eenen vrijen en onbelemmerden handel, bestaanbaar zullen zijn.
11. Dat dit decreet gedrukt en gezonden zal worden aan alle de municipaliteiten van plaatsen daar zig boekhandelaars bevinden, ten einde dezelve municipaliteiten het aan de boek verkopers of boekverkopers-gilden doen ter hand stellen, om te strekken tot derzelver informatie en naricht.
— Blijvende het echter aan de gezamentlijke boekhandelaaren vrij, om na gehouden onderlinge conferentiën, gezamentlijke binnen den tijd van drie maanden, over de pointen in dit provisioneel
decreet vervat, aan het comité van koophandel en zeevaart, zodanige nadere aanmerkingen te laten toekomen, als zij tot nut van den boekhandel, nuttig en nodig zullen oordeelen.
II. Publicatie van het Provinciaal Bestuur van Holland, van 8 December 1796.
HET PROVINCIAAL BESTUUR VAN HOLLAND ENZ.
Art. 1. Dat van nu voortaan, geene privilegiën of octroijen tot het drukken en uitgeeven van eenige boeken of stukken zullen worden verleend, als strijdende tegen de thans aangenomen grondbeginzelen, volgens welke ieder ingezeeten een aanspraak heeft op de beveiliging van zijnen rechtmatigen eigendom.
2. Dat dienvolgende, wanneer eenig boekverkooper in deze provincie een origineel werk uitgeeft, waar van hij het zoogenaamde recht van copie bekomen heeft, hetzij dat werk in eens, of bij deelen, of stukken, jaarlijks, maandelijks of dagelijks uitkomt, hij daardoor het recht verkrijgt, voor zich, zijne erven en rechtverkrijgende, om dat werk uit te geeven in zoodaanig formaat, en op alzulke wijze, als hij zal goed vinden, als zijnde het gemelde recht een eigendom, waarop niemand buiten zijne toestemming aanspraak heeft, en waar in niemand hem mag benadeelen: en wordende over zulks het nadrukken van hetzelve werk binnen deze provintie, of indien dat elders mogt nagedrukt zijn, het invoeren en verkoopen dier nadrukken in dit gewest, wel uitdrukkelijk verboden; op poene, dat den nadrukker voor de eerste reize zal incurreeren de confiscatie van alle de noch voorhanden zijnde exemplaaren, en de betaaling van de waarde, of het beloop der reeds verkogte, te bereekenen tegen de verkoopprijs, ten profijte van den eigenaar van het werk; doch dat, indien iemand voor de tweede maal zich aan nadrukken schuldig maakt, hij niet alleenlijk in de hier voorgemelde poenaliteiten zal vervallen, maar hem bovendien zal verboden worden den boek handel te mogen uitoefenen; zullende verder alle die geenen, welke dusdanige nadrukken binnen deze provincie invoeren en verkoopen, vervallen in een boete van vijf honderd guldens, ten profijte als voren, mitsgaders de nog voorhanden zijnde exemplaaren, mede aan den eigenaar van ’t werk moeten overgeven, en laatstelijk verplicht zijn om de waarde of het beloop van de reeds gedebiteerde aan denzelven insgelijks tegen berekening als boven op te leggen en te voldoen.
3. Dat, wanneer een origineel werk uitverkogt is, en hetzelve echter aanhoudend gevraagt word, de bezitter gehouden zal zijn het zelve te herdrukken, of indien hij zulks niet verkiest, zijn recht van copie aan een ander, die daarom mogte vragen, over te doen, op zulke conditiën, als zij onderling zullen bepalen en dat, indien zij de zaak in der minne niet kunnen schikken, dezelve ten kosten van beide zal overgelaten worden aan de arbitrage en decisie van twee boekverkoopers, door de wederzijdsche parthijen iedereen te benoemen, met faculteit om, in cas van discrepance, een derden te mogen adsumeeren; en zullende verder die geenen, welke het regt van copie op deze wijze verkrijgen, verpligt zijn om dadelijk eene nieuwe druk van zodanig werk op te leggen, en in het licht te geven.
4. Dat, op zodanige poenaliteiten, als bij het 2 articul tegen de nadrukkers zijn gestatueerd, wel uitdrukkelijk aan elk en een iegelijk wordt verboden, om eenig werk, hier te lande uitgegeven zijnde, in een andere taal te doen drukken, of eene verkorting van hetzelve in het licht te geven, zonder toestemming van den eigenaar, doch met dien verstande, dat, wanneer aan den eigenaar door eenen anderen boekhandelaar het uitgeven van eene vertaling wordt voorgesteld, deze eigenaar wel het recht zal hebben, om zelve eene zoo danige vertaling in het licht te geeven, maar, ingevalle hij dat niet verkiest, zal verplicht zijn, om zulks aan den anderen toe te laaten, onder zoodanige conditien, als zij onderling zullen bepalen, en dat, indien het mochte gebeuren, dat zij het onderling over de conditien niet konden eens worden, de beslissing van dat verschil, ten kosten van beiden, aan de uitspraake van boekverkoopers, invoegen als hiervoren bij art. 2 is bepaald, zal worden overgelaten: zullende wijders wan neer op die wijze een boekverkooper het recht om eene vertaling uit te geeven zal verkrijgen, dezelve gehouden zijn, om die zoo spoedig mogelijk, in het licht te geeven.
5. Dat, wanneer een boekverkooper een werk, buiten ’s lands gedrukt zijnde, in deze provintie heeft nagedrukt, niemand, op poene als bij het 2 art. tegens de nadrukkers is gestatueerd, het zelve wederom in dit gewest zal mogen nadrukken, of die nieuwe nadruk, of andere nadrukken, buiten deze provintie vervaardigt, zal moogen verkoopen, mits zoodanige boekverkooper alvorens behoorlijke advertentien van zijn voorneemen, om het gemelde werk na te drukken, in de nieuwspapieren hebbe gedaan; zullende het niettemin aan een ieder vrij blijven, om den origineelen druk in te voeren, of te verkoopen naar zijn goedvinden. Dat echter, ten einde geene uitheemsche nadrukken onder den schijn van origineele drukken ingevoerd wordende, oorzaak tot geschillen zouden konnen geeven, de boekverkooper, welke eenen nadruk onderneemt, zal verplicht zijn, om zoodra hij denzelven uitgeeft, op poene van anderzins van zijn recht verstoken te worden, een exemplaar van den origineelen druk met zijne hand onderteekend, aan het boekverkoopersgilde van de plaats, alwaar hij woond, of, zoo er aldaar geen gilde is, aan het gilde van eene der naburige plaatzen te bezorgen, op dat alzoo de uitheemsche exemplaaren, onder den naam van origineele druk ‘ingevoerd, altoos tegens dit origineel zoude kunnen vergeleeken worden, en hetzelve, zoo daarover eenig different mochte ontstaan, door boekhandelaaren, in voege als hier vooren bij art. 3 en 4 is bepaald, als arbiters, zoude kunnen worden beslist.
Wordende wijders, ten einde er nimmer eenige twijffel mochte zijn, wat men door uitheemscke of buiten ’s lands gedrukte werken, zal hebben te verstaan, bij dezen wel expresselijk verklaard, dat voor uitheemsche of buiten ’s lands gedrukte werken zullen moeten gehouden worden alle werken, buiten deze provincie gedrukt zijnde, al waare het ook op kosten van een hollandsch ingezeeten of met den naam van een hollandsch boekverkooper, als uitgeever op den titul voorzien.
6. Dat, wanneer een boekverkooper in deze provincie eene vertaling van een werk, het welk buiten ’s lands gedrukt is, uitgeeft, in dat geval, bij dezen, al mede op de poenaliteiten hiervoren bij het 2 art., tegens de nadrukkers gestatueerd, aan elk een iegelijk word geinterdiceerd, om die vertaling na te drukken, of uitheemsche nadrukken van dezelve in te voeren, en te verkoopen: mits echter de gem. boekverkooper, bij behoorlijke advertentien in de nieuwspapieren, van zijn voorneemen, om zoodanig werk te vertaaien, hebbe kennis gegeeven. Doch dat het des onaangezien aan een ieder zal vrijstaan, om niet alleen het origineel werk in te voeren en te verkoopen, maar ook vertalingen van het zelve, in andere taalen te laaten drukken, en uit te geeven. Ja zelfs (doch niet dan met voorkennis van den uitgeever der eerste vertalinge) eene geheele andere en betere overzetting van hetzelfde werk, in diezelfde taal, in ’t licht te geeven; zullende de verschillen, die daarover mochten ontstaan, aan de uitspraak van deskundigen, door parthijen zelve, in voegen als hiervoren art. 3 en 4 is bepaald, te benoemen, moeten overgelaten worden.
7. Dat, wanneer een boekverkooper behoorlijk in de nieuwspapieren adverteert, dat hij voornemens is eenig bepaald werk uit te geven, na te drukken of te doen vertaalen, die advertentie hem een recht van praeferentie zal geeven, om zulks te doen, boven alle anderen, die geene advertentie van hetzelfde voornemen hebben gedaan, of vervolgens er eene na hem zoude komen te doen: mits echter, dat vooreerst zodanige boekverkooper aan deeken en hoofdlieden van het boekverkoopersgild, ter plaatze daar hij woond, of zoo aldaar geen gilde is, aan deeken en hoofdlieden van dat gilde in eene der nabuurige plaatzen, zijne te doene advertentie door hem ondertekend met aantekening van den praeciesen datum ter hand stellen, en dat hij ten tweeden verplicht zal zijn, drie maanden na de gedane advertentie aan gemelde deeken en hoofdlieden tot hun genoegen te bewijzen, dat hij het origineel werk, waarvan hij den nadruk of vertaling heeft geadverteerd, bezitte, en met de vertaling of het nadrukken bezig is, mitsgaders alle nodige schikkingen maakt, om het geen hij in zijne advertentie beloofd heeft, gestand te doen.
Zullende hij bij nalatigheid van dat een of ander van het voorsz. recht van praeferentie verstooken zijn.
Wordende echter aan de gezamentlijke boekverkoopers in deze provincie vrij gelaten, om, tot meerdere faciliteit en zekerheid van het hiervoren gestatueerde, zodanige verdere schikkingen onderling te beramen, als zij zullen goedvinden, hetzij door eenige uit de gezamentlijke boekverkoopers van dit gewest, tot dat einde bij hun te qualificeeren, hetzij door eene directie van boekhandel opterichten; bij welke gequalificeerdens of directeurs, alsdan ieder, die het mogte aangaan, zich wegens dergelijke zaken zal behooren te adresseeren.
8. Dat, gelijk alle de voorschreevene bepalingen op een verkreegen eigendoin berusten, dezelve respectivelijk zullen vervallen, wanneer zodanige eigendom of recht van copie geen plaats heeft: en wordende mitsdien bij dezen wel expresselijk uitgezonderd alle bijbels, testamenten, psalm boeken, en verdere kerk- en schoolboeken, die op publiek gezag zijn ingevoerd, en niet als den eigendom of de copie van eenigen particulieren gildebroeder kunnen beschouwd worden, doch zullende alle de gemelde boeken, gelijk mede tijdwijzers, almanachen en zoortgelijken, door iederen boekverkooper mogen worden gedrukt, vertaald en uitgegeeven: uitgezonderd voor als noch die almanachen of tijdwijzers, waarop door het vorig bestuur privilegie of octroy is verleend, en van welker privilegie of octroy de tijd of termijn nog niet is geëxpireerd.
9. Dat die staatsstukken, welke als den eigendom van het volk van Holland moeten worden beschouwd, en op deszelfs kosten, op ’s Landsdrukkerij e gedrukt, en ten behoeve van ’s Lands Finantien uitgegeeven worden, zonder onze toestem ming niet zullen mogen nagedrukt en uitgegeeven worden, dan in zodanige boeken, waarin over ‘sLands geschiedenissen word gehandeld, of in verzamelingen van staatsstukken, of in wetboeken en zoortgelijken, waaromtrent alle boekhandelaars gelijk recht en bevoegdheid zullen hebben.
Wordende eindelijk alle boekhandelaaren in dit gewest van onzentwegen op het ernstigste geëxhorteert, om, een ieder naar zijn vermogen, mede te werken tot het verbeteren van den vervallen boekhandel, en om denzelven, met weering van alle geschriften, die niet tot verlichting van het verstand, vermeerdering van kunde, verbetering van het hart, beschaving van goede zeeden, mitsgaders opwekking van godsdienst en deugd, konnen strekken, weder in vollen luister te herstellen; terwijl wij het ons altoos tot eene aangename pligt zullen reekenen hiertoe aan de gezamentlijke boekhandelaren alle hulp en adsistentie te verleenen, die met eenen vrijen en onbelemmerden handel, bestaanbaar zullen worden bevonden.
III. Publicatie van het Staats-Bewind van de Bataafsche Republiek van 3 Julij 1803.
Het Staats-Bewind der Bataafsche Republiek doet te weten:
Dat het wetgevend ligchaam van het Bataafsch gemeenebest, goedgekeurd hebbende de voordragt, daartoe aan het zelve, door het staats-bewind, gedaan, is gestatueerd, gelijk wordt gestatueerd bij dezen:
Art. 1. Dat voortaan geene Privilegien of Octrooijen tot het drukken en uitgeven van boeken, op publiek gezag, zullen worden verleend, als strjdende tegen de grondbeginselen van het maatschappelijk verdrag, volgens hetwelk iedereen, zonder eenige bijzondere wet, te zijnen behoeve aanspraak heeft op de beveiliging van zijnen regtmatigen eigendom.
2. Dat dienvolgens, wanneer iemand in de bataafsche republiek een oorspronkelijk werk uitgeeft, waarvan hij het, gewoonlijk alzoo genoemd, regt van copie, of bezit, omdat hij zelf daarvan de opsteller is, of om niet, of voor geld, of op eene andere, mits wettige wijze, bekomen heeft, het zij dat het werk in eens, of bij deelen, of stukken, hetzij jaarlijks, maandelijks, weekelijks of dagelijks, uitkomt, hij aardoor, zoo voor zich zelven, als zijne erven, het regt heeft, of verkrijgt, om dat werk uit te geven in zoodanig formaat en op alzulke wijze, als hij zal goedvinden; als zijnde het gemelde regt van uitgave een eigendom waarop niemand, buiten deszelfs toe stemming, wettige aanspraak heeft, en in de uitoefening van welk regt niemand hem mag benadeelen.
3. Dat derhalve wel uitdrukkelijk wordt verboden zoodanig oorspronkelijk werk, waarvan het regt der uitgave het eigendom is van een ander, het zij na te drukken en te verkoopen, het zij, buiten deze republiek nagedrukt, in te voeren en te verspreiden of te verkoopen, op poene dat hij, die eeniger banden nadruk van zoodanig werk zal verspreid of verkocht hebben, zal incurreren, voor de eerste reize, confiscatie van alle, binnen de republiek, nog voorhanden zijnde ongedebiteerde exemplaren van den nadruk, ten profijte van den eigenaar van den oorspronkelijken druk, aan wien hij voorts zal moeten betalen de waarde of het beloop van twee honderd en vijftig exemplaren van den echten druk, te berekenen naar den verkoopprijs: voor de tweede reize, boven en behalve het vorenstaande, eene som, ten bedrage van vijf honderd exemplaren van den echten druk; zullende dezelve komen ter helfte voor de algemeene armen der plaats waar de calange geschiedt, en ter helfte voor den geregtelijken aanklager, die de calange zal doen: voor de derde reize, boven en behalve dien, gestraft te worden met bannissement buiten het territoir der bataafsche republiek.
4. Dat op dezelfde straffen, als bij art. 8 zijn bepaald, ook verboden wordt het verspreiden of verkoopen van eenigerhande vertaling, verkorting of uitbreiding van eenig, in deze republiek, uitgekomen oorspronkelijk werk, zoodat deszelfs inhoud, of geheel, of voor een groot gedeelte, woordelijk worde overgenomen, ten zij met schriftelijke toestemming van den eigenaar van hetzelve; onverminderd echter de vrij heid van elk ingezeten om, ter verspreiding van algemeen nuttige kennis, in letterkundige werken, b. v. magazijnen, tijdschriften, almanakken, of dergelijken, bij wijze van uit treksel en beoordeeling, den aard, summieren inhoud en de waarde der uitkomende werken aan het publiek te doen kennen of mede te deelen, als hetgeen bij deze aan een iegelijk vrij en onverlet wordt gelaten.
5. Dat wanneer iemand eene vertaling van een buiten deze republiek in het licht gekomen werk, binnen dezelve uitgeeft, alsmede aan elk en een iegelijk, op de straffen, bij art. 3 gestatueerd, wordt verboden om eenigerhanden nadruk van die vertaling, noch ook, binnen de drie eerste jaren na de uitgaven derzelve, eene andere vertaling van hetzelfde werk, in dezelfde taal binnen deze republiek te debiteren: zullende het echter aan een ieder, te allen tijde, vrijstaan om van hetzelfde werk eene vertaling in andere talen uit te geven.
6. Dat een ieder, welke voorgenomen heeft van eenig buitenlandsch werk eene vertaling, in welke taal ook, aan het publiek mede te deelen, gehouden is:
a.) Om een exemplaar van het oorspronkelijk werk aan het gemeentebestuur der plaats, waar hij woonachtig is, te vertoonen, op welks titelblad alsdan, van wege hetzelve gemeentebestuur, zonder betaling van eenige boeten, schriftelijk zullen moeten geplaatst worden de woorden:
Vertoond door N. N., ter vertaling in de N. N. taal, aan het gemeentebestuur van N. N. In kennisse van mij, N.N.
b. Om zijn voornemen tot de uitgave eener zoodanige vertaling, met de bijgevoegde verklaring, dat het oorspronkelijk werk door hem aan het gemeentebestuur zijner woonplaats vertoond is, driemaal ten minste in de courant van zijne woonplaats, of, wanneer aldaar geene courant wordt uitgegeven, in die der naastbijgelegene plaats, te annonceren, en voorts in zoodanige andere couranten, als hij voor zin belang geraden zal oordelen:
c. Om binnen zes maanden, na de vertooning van het oorspronkelijk werk, aan het gemeentebestuur zijner woon plaats te vertoonen zes afgedrukte geheele vellen der aange kondigde vertaling, waarvan alsdan, insgelijks door hem, éénmaal in de courant van zijne woonplaats, of, bij ontstentenis van dien, in die der naastbijgelegene plaats, advertentie zal behooren te geschieden.
7 . Dat een ieder, welke eenig oorspronkelijk of vertaald werk uitgeeft, waarop dezelve, in voege voorschreven, een regt van eigendom of praeferentie bezit, verpligt zal zijn:
a.) Om op den titel van hetzelve zijnen naam, den naam van de plaats en het jaargetal der uitgave te plaatsen:
b.) Om een exemplaar van zoodanig werk, of, bijaldien hetzelve bij deelen, stukken of nummers uitkomt, van elk deel, stuk, of nummer, dadelijk bij de uitgave, een net gebonden exemplaar te doen toekomen en aan het gemeente bestuur der plaats van de uitgave, en aan de nationale bibliotheek: waartegen, zoo wel van wege hetzelve gemeente bestuur, als van wege de opzigters derzelve nationale bibliotheek, aan hem zal ter hand gesteld worden een bewijs van den navolgenden inhoud:
Het gemeente-bestuur van N. N. verklaart
De opzigters der nationale bibliotheek verklaren
bij dezen ontvangen te hebben van N. N. een net gebonden exemplaar van het door hem uitgegeven werk, getiteld N. N., (met bijvoeging van het nummer van het deel.)
In kennis van mij, N. N.
8. Dat wanneer iemand aan eene of meer der voorzeide bepalingen mogt nagelaten hebben te voldoen, dezelve daardoor dadelijk van zijn regt van eigendom of praeferentie zal komen te vervallen, en mitsdien aan elk en iegelijk vrijstaan hetzelve werk, hetzij oorspronkelijk, hetzij vertaald, nagedrukt te debiteren.
9. Dat ten aanzien van werken, voor het emaneren van deze wet, binnen de bataafsche republiek reeds uitgekomen, het regt van eigendom of praeferentie, op denzelfden voet als bij deze wet bepaald is, wordt toegekend aan een ieder, die hetzelve bewijzen kan te bezitten; mits door denzelven, bij eene nieuwe uitgave, aan het hierboven bij de artikelen 6 en 7 gestatueerde wordt voldaan.
10. Dat gelijk alle de voorschrevene bepalingen op het beginsel van eigendomsregt of praeferentie berusten, dezelve respectivelijk zullen vervallen, wanneer zoodanig regt van eigendom of praeferentie geene plaats heeft; wordende mitsdien daarvan expresselijk uitgezonderd het drukken van de zoogenaamde Grieksche en Bomeinsche auctores classici, immers voor zoo verre den tekst derzelve aangaat: voorts bijbels, testamenten, psalmboeken, catechismussen, en alle zoodanige kerk- en schoolboeken, waarvan het copij regt niet het eigendom is van een ander, en voorts alle gewone tijdwijzers en almanakken, voor zoo verre dezelve behelzen den datum en naam van eiken dag van het jaar, de opgave der jaarmarkten, kermissen, paarden-, beesten- en leermarkten , van den op- en ondergang der zon en maan, van de watergetijden, luiden van poortklokken, jaartellingen, eclipsen en hemelverschijnselen, feestdagen, het afgaan en vertrekken van briefposten, varen van trekschuiten en het afrijden van postwagens, het klein zegel en weerkundige waarnemingen, als blijvende aan ieder ingezeten vrij en onverlet, om van de opgemelde auctores classici, bijbels, testamenten, psalmboeken, catechismussen, kerk- en schoolboeken, tijdwijzers en almanakken, zoo vele drukken te vervaardigen, als dezelve voor zijn eigen of het algemeen belang zal geraden oordeelen; terwijl van deze algemeene vrijstelling wordt uitgezonderd het nadrukken van zoodanige almanakken waarop, door het vorig bestuur van dit gemeenebest, op eenigerhande bezwarende voorwaarde, privilegie of octrooi is verleend, waarvan de termijn alsnog niet is geëxpireerd ; alsmede het nadrukken van al datgene, hetwelk eenig uitgever van een almanak tot geriefelijker gebruik van de bovengemelde ingrediënten van eenen gewonen almanak, of tot vermeerdering van deszelfs algemeene nuttigheid, mogt hebben bijgevoegd.
11. Dat hiermede gehouden worden voor vervallen alle plakkaten en wetten, tot dus verre ten opzigte van de uitgaven van boeken, bij eenig nationaal, gewestelijk of stedelijk bestuur in deze republiek, in der tijd geëmaneerd.
12. Dat eindelijk, allen en een iegelijk, die dit zoude aan gaan, zullen worden gelast, om zich naar den inhoud dezes punctuëellijk te gedragen, mitsgaders ook alle politieke en regterlijke collegien en personen in dit gemeenebest, om het hiervoren gestatueerde te doen executeren en na te komen, alsmede tegen de contraventeurs te procederen, zoo als volgens eene goede administratie der politie en justitie zal worden bevonden te behooren.
IV. Decreet van den koning van holland, van den 3 December 1808, houdende ampliatie der Publicatie van 3 Junij 1803, betreffende het drukken en uitgeven van boeken, en het nadrukken van pluten, kaarten enz. Lodewijk Napoleon, enz.
Bij ampliatie der publicatie van den 3den Junij 1803, betreffende het drukken en uitgeven van boeken, en verbod tegen het nadrukken van oorspronkelijke werken enz., worden gearresteerd de navolgende bepalingen:
Art. 1. Een ieder die in dit rijk, naar eene teekening, hem in eigendom toebehoorende, of waarover hij volkomen de magt van te beschikken heeft, eene gegraveerde plaat, pourtrait, land-, zee- of rivierkaart, topographische afbeelding, en dergelijken, heeft vervaardigd, of doen vervaardigen, zal daarop hetzelfde regt geacquireerd hebben, als bij art. 2 van de publicatie van den 3den Junij 1803, betrekkelijk het drukken en uitgeven van boeken, omtrent de eigenaars van oorspronkelijke werken is bepaald.
2. Het nagraveren en het uitgeven van zoodanige gegraveerde platen, als in voorz. artikel zijn vermeld, op welke wijze dit dan ook zoude mogen geschieden, zal aan dezelfde poenaliteiten onderhevig zijn, als bij art. 3 van evengemelde publicatie van den 3den Junij 1803 zijn gestatueerd, tegen het nadrukken en verkoopen van oorspronkelijke werken, waarvan het regt der uitgave is het eigendom van een ander.
3. Wanneer iemand binnen dit rijk eene buitenlandsche plaat enz. zal willen nagraveren, of wel eene oude op nieuw zal willen graveren, zal hij verpligt zijn zich aan dezelfde formaliteiten te onderwerpen, als welke in meergemelde publicatie, omtrent vertaalde boeken zijn vastgesteld.
4. Alle beschikkingen en bepalingen, bij de voorz. publicatie gemaakt, omtrent het drukken en verkoopen van boeken of werken, zijn mede toepasselijk op gravures, van welken aard of onder welke benaming die ook zouden mogen wezen of bekend zijn.
V. Keizerlijk decreet van den 5den Februarij 1810, houdende een Reglement op de drukkerijen en den boekhandel (1).
Napoleon, enz. zesde titel.
Van den eigendom en deszelfs waarborg. 39. Het regt van eigendom wordt aan den schrijver en
(1) Décret impérial du 8 Novembre 1810:
Art. 1er. Sout déclarés exécutoires dans les départements des (1 vervolg) Bouchcs du Rhin et des Bouches de l’Escaut, et dans l’arrondissement de Bréda, réuni au département des Deux-Nêthes, a compter du 1″ Janvier 1811, les lois, décrets et réglements ci-après désignés etc.:
Notre décret du 1er Germinal an VIII, contenant les droits des propriétaires d’ouvrages posthumes.
Notre décret du 5 Février 1810, concernant reglement sur l’imprimerie et la librairie.
La loi du 19 Juillet 1793, sur la garantie des propriétés;littéraires.
Décret Impérial du 9 Avril 1811, qui ordonne Pexécution dans divers départemens réunis, du décret du 5 Février 1810, contenant règlement sur l’imprimerie et la librairie, et de celui du 3 Août suivant, relatif aux journaux des départements (Buil. n° 362):
Art. 1. Le décret du 5 Février 1810, portant réglement, sur l’imprimerie et la librairie, et celui du 3 Aoüt suivant, seront publiés et exécutés dans les départements de l’ancienne Hollande, et dans ceux des Bouches de l’Elbe, des Bouches du Wéser et de l’Ems supérieur.
deszelfs weduwe voor hun leven verzekerd, indien de huwelijksche voorwaarde van de laatste haar daartoe het regt geven, en aan hunne kinderen, gedurende twintig jaren.
40. De schrijvers, het zij inlandschen of vreemden, van alle gedrukte of gegraveerde werken, kunnen hun regt aan een drukker of boekverkooper, of aan elk ander persoon afstaan, welke alsdan in hunne plaats komt, zoo voor hen als voor hunne regthebbenden, gelijk in het voorgaande artikel is vermeld.
VI. Keizerlijk decreet van den 29 December 1810,
betreffende de uitgaven van in Frankrijk gedrukte werken, welke geschied zijn in Holland vóór den 1 Januarij 1811. (Bulletin des Lois n° 339).
Napoleon, enz.
Art. 1. De in Holland vóór den 1 Jan. 1811 vervaardigde uitgaven van werken, in Frankrijk vóór hetzelfde tijdstip gedrukt, en welke behooren tot den bijzonderen letterkundigen eigendom, zullen niet als nadrukken kunnen worden beschouwd, wanneer dezelve vóór den 1 Maart aanstaande zullen gestempeld zijn.
2. Dienvolgens zullen de uitgevers, drukkers, boekverkoopers of elk ander, den boekhandel drijvende in Holland, welke daarvan eigenaars of bezitters mogten wezen, gehouden zijn, binnen den tijd van eene maand, te rekenen van de afkondiging van ons tegenwoordig decreet, aan den prefect van hun departement, dewelke daarvan onzen intendantgeneraal van binnenlandsche zaken in Holland zal onderrigten, op te geven het getal exemplaren, welke zij van elk der gemelde drukken bezitten.
Onze intendant-generaal van binnenlandsche zaken zal een afschrift dezer opgaven aan onzen directeur-generaal van den boekhandel inzenden.
3. Deze exemplaren moeten, vóór den 1 Maart, in elk departement door ieder’ drukker of boekverkooper, aan den tot dat einde op de plaatsen te benoemen commissaris worden vertoond, zullende onder diens opzigt de eerste bladzijde van elk exemplaar worden gestempeld, waarna dezelve vrij door het geheele rijk zullen mogen worden verkocht.
4. De boekverkoopers zullen gehouden zijn, aan de schrijvers of eigenaars het twaalfde gedeelte van alle de door hun aangegeven exemplaren, thans in hunne magazijnen voorhanden of ter hunne beschikking zijnde, te betalen; en zulks alle zes maanden, in de evenredigheid van hetgeen zij zullen verkoopen, hetwelk zal gerekend worden naar het getal exemplaren, dat hun nog overig mogt blijven en welke zij zullen vertoonen.
5. Met den 1 Maart zal de stempel aan onzen directeurgeneraal van den boekhandel worden teruggezonden met en benevens de opgemaakte processenverbaal der stempeling; en, van dat oogenblik af aan, zullen alle de exemplaren van de bovengemelde drukken, welke bevonden zullen worden, van het merk der stempeling ontbloot te zijn, als nadrukken beschouwd, en degenen, bij wien dezelve zullen zijn aangehaald, onderworpen worden aan de straffen, bij de wetten en onze reglementen bepaald.
VII. Besluit van den 24 Januarij 1814, no. 1 (Staats blad n° 17), houdende bepalingen omtrent den boekhandel en den eigendom van letterkundige werken.
Wij Willem, enz.
Overwegende dat de wetten en reglementen aangaande de boekdrukkerij en den boekhandel, door het fransch bestuur in deze gewesten ingevoerd, niet alleen in den boekhandel eene zeer nadeelige stremming veroorzaakten, maar ook eene strekking hadden om de vrijheid der drukpers volkomen te onderdrukken, den voortgang van de verlichting te beletten, en alles te onderwerpen aan eene willekeurige ceusuur, te eenen male strijdig met de liberale denkwijze waarop elk regtgeaard Nederlander den hoogsten prijs stelt, en die steeds het Gouvernement dezer landen heeft gekenschetst;
Wijders in aanmerking nemende dat, vóór de inlijving dezer landen in Frankrijk, wetten in werking waren, waar van het doel-einde was aan elken schrijver en drukker zijn wettig regt van eigendom te verzekeren, en dat de herstelling dezer wetten (bijzonderlijk vervat in de publicatie van den 3 Julij 1803) in den geest der tegenwoordige orde van zaken, allezins noodzakelijk moet geacht worden;
Gehoord de voordragt van onzen commissaris-generaal voor de binnenlandsche zaken:
Hebben besloten en besluiten:
Art. 1. De fransche wetten en reglementen, betrekkelijk de boekdrukkerij en den boekhandel, daaronder begrepen die welke de nieuwspapieren betreffen, zijn, van dato dezes, geheel en al afgeschaft (1).
2. Dien ten gevolge worden de inspecteurs van de boek drukkerij en den boekhandel honorabel van hunne posten ontslagen.
3. Insgelijks wordt de uit voorschrevene fransche wetten en reglementen profiuerende belasting, ten behoeve van het fonds der generale directie van den boekhandel, met dato dezes, afgeschaft; wordende onze commissaris-generaal voor de binnenlandsche zaken met de zorg daaruit voortspruitende liquidatie gechargeerd.
4. Een ieder is verantwoordelijk voor hetgeen hij schrijft, drukt of uitgeeft; indien de schrijver niet bekend is, of aan gewezen kan worden, is de drukker alleen aansprakelijk.
5. Elk stuk dat, zonder naam van den schrijver of drukker, en zonder aanwijzing van den tijd en de plaats der uitgave, in het licht komt, zal als een libel beschouwd, en de uitgever of verspreider daarvan als paskwilschrijver vervolgd kunnen worden.
(1) 1. Keizerlijk decreet, houdende een reglement, op den boek handel en de drukkerij, van 5 Februarij 1810 (zie hiervoren); 2. Idem van 3 Augustus 1810, betrekkelijk de dagbladen der departementen;
(Buil. des Lois n° 335); en 3. van 9 April 1811, waarbij de uitvoering in de vereenigde departementen bevolen wordt van de bedoelde decreten van 5 Febr. 1810 en van 3 Aug. 1810 (Buil. des Lois n° 362).
6. Elk die een oorspronkelijk werk, het zij in een, het zij bij deelen of stukken uitgeeft, waarvan hij het regt van copie, als opstellen of anderzins, wettig bezit, verkrijgt hier door, voor zich zelven en zijne erven, het uitsluitend regt om hetzelve werk uit te geven, mits in alles voldoende aan de bepalingen, in de navolgende artikelen vermeld.
7. Uit dien hoofde wordt uitdrukkelijk verboden op eenigerlei wijze zoodanig oorspronkelijk werk, of na te drukken en te verkoopen, of buiten de Vereenigde Nederlanden nagedrukt zijnde, in te voeren, te verspreiden, ofte verkoopen, op straffe zoo van confiscatie van alle binnen deze landen nog voorhanden zijnde ongedebiteerde exemplaren van den nadruk, ten voordeele van den eigenaar van den oorspronkelijken druk, als van betaling aan dezelven eigenaar van de waarde van drie honderd exemplaren van den echten druk, te berekenen naar den verkoopprijs.
8. Op dezelfde straffen, als bij het bovengemeld art. 7 zijn bepaald, wordt insgelijks verboden het verspreiden of verkoopen van eenigerlei vertaling, verkorting of uitbreiding van eenig, in de Vereenigde Nederlanden, uitgekomen oorspronkelijk werk, ten zij met schriftelijke toestemming van den eigenaar van hetzelve. Hiervan echter zijn uitgezonderd de uittreksels, beoordeelingen, opgaven, enz., die in tijd schriften aan het publiek worden medegedeeld.
9. Wordt almede, op straffe als in art. 7 vastgesteld, verboden eenigerlei nadruk van de Nederduitsche vertaling eens buiten deze landen uitgekomen werks, of het debiteren eener andere Nederduitsche vertaling van hetzelfde werk, binnen de drie eerste jaren na de uitgave der eerste vertaling.
10. Van het regt van eigendom zijn uitgezonderd de Grieksche en Romeinsche klassieke schrijvers, wat den tekst aangaat;
voorts ook bijbels, psalm-, kerk- en schoolboeken, waarvan niemand het copieregt bezit, mitsgaders alle gewone tijdwijzers en almanakken: blijvende echter verboden het nadrukken van al datgene, hetwelk eenig uitgever van eenen almanak, tot vermeerdering van deszelfs nuttigheid, gemak of sieraad, mogt, hebben bijgevoegd.
11. Ieder die voornemens is van eenig buitenlandsch werk eene overzetting, in welke taal ook, aan het publiek mede te deelen, en er zich den eigendom van te verzekeren, zal gehouden zijn:
a. Een exemplaar van het oorspronkelijk werk aan het gemeente-bestuur zijner woonplaats te vertoonen, op welks titelblad alsdan van wege hetzelve gemeente-bestuur, zonder invordering van kosten, zullen moeten geschreven worden:
(Vertoond den ( ) door N. N., ter vertaling in de N. N. taal, aan het gemeente-bestuur van N.N.
In kennis van mij, N. N.
b. Zijn voornemen tot de uitgave eener zoodanige vertaling, alsmede dat en wanneer het oorspronkelijk werk door hem aan het gemeente-bestuur zijner woonplaats vertoond is, drie maal in de courant zijner woonplaats, of, bij ontstentenis van die, in de courant der naastbij gelegene plaats te annonceren:
c. Binnen den tijd van zes maanden, na de voorschrevene vertooning van het-oorspr0nkelijk werk, aan het gemeente bestuur zijner woonplaats te vertoonen zes afgedrukte geheele vellen der geannonceerde vertaling, en daarvan alsdan insgelijks in de bij b gemelde courant advertentie te doen.
12. Van alle gedrukte werken, hoegenaamd ook, zullen, vóór derzelver uitgave, drie exemplaren (welke, voor zoo verre dezelve meer dan honderd bladzijden bevatten, ingebonden zullen moeten zijn), aan het Departement van Binnenlandsche Zaken gezonden worden: zullende over derzelver emplooi nader worden gedisponeerd: en zijn onder deze bepalingen ook alle nieuwspapieren en periodieke werken, kaarten en plaatwerken begrepen.
13. Van oorspronkelijke werken, alsmede van vertalingen, vóór den datum van dit besluit uitgekomen, wordt het bij art. 6, 7, 8, 9 en 10 bepaald regt van eigendom aan een iegelijk toegekend, die bewijzen kan hetzelve te bezitten; moetende hij, bij eene nieuwe uitgave, zich houden aan het gestatueerde bij art. 11 en 12.
14. Wekelijks zal eene lijst van de bij het Departement van Binnenlandsche Zaken ingekomen werken in de Staatscourant worden bekend gemaakt.
15. Het tegenwoordig besluit zal worden geïnsereerd in het Staatsblad.
VIII. Besluit van den 24 Januarij 1815, n° 12 (Staatsblad n° 6), met voorschriften tot verzekering van het regt van eigendom aan hen die, van buitenlandsche werken, eene vertaling willen uitgeven.
Wij Willem, enz.
In aanmerking nemende dat de bepalingen bij art. 11b van het besluit omtrent den boekhandel, van 24 Januarij 1814, n° 1 (zie Staatsblad A° 1814, n° 17), vastgesteld, strekkende om voor te komen dat de vertaling van een en hetzelfde werk niet, uit onwetendheid, door twee of meer onderscheidene boekverkoopers of boekdrukkers worde ondernomen, bewerkstelligd of uitgegeven, bij ondervinding gebleken zijn niet in alle gevallen genoegzaam aan het oogmerk te beantwoorden, vermits de plaatselijke couranten niet overal gelezen worden of verkrijgbaar zijn:
Overwogen het verzoek door onderscheidene boekverkoopers en boekdrukkers te dezen opzigte aan Ons gedaan:
En gezien de voordragt van Onzen secretaris van staat voor de binnenlandsche zaken, van den 19 den dezer, n° 14;
Hebben goedgevonden en verstaan om, bij ampliatie van art. 11b van Ons besluit van den 24 Januarij 1814, n° 1, te bepalen dat een ieder, die voornemens is van eenig buitenlandsch werk eene overzetting, in welke taal ook, aan het publiek mede te deelen, en er zich den eigendom van te verzekeren, gehouden zal zijn om, behalve de verpligting om van dit zijn voornemen, en van den tijd wanneer het oorspronkelijk werk door hem aan het gemeentebestuur zijner woonplaats is vertoond, driemaal behoorlijke aankondiging in de courant zijner woonplaats, of, bij ontstentenis van dezelve, in de courant der naastbijgelegene plaats, te doen, ook zoodanige bekendmaking, te zijnen koste, driemaal in de Nederlandsche Staats- Courant te doen plaatsen.
IX. Wet van den 25 Januarij 1817 (Staatsblad n° 5), de regten bepalende die in de Nederlanden, ten opzigte van het drukken en uitgeven van letter- en kunstwerken, kunnen worden uitgeoefend.
Wij Willem, enz.
Alzoo Wij in overweging hebben genomen, dat op eenen eenparigen voet behooren te worden bepaald de regten, die in dit rijk, ten opzigte van het drukken en uitgeven van letter- en kunstwerken, kunnen worden uitgeoefend:
Zoo is het dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Art. 1. Het regt van kopij of van kopiëren door den druk is, voor oorspronkelijke letter- en kunstwerken, het uitsluitend regt van diegenen welke daarvan auteurs zijn, en hunne regtverkrijgenden, om hunne oorspronkelijke letter- en kunst werken, geheel of gedeeltelijk, verkort of verkleind, zonder onderscheid van vorm of inkleeding, in eene of meer talen, met of zonder hulp der graveerkunst, of eenige andere tusschenkomende kunst, door den druk gemeen te maken, te verkoopen en te doen verkoopen.
2. Het kopijregt van vertalingen van een buiten dit koningrijk in het licht gekomen oorspronkelijk letterwerk is het uitsluitend regt van vertalers en regtverkrijgenden, om hunne vertalingen van genoemd letterwerk door den druk gemeen te maken, te verkoopen en te doen verkoopen.
3. Het in de voorgaande artikelen omschreven kopijregt, zal niet langer voortduren dan twintig jaren na den dood van den auteur of vertaler.
4. Alle inbreuk op het voorzeid kopijregt, hetzij bij eene eerste uitgave van eenig nog niet gedrukt boek- of kunst werk, hetzij bij herdruk van hetgeen reeds in druk was, zal als nadruk aangemerkt en als zoodanig gestraft worden, met confiscatie van alle binnen dit rijk voorhanden zijnde ongedebiteerde exemplaren van den nadruk, ten voordeele van den eigenaar van den oorspronkelijken druk, alsmede met betaling, aan denzelfden eigenaar, van de waarde van 2000 exemplaren van het nagedrukte boek- of kunstwerk, te berekenen naar den boekverkoopers-prijs van den wettigen druk, en zulks behalve de betaling eener boete, niet te boven gaande de som van duizend gulden, en niet minder dan honderd, ten behoeve van de algemeene armen van de woonplaats des nadrukkers: en zal de nadrukker bovendien, in geval van herhaald misdrijf en naar gelang der omstandigheden, onbekwaam kunnen worden verklaard om in het vervolg het beroep van boek- of kunstdrukker of verkooper te kunnen uitoefenen, alles onverminderd de bepalingen en straffen, welke tegen vervalsching bij de algemeene wetten zijn of mogten worden gestatueerd.
Op dezelfde wijze, als hierboven is bepaald, zal worden gestraft het invoeren, verspreiden of verkoopen van buiten het koningrijk nagedrukte oorspronkelijke letter- en kunst werken of vertalingen, waarvan men hier te lande het kopijregt bezit.
5. Onder de bepalingen der voorgaande artikelen is niet begrepen het geheel of gedeeltelijk in druk uitgeven van de Grieksche en Romeinsehe auctores classici, immers voor zoo veel den tekst derzelve aangaat; voorts bijbels, testamenten, catechismussen, psalm-, kerk- en schoolboeken; mitsgaders alle gewone tijdwijzers en almanakken; zonder dat nogtans, door deze uitzondering, eenige verandering wordt gemaakt in privilegiën of octrooijen, welke omtrent de in dit artikel gemelde voorwerpen reeds mogten bestaan, en waarvan de termijn alsnog niet is verstreken.
Overigens blijft het vrij en onverlet om in tijdschriften, door middel van uittreksels en beoordeelingen, den aard en de waarde van in druk uitkomend letter- en kunstwerk aan het publiek te doen kennen.
6 . Om het in art. 1 en 2 omschrevene kopijregt te kunnen eischen, moet alle, na de afkondiging dezer wet in de Nederlanden in druk uitkomend, letter- en kunstwerk, bij iedere soort van uitgave, en zoowel bij een eersten druk als bij herdruk van hetzelve, aan de navolgende vereischten voldoen, te weten:
a. Dat het werk gedrukt zij op eene Nederlandsche drukkerij;
b. Dat het werk een Nederlandschen uitgever hebbe, en diens naam, of alleen, of vereenigd met dien eens buitenlandschen mede-uitgevers, op den titel, of, bij gebrek van titel, waar dit het voegzaamst is, gedrukt zij, met aanwijzing zijner woonplaats en van den tijd der uitgave;
c. Dat van elk werk, vóór of gelijktijdig met de uitgave, door den uitgever drie exemplaren, waarvan één door hem op den titel, of, bij gebrek van titel, op de voorzijde eigenhandig geteekend, met bijvoeging der dagteekening, en van eene schriftelijke verklaring van eenen Nederlandschen drukker, met eigenhandigen naam, plaats eu dagteekening, dat het werk bij hem gedrukt is, zullen overgegeven worden tegen recu aan het gemeente-bestuur zijner woonplaats, hetwelk dadelijk een en ander aan het departement van binnenlandsche zaken zal verzenden (1).
7. Aan de bepalingen van deze wet zijn ook onderhevig alle, na derzelver afkondiging in het licht komende, nieuwe uitgaven of herdrukken van letter- en kunstwerken die reeds vóór dezelve waren uitgegeven.
(1) De werken die aan het Departement van Binnenlandsche Zaken worden ingezonden, behooren in alle opzigten letterlijk aan deze bepalingen te voldoen. Dezelve zijn ook toepasselijk op prenten, teekeningen, kaarten, enz. Bij gebrek hiervan, wordt er geene aankondiging van gedaan in de Staats- Courant, weshalve het van belang is op deze voorschriften naauwkeurig te letten.
Wanneer er werken zijn ingezonden, waarvan de aankondiging nog niet is geschied, is dit veroorzaakt door het niet volledig nakomen der bestaande bepalingen. In dusdanig geval kunnen de stukken terug worden ontvangen, wanneer de Heeren Secretarissen der gemeentebesturen zich daartoe aan den Heer Secretaris-Generaal van het Ministerie van Binnenlandsche Zaken wenden: zijnde door Z. Exc. den Heer Minister bepaald, dat alle briefwisseling over uitgegeven werken tusschen de genoemde heeren Secretarissen zou plaats hebben.
8. Alle actiën, die uit deze wet mogten voortvloeijen, behooren tot de kennis van den gewonen regter.
___________________________________________________________ |
Terug naar 1836 Procedure Kopijrecht Boek Lucas Oling