31-08-1930, zondag, Jitze Kornelis van der Veen vermoord

In bewerking

___________________________________________________________
 
 
___________________________________________________________
 
01-09-1930 Leeuwarder Nieuwsblad, maandag 
Ontzettende moord onder Hardegarijp
Een bekend figuur uit de Paardensportwereld, de Heer J.K. VAN DER VEEN op het erf van zijn boerderij doodgestoken 

Gisteravond ruim tien uur is de heer Jitze Kornelis van der Veen, een bekende figuur uit de harddraverswereld en eigenaar van uitgebreide renstallen, op het erf van zijn boerderij, welke is gelegen aan den zoogenaamden Zomerweg, een straatweg tusschen Hardegarijp en Bergum, toen hij eenige jongelui sommeerde zijn terrein te verlaten, plotseling door een van hen doodgestoken.
De vermoedelijke dader, de 30-jarige ongehuwde straatmaker Gosse [], die met z’n ouders en twee zusters in een arbeiderswoning aan denzelfden weg woont, op eenige honderden meters afstand van de groote boerderij van Van der Veen, is door rijksveldwachter Visser van Hardegarijp, die getuige van het vreeselijke misdrijf was, gearresteerd en overgebracht naar de marechausseekazerne te Quatrebras. 

[] laat zich over het gebeurde weinig uit en hij heeft nog niet bekend den moord te hebben bedreven, hoewel de bewijzen tegen hem zeer bezwarend zijn.
Rijksveldwachter Visser heeft hem namelijk direct nadat het misdrijf gepleegd was, een geopend en bebloed dolkmes ontrukt, waarmee Van der Veen moet zijn gestoken. Het slachtoffer, dat een snede van 5 c.M breedte recht in het hart ontving, en direct dood was, is 37 jaar oud, gehuwd en vader van twee meisjes, één van zeven en één van veertien jaar. 

Hoe het afschuwelijk feit zich heeft toegedragen
Toen de heer v. d. Veen gisteravond in zijn auto van de paardenrennen te Scheemda, thuiskwam, liep een viertal jongens rond de boerderij te slenteren.
Den geheelen namiddag hadden zij zich al in de nabijheid van de hoeve opgehouden, kennelijk met het doel om het 18-jarig dienstmeisje, Pietje de Lang, wier vader ook bij v. d. Veen in dienst is, te spreken te krijgen. Onder het viertal bevonden zich Tj. v. d. Meulen, metselaar te Bergum en de meergenoemde straatmaker Gosse []. 
Feitelijk was het v. d. Meulen, die omgang had met het dienstmeisje. 
De boer was in ‘t geheel niet op die “strunerij” gesteld en was om die reden bij de jongens niet erg gezien. 
Toen de boer nu ook weer een aantal jongens om z’n huis zag, maakte hij korte metten, reed met z’n auto naar den rijksveldwachter Visser te Quatrebras en verzocht dezen te willen meegaan, zeggend “dat hij weer last van die struners had”. In burgerkleeren is Visser meegegaan, na zijn revolver op zak en een gummistok bij zich te hebben gestoken. 
Bij de boerderij aangekomen, bemerkten de mannen, dat enkele van de jongens reeds op het erf stonden. Ze stapten uit de auto en v. d. Veen zelf is toen op een van hen toegeloopen om dezen te noodzaken het heem te verlaten. Terwijl veldwachter Visser slaags raakte met Tj. v. d. Meulen, kreeg v. d. Veen onverwacht een steek met een vlijmscherp dolkmes. Hij werd in de hartstreek getroffen en moet bijna onmiddellijk dood zijn geweest. 
Visser, die zijn belager met den gummisfok tot rede had gebracht, vond Gosse Douma met een lang dolkmes in de vuist geklemd, naast den boer liggen en heeft Douma met veel moeite dit mes ontrukt. Zelf had Visser een bloedende wonde aan het voorhoofd, hem met een hard voorwerp door v. d. Meulen toegebracht. De overige jongemannen schijnen niet aan de vechtpartij te hebben deelgenomen. 
Het ontzettend gebeuren wordt nog tragischer als men bedenkt, dat de echtgenoote van den boer bij de lafhartige steekpartij tegenwoordig was en radeloos uitgilde dat haar man werd vermoord. 
Inmiddels was van vele kanten hulp komen opdagen. Het inwonend personeel van de boerderij, dat even voordat het afschuwelijk misdrijf plaats vond, naar bed was gegaan, kwam op het hulpgeroep naar buiten, terwijl niet lang na het gebeurde ook dr. Bontekoe arriveerde. 
De vermoedelijke moordenaar, Gosse Douma, werd door veldwachter Visser te voet naar de marechausseekazerne te Quatrebras overgebracht, waarna eenige marechaussees met Visser naar de plaats van het misdrijf zijn teruggegaan. 
Dr. Bontekoe constateerde een diepe snede in de hartstreek, ten gevolge waarvan de verslagene bijna onmiddellijk moet zijn overleden. Tot wijd in den omtrek is de deelneming met de getroffen vrouw, die op nog jongen leeftijd met haar twee jeugdige kinderen als weduwe achterblijft, zeer groot, terwijl, toen wij ons vanmorgen op de plaats van het misdrijf bevonden, van verschillende zijden de vreeselijkste verwenschingen aan het adres van den dader werden geuit. 
Het lijk van den verslagene, is voor de wettelijk voorgeschreven sectie, die vermoedelijk vandaag zal plaats hebben, in de marechausseekazerne te Quatrebras ondergebracht. 
Volgens verschillende verklaringen heeft Douma het dolkmes, waarmee de doodelijke steek is toegebracht, eenige uren voor het misdrijf plaats vond, van een zekeren Jelle Hoekstra geleend en er den verderen avond mee rondgeloopen. De leeren schede van dit wapen was vanmorgen nog niet gevonden. 
Ofschoon het niet onmogelijk is, dat Douma dien dag een glas bier heeft gedronken, werd ons van verschillende zijden verzekerd, dat hij in geen geval beschonken is geweest. Onder anderen werd dit met groote stelligheid gezegd door een bejaarden arbeider, die de jongens ‘s middags nog had geraden nu maar weg te gaan en zich verder niet met Pietje de Lang, het dienstmeisje, in te laten. 
Als aan dien gemoedelijken raad gevolg was gegeven, hoeveel leed zou dan aan twee huisgezinnen, die nu onherstelbaar zijn getroffen, bespaard zijn. 

Leed … ook in en bij de renstallen. 
Toen we vanmorgen bij de boerderij van Van der Veen aankwamen, troffen we daar direct den bekenden pikeur Joh. Siderius, een broer van Marten Siderius, welk tweetal geregeld den naam van de renstallen van den heer Van der Veen hooghield.
Gisteren waren beiden met “den boer” in Scheemda geweest op de harddraverijen, welke daar werden gehouden. Marten had met Ago Kan, het eigendom van den heer Herder te Joure, nog een 1sten prijs gewonnen en Johannes met Ida S een tweede.
Na afloop was de heer Van der Veen direct met Marten naar Hardegarijp teruggekeerd en de jongste Siderius was als gewoonlijk eerst om half elf met de paarden thuisgekomen. 

Johannes stond vanmorgen stil tegen het hek van de boerderij geleund. Veel wist hij niet van ’t vreeselijke gebeurde. “Toen ik gisteravond thuiskwam om half elf”, vertelde hij, merkbaar onder den indruk, “hoorde ik, dat ze den boer doodgestoken hadden. Ik kon het niet gelooven en nog kan ik het me niet indenken. Altijd was ik bij hem, den heelen dag van ‘s morgens vroeg tot ‘s avonds, wanneer we naar huis gingen. En nu vanmorgen zouden we weer de paarden trainen … 
‘t Is afgeloopen, mijnheer, afgeloopen. Nooit zien we hem weer, onzen baas.”

Hij nam ons nu mee naar de stallen aan den overkant van den weg, waar verschillende dravers waren gehuisvest. Een paar stalknechten waren bezig Ago Kan van versch stroo te voorzien. Ook hen was het aan te zien, dat een groot verlies hen getroffen had. “Alles zal wel weg gaan, jong. Al die paarden, waaraan de baas zoo gehecht was.” En de oude stalknecht schudde zijn hoofd. 
Treffend was het, deze mannen en die paarden. Ze hielden van elkaar, ze waren aan elkaar gehecht. Als menschen gingen ze met elkaar om. En nu… een hunner ontbrak… de baas. De menschen, ze begrepen het, maar konden het nog niet verwerken. De dieren… blij hinnikte Ida S, toen ze Siderius stem hoorde. Oracle besnuffelde ons, toen we in z’n box kwamen en z’n oogen vroegen om een klontje suiker. Allen hebben we ze gezien, al die glimmende, glanzende, slanke paarden, die den een na den ander door Siderius geliefkoosd werden, Troubadour, een der lievelingen van Van der Veen, Stanfriezin en Malie B, de snelste kortebaandraver in Nederland. Ook de box van Henriot, de oude blinde hengst, ging open. “Ja, jong, de baas was ook gek met dy. Siest hem nooit weer …” En een paar klappen op den hals van het dier volgden. In de boerderij waren ook een paar dravers ondergebracht. De een zag er al beter uit dan de andere. Allen waren ze in een pracht-conditie. Siderius wees ons nog een paar twee-jarigen, die in een weiland, een eind van de boerderij af, liepen. De baas zorgde voor de toekomst … 

Diep hebben we met Siderius meegevoeld toen hij ons alles toonde. En we werden ons er van bewust, hoeveel één moordenaarshand in één oogenblik heeft vernietigd. Hoeveel leed hier in en bij de renstallen over velen is gestort…  

___________________________________________________________

___________________________________________________________

Terug naar Klaas Torringa