___________________________________________________________ |
[PUBLICATIE van het DEPARTEMENTAAL BESTUUR van STAD en LANDEN van GRONINGEN,
houdende het provisioneel reglement op de jagt en vischerije in gemelde departement.
Gearresteerd den 31 Augustus 1803.]
TE GRONINGEN, Ter Drukkerij van het DEPARTEMENTAAL BESTUUR 1803.
PUBLICATIE
Het DEPARTEMENTAAL BESTUUR van STAD en LANDEN van GRONINGEN,
doet te weten:
Alzo de instandhouding van de Wildbaan – en Vischerij in dit Departement vordert, dat omtrent het Stuk van de Jagt en Vischerij, de nodige voorzieningen worden gemaakt; en zulks bij Art. 24. van het Reglement van Regering van dit Departement aan Ons is opgedragen.
Zo is het, dat Wij hebben goedgevonden, om — met intrekking van alle Orders en Reglementen, welke omtrent de Jagt en Vischerij in dit Departement tot hier toe hebben bestaan, en wel Speciaal van Onze Publicatie van den 28 December 1802 — provisioneel de volgende Articulen te statueren, gelijk Wij statueren bij dezen.
Van de Jagt.
Art. 1.
In de Districten van het Wold – Oldambt en van het Kleij – Oldambt, van het Gorecht, waaronder zullen worden gerekend de Trips en Burger Compagnien, voor zo verre dezelve géén Stads grond zijn, van Wedde en Westerwoldingerland, Bellingewolde en Blijham cum annexis, als mede in de Stads Tavel, zullen gerechtigd zijn tot de Jagt, alle Erfgezetenen, in dit Departement woonachtig, welke, naar Landrechte, gegoed zijn tot vier en twintig Schat deijmatten of dertig grazen Land, of honderd deijmatten Veen, of een half waardeel boven 20 grazen, agt caroli guldens in de Schattinge doende binnen het District waarin voorschr. Landen gelegen zijn; boven en behalven de verdere vereischten, en onder zodanige bepalingen, als hier na volgen:
Art. 2.
Tot het Jagen op de gemene, of tusschen enige particuliere Ingezetenen mandelige, gronden in voorschr. Districten zullen gerechtigd zijn die gene, welke aandeel in dezelve hebben, en de lasten daarvan dragen met dien verstande, dat de gezamenlijke eigenaren van zodanige gemene of mandelige gronden, vrijheid hebben om hun recht aan een der participanten, of een ander buiten dezelve te cederen mits telkens niet langer dan voor den tijd van een Jaar, en daar van aangave doende ter Secretarie van het Departementaal Bestuur, gelijk hier na zal worden bepaald.
Art. 3.
Ieder Grondeigenaar, in alle voorschrevene Districten zal, des niet te min, op zijn eigen grond, met uitsluiting van elk en een iegelijk kunnen Jagen; en alle anderen, ofschoon gerechtigd, invoegen in Art. 1. is vermeld, van zijnen grond mogen weren; mids hij dezelve in dit Jaar, binnen een maand na Publicatie dezes, en, in het vervolg, vóór het eindigen van den geslotenen tijd van de Jagt, afbakene door het stellen van zichtbare vierkante palen, niet korter dan zes Groninger voeten boven den grond, ter dikte aan de top van ten minsten vijf duimen, gelijke maat, waarop de woorden: privative Jagt, met bijvoeging van den naam, staan afgetekend; en welke palen niet verder dan 100 Roeden, van 14 voeten ieder, van elkanderen mogen staan; gelijk mede op de hoeken, en zal ieder Grondeigenaar boven dien verpligt zijn, om zijn alzo afgebakend terrein ter Secretarie van het Departementaal Bestuur aan te geven en te laten registreren.
Art. 4.
In Sappemeer cum annexis zullen alleen, en met uit sluiting van alle anderen, gerechtigd zijn tot de Jagt, de tijdelijke Regering der Stad Groningen, de Stads Rentmeester, de beide Secretarissen, en de Rentmeester der Stads Venen en alle zodanige andere personen, aan welken de Regering van gemelde Stad zulks, bij speciale acte, zal toestaan; mids die acte ter Secretarie van het Departementaal Bestuur werde geregistreerd; gelijk hier na zal worden gestatueerd.
Art. 5.
In de drie Quartieren der voormalige Ommelanden zullen gerechtigd zijn tot de Jagt die genen, welke bevorens in het posses van dat recht zijn geweest; welk Posses zal moeten worden getoond door registratie bij den Hove van Justitie, het bestaan hebbende Jagt-Gerichte in het voormalig Gewest Stad en Lande, of met ander voldoend bewijs van Eigendom; met dien verstande nochthans, dat iemand, in ene en dezelfde voormalige Jurisdictie, een ommegang zal moeten hebben bezeten, om zijn recht tot de Jagt te kunnen uitoeffenen op het Jagtveld, tot die Jurisdictie hebbende behoord; zullende die genen, welke een of meer ommegangen mandelig hebben gehad, Collegien en Societeiten daar onder begrepen, alle Jaren een van hun moeten uitmaken, die, uit aller naam, het recht der Jagt exerceert; en zal in allen gevalle dit recht zich niet verder uitstrekken dan tot het Jagtveld van ieder voorm. Jurisdictie.
Art. 6.
Ieder, buiten dit Departement woonachtig, doch, naar inhoud van dit Reglement, tot de Jagt gerechtigd, zal, in zodanig District of Jurisdictie, waar in zijn gerechtigde Goederen zijn gelegen, gedurende zijn verblijf in dit Departement mogen Jagen; alsmede de Personen, welke hij bij zich mogte hebben; uitgezonderd wanneer hij ene privative Jagt bezit, in welk geval hij voor dezelve een Jager zal mogen aanstellen; mids voldoende aan het gene bij Art. 14 is bepaald.
Art. 7.
Ieder, in voegen voorschr. gequalificeerd, zał zijn recht van Jagt aan een ander mogen cederen, mids
niet langer dan voor den tijd van één Jaar.
Art. 8.
Ieder, welke in dit Jaar van zijn recht tot de Jagt wil gebruik maken, zal daar van ter Secretarie van het Departementaal Bestuur aangave moeten doen, en zijne qualificatie aldaar doen registreren, binnen één Maand na Publicatie dezes.
Art. 9.
Deze aangave en registratie zal, ingevalle van verwisseling of koop, ieder jaar moeten geschieden voor den 1sten September; ten zij zodanige verwisseling hadde plaats gehad na dien datum, in welk geval de nieuws gerechtigde de aangave en registratie ten spoedigsten zal kunnen doen, doch, zulks niet geschied zijnde, van zijn recht voor dat jaar géén gebruik mogen maken.
Art. 10.
De aangave en registratie tot de Jagt voor dit Jaar, na ommekomst van een Maand na Publicatie dezes, en in het vervolg met 1mo September gesloten zijnde, uitgezonderd in het geval in het einde van het voorgaande Articul vermeld, zullen Extracten uit deze registratie verzonden worden aan de Gerichten, aan welke zulks behoort, om te strekken tot derzelver naricht, ten einde de gerechtigden bij hun recht te handhaven, en door hunne Gerichtsbedienden, of zodanige andere personen, welke daar toe door het Departementaal Bestuur expresselijk mogten worden gesteld, te doen handhaven.
Art. 11.
Een ieder, die mogte vermenen, dat ene aangave en registratie tot de jagt, door een ander ten onrechte is geschied, zal, na ommekomst van de Maand na Publicatie dezes, en in het vervolg na den 1sten September, ter Secretarie van het Departementaal Bestuur gratis kunnen bekomen Visie, en pro debite Copie van die registrature.
Art. 12.
Het beklag over zodanige onwettige aangave en registratie zal, binnen een Maand, na het sluiten der registratie, moeten geschieden bij her Gerichte locaal; het welk daarover uitspraak zal doen.
Art. 13.
Ieder gequalificeerde tot de Jagt, welke dezelve wil uitoeffenen, zal tenminsten één hond moeten houden en daarvan, zo wel, als van de verdere Jagt honden, welke hij mogte verkiezen te houden, aangave doen ter Secretarie van het Departementaal Bestuur, onder ene Jaarlijksche betaling van Zes Caroli guldens voor een hond, en drie Caroli guldens voor ieder der overigen, het zij hij die honden in zijn eigen huis voedt, of wel, binnen hetzelfde District, bij zijn aangestelden Jager, of anderen hebbe in de kost besteed; bij de breuke van tien guld. voor ieder hond, welke zal zijn verzwegen.
Art. 14.
Ieder Gequalificeerde tot de Jagt, in de Districten, alwaar ook anderen buiten hem gerechtigd zijn, zal, behalven zijne gebroodde Dienaars, Kinderen, Huisgenoten en anderen, zich voor een tijd bij hem ophoudende, een afzonderlijken Jager mogen aanstellen en houden; mids daarvan jaarlijks aangave doende ter Secretarie van het Departementaal Bestuur onder betaling van zes Caroli guldens, en van zes guldens voor den hond van den Jager; ten zij zodanig gequalificeerde, ingevolge het voorgaande Art., reeds een hond voor zich heeft aangegeven; in welk geval voor den hond van den aangestelden Jager drie guldens zal moeten worden betaald.
Art. 15.
De gelden, provenierende van voorz. aangaven en Registratien, zullen ter Secretarie van het Departementaal Bestuur betaald, en ten behoeve en in stand houding der algemene Wildbaan in dit Departement worden besteed, zo en in diervoegen, als door het Departementaal Bestuur nader zal worden bepaald.
Art. 16.
Niemand zal in de Districten, alwaar meer tot de Jagt gerechtigd zijn, met een gespannen Jagt of geleende honden mogen Jagen, bij de breuke van Vijftig Car. Guldens, en daarenboven gedurende een jaar van het recht tot de Jagt zijn verstoken.
Art. 17.
Behalven de gerechtigden tot de Jagt, ingevolge voorgaande Articulen, zal niemand zich mogen veroorloven met honden, schietgeweer of andere instrumenten, om Wild te vangen, in het Veld te verschijnen bij de breuke van vijf en twintig Caroli guldens voor de eerste reis, en vijftig Caroli guldens voor de twede reis, beide met verbeurte van honden, geweren en verdere Instrumenten, en voor de derde reize bij arbitraire correctie, ten zij hij voorzien zal zijn van een acte als aangestelde Jager van iemand, tot de Jagt in dat District gerechtigd.
Art. 18.
Iemand, in hetVeld bekeurd wordende, wegens ene Contraventie tegen deze Onze gestelde Orders, en zich feitelijk verzettende tegen de Gerichts Bedienden, of Opzieners der Jagt, welke bekeuring doen, zal vervallen zijn in de dubbele breuke, bij Art. 17 vastgesteld; en, naar het verzwarende der daarbij plaats gehad hebbende omstandigheden, arbitrair worden gestraft.
Art 19.
Ten tijde van gesloten Jagt, zullen alle Jagthonden, in Districten, alwaar meer dan een gerechtigd zijn, moeten zijn gebongeld met een bongel ter lengte van ten minsten 14 duimen, en ter dikte 21 duimen over het Kruis, bij de breuke van drie Caroli guldens; en zullen alle Jagt honden, welke ten tijde van geslotene Jagt Jagende worden gevonden in het Veld, doodgeschoten mogen worden.
Art. 20.
De schaden, welke door een Jagthond, of Jagthonden, het zij gebongeld of niet, aan Beesten of Veldgewassen mogten worden toegebragt, zullen door den Eigenaar der hond of honden moeten worden vergoed naar Landrechte, ter taxatie en moderatie van het Gerichte ter plaats.
Art. 21.
Iemand alleen, of met anderen, in een District de Jagt uitoeffenende, of zodanige verderen, als bij Art. 14 zijn gemeld, zal zich moeten onthouden om binnen beslotene Grachten en Cingels, Boeren of Keutershoven en Tuinen, als mede in het Koorn, of ander nog op Wortel staande Veldgewassen, te Jagen, bij de breuke van vijf en twintig Caroli Gulds., boven en behalven de vergoeding der veroorzaakte schade in Art. 20 vermeld.
Art. 22.
Niemand, wie hij zij, zal enige strikken, vallen of klemmen mogen zetten of in huis hebben, bij verbeurte van dezelve, en tien Caroli Guldens voor ieder, en voor de twedemaal bevonden wordende, de breuke verdubbeld.
Art. 23.
En, om des te beter te ontdekken, wie zich aan het zetten van voorschrevene Jagt vernielende Instrumenten schuldig maakt, zullen de gebruikers of eigenaars van den Grond, waarop dezelve zullen worden gevonden, gehouden zijn zich, des gevorderd, onder plechtige verklaring te zuiveren, zulks niet te hebben gedaan, laten doen, ofte te weten door wien zulks geschied is.
Art. 24.
Niemand zal jonge Hazen, of enige Eijeren van Phaizanten, Corhoenders of Patrijzen, mogen oprapen en zoeken, verkopen of uit den Lande vervoeren, bij de breuke van tien guldens voor ieder.
Art. 25.
Niemand, die gequalificeerd is tot de Jagt, zal enig Wild, voor hem, of iemand zijnent wege gevangen, mogen verkopen, verruilen, of aan anderen voor geld of gelds waarde overdoen, of hetzelve verzenden, om verkogt of verruild te worden, bij pœna van gedurende een Jaar van zijn recht tot de Jagt te zijn verstoken.
Art. 26.
Gedurende den tijd, dat de Jagt gesloten is, zal in dit Departement door niemand, wie hij zij, hetzij tot de Jagtgerechtigd, of niet — begrepen daar onder begrepen de pouliers — enig Wild mogen worden verkogt bij de breuk van twintig guldens voor ieder stuk Wild.
Art. 27.
En, op dat de frauden, in de beide vorenstaande Articulen gemeld, des te beter kunnen worden ontdekt, zullen gene Hazen, Patrijzen, of enig ander Wild mogen worden verzonden tot een present, zo wel binnen als naar buiten dit Departement; en gene Schippers of Voerlieden enig Wild vermogen mede te nemen ofte vervoeren, zonder een eigenhandig getekend addres van den verzender of van iemand zijnent wegens zullende niet te min op het voorschr. addres als dan moeten staan van wien het Wild komt; En, wanneer het maar alleen aan iemand wordt gebragt, zal het door eigen domestiquen moeten geschieden; bij pœna van tien guldens, en verbeurte van het Wild, en zal ook niemand enig Wild hoegenaamd in beslotene Kisten of Korven mogen verzenden, dan met een addres als bovengemeld, bij gelijke breuke als voren.
Art. 28.
De Jagt zal jaarlijks geopend zijn den 22 September, en gesloten worden met den laatsten December.
En zal ieder, welke bevonden mogte worden buiten dien tijd te jagen, vervallen zijn in de breuke vijftig guldens en verbeurte van het gevangen Wild en Jagtgereedschap.
Art. 29.
Ieder gequalificeerde tot de Jagt, die als zodanig is geregistreerd, zal, met 1mo Augustus te beginnent zonder hond Watersneppen, en Eendvogels mogen schieten en vangen, en met Tiras1, trekken; zonder nog thans, onder dat voorwendsel, enig ander Wild te schieten of te vangen bij de breuke van tien Car. guld. voor ieder stuk Wild.
Art. 30.
Niemand zal zich mogen veroorloven om, ten tijde als er sneeuw ligt, enig Wild op enigerhande wijze te Jagen, na te sporen, te schieten of te vangen, of met honden of schietgeweer door het Veld te gaan, bij de breuke in Artikel 28 bepaald, en verbeurte van het gevangen Wild en Jagtgereedschap.
Art. 31.
Niemand zal vermogen te Jagen op Zon- Feest- Dank- en Bededagen, bij de breuke van vijf en twintig Caroli guldens, en verbeurte van het gevangen Wild en Jagtgereedschap.
Art. 32.
Niemand zal voor Zonnen Opgang en na Zonnen Ondergang mogen Jagen of Wild opsporen, bij de breuke van vijfentwintig Caroli guldens, en verbeurtte van het gevangen Wild, de hond of honden, en het Jagtgereedschap: behalven de gerechtigden in privative Districten, of derzelver Jagers, welke des avonds Eenden en Ganzen zullen mogen schieten, het welk anderen, bij dubbele breuke, zal zijn verboden; ten zij buitendijks.
Art. 33.
Die gene, welke enig Wild zoude willen vangen met een voorstaande hond, tiras, schild en paard, of met fuiken, zal alle oude hennekes van Patrijzen; Corhoenders en Phaijzanten, wederom moeten laten vliegen, bij de breuke van drie Caroli guldens voor ieder.
Art. 34.
Niemand zal enige tamme of gemerkte Eenden, Kolganzen, wilde of tamme duiven, Roep of Huis-Eenden of ander gevogelte, aan een ander toebehorende, mogen schieten, vangen, kwetsen of doden, bij de breuke van zes caroli guldens, voor ieder Kolgans, Eend enz. en verbeurtte van het Jagtgereedschap; ten zij hij genoegzaam konde bewijzen, dat dezelve hem landschade toebrengen, en de eigenaar, na voor afgaande denuntiatie, weigerde of nalatig bleef dezelve op te sluiten.
Art. 35.
Ieder gerechtigde tot ene private Jagt zal ten allen tijde Vosse Jagten mogen aanrichten; en in Districten, waar in meer dan een gerechtigd zijn, zal zulks insgelijks door twee of meer gerechtigden mogen geschieden; mids in beide gevallen na voor afgegane kennisgeving aan het Gerichte, waar onder zodanig District behoort.
Art. 36.
Gene generale Vosse Jachten van het ene District in het andere, zullen mogen worden gehouden door de gerechtigden tot de Jagt in zodanige Districten, dan met Consent van het Gerichte, waar onder dezelve behoren.
Art. 37.
Ten einde de Wildbaan zo veel mogelijk van roofvogels te zuiveren, door de voortteling te beletten zal een ieder, zo veel doenlijk, de nesten dier roofvogels, mitsgaders van Kraijen en Exters in zijne boschen uitroeijen en uitscheuren voor den laatsten Maij van ieder jaar, bij de breuke van een Caroligulden voor ieder nest, het welk als dan nog zal worden bevonden.
Art. 38.
Alle Koijen, voormaals als gepriviligeerde Koijen geregistreerd, en thans wederom te registreren binnen twee Maanden na Publicatie dezes, zullen als zodanig op nieuw bij hun recht worden gehandhaafd; en niemand zal zich mogen verstouten, om binnen den afstand van twee honderd Konings Roeden bij dezelve enig Wild te schieten, of zijn roer af te schieten, of dezelve op enige maniere storen of beroeren, bij de breuke van Vijftig Caroli guldens.
VAN DE ZWANE JAGT.
Art. 39.
Niemand is gerechtigd tot de Zwane Jagt van Vluchtige of Wilde Zwanen, dan die tot de gemene Jagt is gequalificeerd; en als zodanig ter Secretarie van het Departementaal Bestuur geregistreerd.
Art. 40.
Een ieder, of schoon niet gerechtigd tot de Jagt, zal op zijn eigen grond tamme en gemerkte Zwanen mogen houden, mids daar van aangave doende ter Secretarie van het Departementaal Bestuur.
Art. 41.
Niemand zal eens anders tamme en gemerkte Zwanen mogen ontwennen, of aan een touw gebonden houden; veel min doodslaan, bij de breuke van vijf en twintig glds. voor ieder Zwaan; behalven de restitutie van de ontwende, en betaling van de waarde der gedoodde.
Art. 42.
Niemand zal enige Zwanenesten van tot de Jagt gerechtigden, of die zijne Zwanen heeft doen registreren, ofschoon zich op eens anders Land bevindende, verstoren, of de eijeren daarvan wech nemen, bij de breuke van 10 Caroli guldens voor ieder eij; zullende niet te min ieder eigenaar of gebruiker, op wiens land zodanig nest gevonden wordt, uit hetzelve een Jonge Zwaan, of van den eigenaar der Zwanen een Caroli gulden, kunnen vorderen voor ieder nest.
Art. 43.
Niemand, dan die ter Jagt gerechtigd is, zal wilde Zwanen mogen merken, bij de breuke van 10 Caroli guldens voor ieder.
Art. 44.
De Zwanen Jagt is geopend en gesloten op den zelfden tijd als Art. 28 omtrent de gemene Jagt is bepaald, bij de breuke, ingevalle van Contraventie, daaromtrent gestatueerd.
VAN DE VISCHERIJ
Art. 45.
Ieder, welke in de Districten van het Wold – Oldambt, en van het Kleij – Oldambt, het Gorecht, waaronder de Trips en Burger- Compagnien, Wedde en Westerwoldingerland, Bellingewolde en Blijham cum annex., als mede in de Stads Tafel, tot de Jagt is gequalificeerd, zal tot de Vischerij in de Wateren van die Districten zijn gerechtigd, en onder dezelfde bepalingen met betrekking tot gemene en mandelige wateren, als in Art. 2 nopens de gemene en mandelige gronden is vermeld.
Art. 46.
In het District Sappemeer cum annex. zullen tot de Visscherij zijn gequalificeerd alle die gene, welke bevorens daartoe zijn gerechtigd geweest, onder dezelfde bepalingen met betrekking tot gemene en mandelige Wateren, als in Art. 2 nopens de gemene en mandelige gronden is vermeld.
Art. 47.
In de drie Quartieren van de voormalige Ommelanden zullen tot de Visscherij zijn gequalificeerd alle die gene, welke bevorens daartoe zijn gerechtigd geweest, en hun recht met registratie bij den Hove, of hij het gewezen Jagtgerichte van het voorm. Gewest Stad en Lande, of met enig ander genoegzaam bewijs van eigendom, kunnen aantonen.
Art. 48.
De Gerechtigden invoegen voorschreven, welke van hun recht van Visscherij willen gebruik maken, zullen zich even gelijk die tot de Jagt, ter Secretarie van het Departementaal Bestuur moeten aangeven en laten registreren.
Art. 49.
Omtrent de aangave en registratie tot de Visscherij, zal het zelfde moeren worden geobserveerd, als bij dit Reglement omtrend de Jagt isgestatueerd; uitgezonderd, dat voor het vervolg de aangave tot het Vissen, in cas van verwisseling of koop, íeder Jaar zal moeten geschieden voor den 1sten Maij; na welken tijd elk belang hebbende van de deswegens gedane aangave en registratie gratis visie, en pro debito Copie zal kunnen bekomen, en zich binnen een maand daar na kunnen beklagen invoegen bij Art. 12 omtrent de Jagt is vermeld.
Art. 50.
Het geen bij Art.6. van dit Reglement omtrent het recht van zodanigen, welke buiten dit Departement woonachtig zijn, tot de Jagt, en het aanstellen van Jagers is bepaald, zal insgelijks omtrent de Visscherij en het aanstellen van Visschers plaats hebben.
Art. 51.
Ieder gequalificeerde tot de Vischerij in Districten, alwaar ook andere buiten hem gerechtigd zijn, zal, behalven zijne gebroodde dienaars, kinderen, huisgenoten en andere, zich voor een tijd bij hem ophoudende, een afzonderlijken Vischer mogen aanstellen en houden; mids daarvan Jaarlijks aangave doende ter Secretarie van het Departementaal Bestuur, onder betaling van drie Caroli guldens.
Art. 52.
Niemand zal mogen Vissen in publieke Wateren met enige Netten, waar van de maschen naauwer zijn als de schilden, bij het Departementaal Bestuur vastgesteld omtrent de onderscheidene soorten van netten, welke bij de respective Gerichten zullen berusten.
Art. 53.
Niemand, wie hij zij, zal van den 1sten April tot den 21 Maij ingesloten, zich veroorloven in publieke Wateren te Vissen met enigerhande Instrumenten, bij de breuke van vijftig Caroli guldens bij dage, en honderd Caroli guldens bij nacht; behalven de verbeurtte van de Schuit, het Want, en Vischtuig.
Art. 54.
Niemand zal mogen Vissen in Grachten, Kolken, Meijren, gegravene Vaarten, Wijken en Sloden, welke aan een ander in eigendom toebehoren, ofschoon uitloop hebbende in publieke Wateren; bij de breuke van vijftig Caroli guldens.
Art. 55.
Niemand zal, ten tijde van ijs, bitten mogen kappen, om Visch te vangen, bij dezelfde breuke, als in het naast voorgaand Art. is vermeld.
Art. 56.
Behalven de gerechtigden tot de Visscherij, ingevolge dit Reglement, zal niemand zich veroorloven te vissen, bij de breuke van vijf en twintig Car. Guld. voor de eerste reis, en vijftig Car. Guld.voor de twede reis, beide met verbeurte van de Schuit, het Want en Vischtuig, en voor de derde reis bij arbitraire correctie; ten zij hij voorzien zal zijn van ene acte als aangestelde Visscher, in de wateren van dat District gerechtigd, en uitgezonderd op de wijze in het volgend Art. bepaald.
Art. 57.
Ieder, ofschoon niet tot de Vischerij gerechtigd, zal mogen Vissen in de Wateren, bijlangs de publieke wegen; mids niet aan bijzondere Personen toebehorende; edoch niet anders, dan met een Wurm aan een fijne zijden of paardehairen snoer aan den hengel; wordende bij dezen wel expresfelijk verboden, aan alle niet gerechtigden tot de Vischerij, om met enige Tobgarden, Zetlijnen, Schotgarden, Slaghamers, Werpnetten, Plompers, Helgers, Wijdnetten en Laden te Vissen, bij de breuke van vijf en twintig Caroli Guldens en verbeurtte van het Vischtuig; en, in cas van niet betaling, bij arbitraire Correctie van het Gerichte, daar het behoort.
Art. 58.
Niemand zal eens anders Wateren, Vijvers of Grachten mogen vergiftigen, ofte enige practiquen gebruiken, waar door dezelve bedorven worden, of onbruikbaar gemaakt, bij lijfstraffe.
Art. 59.
Iemand, op de daad bekeurd wordende, wegens ene Contraventie tegen dit Reglement, met betrekking tot de Vischerij, en zich feitelijk verzettende tegen de Gerichtsbedienden, of Opzieners van de Vischerij, welke de bekeuring doen, zal vervallen zijn in dezelfde breuken en straffen, als bij Art. 18 van dit Reglement omtrent de Jagt is bepaald.
Art. 60.
Voor ieder registratie van gerechtigd te zijn tot de Jagt of Vischerij, zal ter Secretarie van het Departementaal Bestuur worden betaald 12 stuivers; van een aantestellenen Jager of Visser 6 stuiv.; en van ieder hond 3 stuiv. en zal, na de gedane registratie, daar van een certificaat worden uitgelangd; het welk ieder aangestelde Jager of Visser, des gerequireerd, zal moeten vertonen, het zij terstond bij de bekeuring of binnen 24 uren, nadat zulks van hem is gevorderd.
Art. 61.
Ouders en Voogden, mitsgaders Broodheren en Broodvrouwen, zullen moeten instaan voor hunne Kinderen, Pupillen en Bedienden; en voor dezelve, in cas van overtreding, de straffe dragen; ten zij zich, des gevorderd, onder plechtige verklaringe, zullen kunnen zuiveren, daar toe géén last gegeven te hebben, on dat zulks zonder hunne toestemming is geschied.
Art. 62.
Iemand, ter oorzake van gepleegde contraventie tegen dit Reglement bekeurd zijnde, zal bevrijd zijn van de betaling van enige verdere kosten, indien de breuke, waarin de bekeurde is vervallen, door denzelven voor de citatie is voldaan.
Art. 63.
Edoch de betaling der breuke niet dadelijk geschied zijnde, zal door den Fiscaal van het Gerichte ter plaats, als naar stijl, tegen den bekeurden worden geprocedeerd.
Art. 64.
De respective Gerichten, benevens derzelver Wedlieden, Schultessen,Voogden, Roderoeden, en verdere Bedienden, daartoe reeds gesteld, of nog te stellen, zullen,voor zo verre Hun betreft, zorge dragen, en ten nauwkeurigsten toezien, dat alle Articulen van die Reglement stiptelijk worden naargekomen en agtervolgd; en op hunne verantwoordelijkheid verpligt zijn, op de Contraventien acht te geven; en dezelve aantebrengen, bij pœna dat de breuke, waarin de Contraventeur of Contraventeurs zouden zijn vervallen, zonder enige conniventie van de bedienden voornoemd zal worden gevorderd, ingevalle dezelve mogten worden overtuigd, ene bekeuring te hebben kunnen doen, en dezelve niet te hebben gedaan; boven en behalven de arbitraire correctie naar der zaken omstandigheid.
Art. 65.
Alle breuken, voortvloeijende uit Contravention, tegen dit Reglement begaan, zullen voor de helft komen ten voordele van den aanbrenger, voor een vierde worden betaald aan het Gerichte – Locaal, en voor de overige vierde worden gestort in zodanige Kas, als welke ingevolge Art 15 van dit Reglement, ten behoeve en in standhouding der Wildbaan, en Visscherij in dit Departement, zal worden opgericht.
Art. 66.
Het Departementaal Bestuur, reserveert aan zich het recht, om dit Reglement te interpreteren, ampliëren, en altereren, zo en, in diervoegen als hetzelve, ter conservatie van de Wildbaan en Visscherij, zal vermenen te behoren.
En, op dat dit Reglement kome ter kennis van een ieder, zal Hetzelve alomme in dit Departements worden aangeslagen ter plaatzen, alwaar men gewoon is zulks te doen.
Aldus gedaan in het Lands Huis binnen Groningen, op Woensdag den 31 Augustus 1803.
J. G. VAN Wijchel
Ter Ordonnantie van het Departementaal Bestuur voorn.
E. J. ALBERDA, Secret.
De “ij” staat in de origineel tekst als “y”
De “s” staat in de origineel tekst veelal als “f”
1 Tiras: metersgroot rechthoekig net om vogels als patrijzen, kwartels, snippen en leeuweriken te vangen
___________________________________________________________ |