___________________________________________________________ |
29-12-1928 Nieuwsblad van het Noorden, zaterdag
INGEZONDEN. „ELECTRA” EEN MISLUKKING?
Geachte Redactie!
Gaarne zou ik naar aanleiding van het onder bovenstaand opschrift geplaatste artikel van den heer L. H. Mansholt een paar opmerkingen maken.
In de eerste plaats, waar de geachte schrijver de vraag stelt, of „Electra” aan de verwachtingen heeft beantwoord.
Ik neem gaarne van hem aan, dat de deskundigen, en ook de Hoofdbesturen van „Hunsingo” en „Westerkwartier”, toen zij tot oprichting besloten, zich er van bewust zijn geweest, dat „Electra” niet onder alle omstandigheden bij machte zou zijn hooge waterstanden te voorkomen. Dat zij er niettemin toch toe besloten, zal dan ook mee zijn gekomen, doordat de jaarlijksche kosten hiervan door de deskundigen werden becijferd op f 1 per H.A.
Nu zal ik in het midden laten, of de uitvoerende macht, toen die zag aankomen, dat de kosten driemaal zoo hoog zouden worden, niet verplicht was geweest deze Hoofdbesturen opnieuw te laten beslissen, of men onder de gewijzigde omstandigheden al of niet tot stichting van het gemaal wenschte over te gaan. Maar, wanneer men, als de heer M., de vraag stelt: „Electra” een mislukking?” dan komt het er m. i. niet alleen op aan, of het aan de technische verwachtingen heeft beantwoord, maar ook of het voor de ingelanden de gevraagde contributie waard is geweest.
Deze vraag zal door de ingelanden individueel ongetwijfeld zeer verschillend worden beantwoord. Tegenover den voormaligen tegenstander van „Electra” uit het 11e onderdeel van „Hunsingo”, die aan den heer M. ongevraagd zijn tevredenheid betuigde, staan vele ingelanden, die er voor zich zelf van het tegendeel overtuigd zijn.
Wil men de vraag stellen voor geheel „Westerkwartier” en „Hunsingo” samen, dan geloof ik, dat die onbeantwoord moet blijven en dat het beter is een andere te stellen en wel deze: doet „Electra” wat het kan, om buitengewoon hooge waterstanden te voorkomen?
Een uitlating in het artikel van den heer Mansholt, die nog bevestigd wordt in zijn antwoord aan den heer de Haan plus een ervaring, opgedaan in den zomer van 1927, is voor mij reden hierop meerdere aandacht te vestigen.
Laatstgenoemde hoogwaterstand ontstond toen, na een natte periode, waardoor de gronden algemeen van water verzadigd waren, op een nacht van Donderdag op Vrijdag zich over het geheele noorden van ons land een geweldige regenval ontlastte, die het peil enorm deed stijgen.
Wij, die dicht bij het gemaal wonen, richtten des Vrijdags hoopvol, maar telkens weer teleurgesteld, onzen blik naar de pijp van „Electra”, maar de rookpluim, die moest aankondigen dat er gemalen zou worden, bleef uit. Ook de nacht is ongebruikt voorbijgegaan en terwijl het water den volgenden dag nog maar steeds bleef stijgen, ook toen bleef het gemaal den geheelen dag werkeloos. Nog weer werd een volle 24 uren gewacht, tot dan eindelijk des Zondagsnamiddags de rookpluim verscheen en het malen begon.
Ik herinner me, dat toentertijd de heer H. J. Zijlma in de courant een aanval heeft gedaan op den toestand der dijken van den boezem van „Electra”. Mogelijk is dit oorzaak mee geweest, dat er, éénmaal begonnen, niet voldoende doorgemalen kon worden. Er ging hier onder de nabijwonenden nog een andere lezing over de reden, waarom toen niet doorgemalen kon worden, doch ik wensch hierop niet nader in te gaan.
Hoofdzaak was en bleef voor mij het feit: er was te laat begonnen met malen.
Ik heb later bij gelegenheid ter bevoegde plaats geïnformeerd, waaraan dit lange oponthoud was toe te schrijven, en bleek het volgende:
De autoriteit, die over het al of niet malen door „Electra” beslist, beschikt ook over een „zeekundig” adviseur. Deze zeekundige nu profeteerde, dat er waarschijnlijk een zeer lage ebstand in aantocht zou zijn. Als deze lage ebstand nu maar gekomen was en als er niet meer water bij gevallen was, dan zou het niet noodig zijn geweest het gemaal in werking te brengen. ’t Was helaas juist anders uitgekomen!
In zijn art. van 22 Dec. j.l. en ook in zijn antwoord aan den heer de Haan vestigt de heer Mansholt er de aandacht op, dat de abnormaal hooge waterstand van Nov. j.l. weer is veroorzaakt door te laat beginnen.
Z.Ed. schrijft toch, dat de stand van ruim + 70 c.M. beneden + 50 c.M. zou zijn gebleven, indien men tijdig en met volle kracht was begonnen te malen. Dat men dit niet deed, daarvoor had men volgens Z.E. zijn goede redenen: „men verwachtte o.a. gunstige ebstanden in verband met het „springtij”.
Alzoo heeft de buitensporige hoogwaterstand in Nov. .j.l. precies dezelfde oorzaak gehad als die in den zomer van 1927. Beide keeren had men het in der macht gehad den exorbitanten waterstand, indien men maar tijdig begonnen was te malen, te voorkomen.
De vraag, of „Electra” voor zijn ingelanden de volle contributie al of niet waard is, moge onbeantwoord blijven.
Men moge de stichting er van toejuichen of betreuren: het gemaal is er!
De millioenen, die het heeft gekost, en de belangrijke financieele verplichting, die de landbouw van geheel „Hunsingo” en „Westerkwartier” hiervan ondervindt, geeft haar m. i. het volle recht om te eischen: het mag niet gebeuren, dat er abnormaal hooge waterstanden optreden, terwijl men dit had kunnen voorkomen.
Oldehove, 28 December 1928.
E. Tj. HAACK. !
___________________________________________________________ |
Naar 1928 en 1929 “Electra een mislukking?”