28-10-1963 „Stamslot” van de Tjarda’s van Starkenborgh

___________________________________________________________

28-10-1963 Twentsch Dagblad Tubantia 

VROUWE HILDA’S HEEM HEEFT VEEL AANTREKKELIJKHEDEN
„Stamslot” van de Tjarda’s van Starkenborgh

NET ALS BIJ de Brecklenkamp kun je er helemaal omheen lopen: de borg Verhildersum bij Leens, een van de weinige kastelen in het hoge Noorden van ons land. En net als bij de Brecklenkamp kom je er door een oprijlaan met aan weerszijden bouwland. Het doorkijkje op het „voorplein” tussen binnen- en buitengracht doet ook al sterk denken aan de burcht in Noordoost-Twente, maar dan houden de gelijkenissen op.

Van voren gezien maakt Verhildersum een iet of wat povere indruk, van een niet al te groot landhuis, dat kennelijk betere dagen heeft gekend. Twee wapens boven de hoofdingang verraden, dat het gebouw vroeger iets meer is geweest dan een boerderij maar we hebben zo’n idee, dat menige boer van nu er niet zou willen wonen. Verhildersum valt namelijk in het niet, vergeleken bij menige hereboerderij op het Groninger land. En toch…. Verhildersum „heeft iets”, en dat is te zien als we tussen de beide grachten rond het gebouw lopen dat kun je bij de meeste Groninger kastelen zo mooi doen. Het huis presenteert zich dan geheel anders; het heeft als het ware twee gezichten. Ongenaakbaar rijzen de muren uit de brede gracht en het gebouw lijkt ineens veel groter dan de ouderwetse bungalow, die elke bezoeker het eerst ziet. 

Dat is Verhildersum „Vrouwe Hilda’s heem”, wil die naam zeggen het „stamslot” van een geslacht, dat tot in onze dagen een belangrijke rol heeft gespeeld: Tjarda van Starkenborgh Stachouwer. 

HET EIGENLIJKE stamslot van de Tjarda’s (Tiaarda) moet in Friesland worden gezocht, in Rinsumageest, maar ze hebben zó lang op Verhildersum en nog enkele inmiddels verdwenen kasteeltjes inde buurt geresideerd, dat de borg bij Leens gerust als zodanig kan worden aan-gemerkt. In die tijd liggend tussen Ludolf Tjarda van Starkenborg, die in 1586 de erfdochter van „Verhildershem” Hidde Onsta trouwde, en jonkheer Edzard Tjaerda van Starkenborgh Stachouwer, die het huis in 1822 aan een notaris verkocht hebben zij op velerlei wijzen hun stempel gedrukt op de streek, waar zij leefden. In verschillende hoge bestuursfuncties hebben ze veel bijgedragen tot bloei en verheffing van hun stamland en dat de leden van het geslacht ook buiten dit gebied van zich hebben doen spreken, mag genoegzaam bekend worden verondersteld. 

Ondanks zijn verwaarloosde staat is Verhildersum een opmerkelijk gebouw, afgezien al van de reeds vermelde „twee gezichten”. Het is heus niet zo klein, als het er op het eerste gezicht uit ziet. En het is duidelijk merkbaar, dat er in de loop der tijden nogal wat is vertimmerd. Vroeger was het binnen de grachten een iet of wat onoverzichtelijk samenstel van gebouwen, dat een binnenplaats moet hebben omsloten. Er bestaan slechts enkele afbeeldingen van, o.a. op de vermaarde „Coenderskaart” van ruim 2½ eeuw geleden. Op de grondvesten van wat er alzo vroeger heeft gestaan is het tegenwoordige landhuis omtrent twee eeuwen geleden opgetrokken. 

Het zijn vooral de muren, die spreken. Het grootste deel van de onderbouw van Verhildersum bestaat namelijk uit de vermaarde „kloostermoppen”, uitzonderlijk grote bakstenen, het bouwmateriaal van de middeleeuwen. In het oostelijk deel van het gebouw, met een vreemd aandoende maar toch wel geestige „uitsparing” op de hoek, zitten enkele schietsleuven, die onmiskenbaar het karakter vaneen borg in de betekenis van een versterkt huis doen uitkomen. En achter die schietgaten zit dan ook een keldertje, dat in zijn soort een juweeltje is (voorzover een kelder dan een juweel kan worden genoemd). Deze koele ruimte wordt namelijk overhuifd dooreen tongewelf. Een ondernemende hotelhouder — die tijdelijk op Verhildersum een „uithof” heeft gebruikt het schietkeldertje als opslagplaats van dranken; een betere koelkast kan hij zich niet wensen. 

Dan dwalen we door het deels met tal van heerlijke ouderwetse bedsteden en leuke optrekjes ingerichte huis naar de westkant.

Daar wacht een nieuwe verrassing: de geheime kamer, een vertrek zonder deur in het achterste gedeelte van het gebouw.
Een luik op zolder is de enige toegang. Er is een smal trapje van acht treden en men kan ternauwernood rechtop staan ineen bescheiden ruimte, 1,75 m hoog, die overigens een echte kamer is, compleet met slaapgelegenheid.
Onderduikers in de Franse tijd hebben er profijt van gehad. Toen gendarmes het huis op vermoeden van „verstekelingen” doorzochten, werd voor elk venster een brandende kaars gezet. Zo konden ze buiten zonder veel moeite controleren, of alle vertrekken wel waren afgewerkt. De ondergedokenen werden bijtijds gewaarschuwd en zetten voor hun raam ook een brandende kaars. Zo bleven ze uit handen van de Fransen, of het kijkgaatje in het paneel tussen de „Franse kamer” en de grote zaal hierbij goede diensten heeft bewezen? 

Groots plan
VERHILDERSUM, dat nu tien jaren eigendom van de gemeente Leens is, wordt een attractief onderdeel vaneen groots opgezet plan om „de cultuur en recreatie zoekende mens”, zoals het zo fraai wordt gezegd, in deze streek wat bijzonders te bieden. Men wil de borg restaureren en in laat 18de en 19de eeuwse stijl inrichten, als een soort lokaal museum. De directe omgeving van de borg en de oprijlaan blijven onaangetast; tussen de grachten zullen o.a. een kruidentuin en een demonstratieboomgaard worden aangelegd. En ten westen daarvan komt o.a. een ambachtsdorp, een hertenkamp, een museum van landbouwwerktuigen en een soort „Madurodam”, maar dan betrekking hebbend op de inpoldering van de Lauwerszee. Totale kosten van het gehele plan, dat ook een café-restaurant omvat; ruim één miljoen gulden, waarvan 3½ ton voor het herstel van de borg, wat nogal veel is, maar ja, het ding staat in het water en dat is altijd duur restaureren. 

Drie streekorganisaties staan achter het plan, het gemeentebestuur doet wat mogelijk is (maar het kan ook niet alles) en de stuwende krachten zijn vooral mevrouw T. F. Clevering-Meijer op „Huningaheerd” bij Eenrum. dr. L. H. Bruins te Leens en de heer J. S. van Weerden, eveneens te Leens. Zij allen, en velen met hen in de Marne, zo heet het gebied rondom Leens, hopen vurig, dat het niet bij een plan blijft. 

En als het wat wordt, zou dat een voordeel voor Twente kunnen zijn? We hebben hier nog enkele van die oude kastelen die aan conservering-met-nuttige bestemming toe zijn; de Oosterhof in Rijssen bijvoorbeeld en Herinkhave bij Tubbergen. Het kan zijn nut hebben zich te spiegelen aan hetgeen daar in het noorden des lands met zoveel enthousiasme wordt voorbereid. Een beetje van dat enthousiasme zullen we hier best kunnen gebruiken. 

 

___________________________________________________________

Naar presentatie plannen voor Borg Verhildersum