___________________________________________________________ |
Marineblad jrg 45, 1930 volgnr 7 blz 634 Van Speyk’s zelfopoffering
VAN SPEYK’S ZELFOPOFFERING. (5 Februari 1831).
Studie.
„Holland heeft daar zooeven een groote overwinning behaald .. .” LORD CASTLEREAGH.
Van Speyk’s zelfopoffering vormt in den, voor ons zoo triesten, tijd van het klimmend succes der Belgische revolutie, een hoogtepunt.
Die zelfopoffering heeft het prestige van Nederland tegenover Europa hersteld, door te doen zien, dat het in plaats van een gemakkelijk spel, voor de Belgische revolutiemannen, bittere ernst stond te worden.
Het bombardement van Antwerpen (27 Oct. 1830) was daarvan het eerste teeken geweest. Van Speyk’s daad het tweede.
Wij schrijven dit niet in den geest, waarin, in 1830, over de Belgische revolutie in Nederland werd geschreven. Want wij zijn van meening dat de vereeniging van Nederland en België in 1815 in elk opzicht af te keuren was.
De diplomaten te Weenen, die haar decreteerden, waren hun geschiedenis vergeten en Koning Willem I, die er naar haakte, heeft meer dan één reden gehad, dat te betreuren.
Maar al keuren wij dat „ongelijke huwelijk” tusschen Nederland en België af — wij gaan niet zoover om daarom sabotage te plegen ten opzichte van de waardeering der uit- stekende daden door onze vloot — en ons leger — in 1831 en 1832 verricht.
En daarom zij in dit tijdschrift een woord gewijd aan de zelfopoffering van Van Speyk. En ten slotte — hoewel kort — aan zijn persoonlijkheid.
I. Onze vloot op de Schelde.
De eerste daden van vruchtbaar verzet tegen de Belgische revolutionnairen komen van de vloot op de Schelde en van de citadel van Antwerpen. Het garnizoen van Brussel was opgeofferd aan de weifelende houding des Konings; de terugtocht van Prins Hendrik met 8000 man, na een mislukten aanval op die stad, had het laatste restje respect dat nog voor onze wapenen bestond, doen verloren gaan.
Daarom is onze houding te Antwerpen van te meer beteekenis geweest. En het is op de vloot dat wij ten deze de aandacht willen vestigen.
Tot de maatregelen die, tant soit peu genomen werden en genomen moesten worden, behoorde ook het zenden van eene flottilje naar de Schelde.
Deze fottilje bestond uit:
Het fregat „Euridice”, kapitein Jhr. Lewe van Aduard, bevelhebber van het eskader.
Het korvet „Komeet”, kapitein-luitenant J. C. Koopman.
Idem „Proserpina”, kapitein-luitenant H. W. van Maren.
De brik „Gier”, luitenant ter zee der 1ste klasse J. A. Zoutman Jz.
De gaffelkanonneerboot „No 2”, luitenant der 2e kl. J C. J. van Speyk.
Idem „No. 6“, luitenant der. 2e kl. J. W. van Maren.
Idem „No. 4“, luitenant der 1e kl. j. Schröder.
Idem „No. 9“, luitenant der 1e kl. X. A. Schuit.
Die flottilje kreeg dadelijk te doen. In de eerste plaats werd zij gebezigd om uit het rijke tuighuis van de citadel, die men verlaten zou, een groote massa krijgsbenoodigdheden naar Nederland over te brengen. Het betrekkelijk gering aantal manschappen kweet zich hiervan met buitengewonen ijver. Maar spoedig zou zij, en dat met groot succes, actief optreden. En wel op den dag dat het eindelijk gelukt was Chassé zijn lijdelijke houding te doen verlaten en uit de citadel het vuur op Antwerpen hevig te doen openen.
De toestand was feitelijk onhoudbaar geworden en men had de keus tusschen dit of het overgeven der vesting aan de Antwerpsche opstandelingen, die met 6000 man van buiten versterkt waren. Het 7de Regiment (of Afdeeling) Infanterie was op den 27en October 1830 voor hen binnen de wallen der citadel gevlucht en was alleen gered kunnen worden door het kanonvuur onzer kanonneerbooten. De actie was toen reeds sedert vier uur ’s middags aan den gang. De Antwerpenaren beschoten met geweer en kanon uit kelders, woningen en barricades onze vloot.
Van Speyk beantwoordde dat met een zoodanig vuur dat hij daarna den naam van den Vuurduivel kreeg. De geheele vloot, en weldra ook de citadel, namen aan het vuren deel en zwaar heeft de stad moeten boeten voor haar gewapend optreden tegen een forteres als de citadel was. Een geheele straat in haar nabijheid liggende: de Kloosterstraat, werd vernield. Maar ook in andere gedeelten der stad ondervond men de kracht der Nederlandsche kanonnen. Het is bekend, dat door de Belgen tenslotte om een wapenstilstand werd verzocht, en dat van onze zijde geen pogingen worden gedaan, om van den gemaakten indruk partij te trekken. Chassé knoopte liever onderhandelingen aan met den Franschman Chazal.
De vloot had zich, zooals reeds gezegd, dapper geweerd en was er niet zonder verliezen, waaronder de luitenants Maas en Klinkhamer, die sneuvelden, afgekomen. Hoewel het verlies (7 dooden en 36 gekwetsten) nog gering was, de gevaarlijke positie, waarin zij verkeerde en de stand van het water, die dikwijls het vuren verhinderde, in aanmerking genomen. []
___________________________________________________________ |
Naar 27-10-1830 Fregat Euridice: Bombardement Antwerpen onder commando van Jonkheer Jan Evert Lewe van Aduard