| ___________________________________________________________ |
27-04-1974 Nieuwsblad van het Noorden, zaterdag
ELKE MOLEN HEEFT IETS VAN EEN MENS
„Elke molen heeft iets „van een mens”, met een eigen gezicht, een eigen statuur, een eigen ziel om zo te zeggen, en meestal ook met een naam en toenaam.”
„Geen brand is zo aangrijpend als die waarbij bundels woedende vlammen in korte tijd het skelet van het machtige molenlijf zichtbaar maken. Het is dan alsof we een levend wezen op een brandstapel zien verteren; steeds even vóór het definitieve einde beginnen de wieken in vertwijfeling te draaien, kruiswoord na kruiswoord, een verschrikkelijke apokalyptisch schouwspel.”
Dit zijn twee aanhalingen uit Molens van Nederland, verschenen (bij Uitgeversmaatschappij Kosmos in Amsterdam) als boek van de maand en dus door de grote oplage — 100.000 deze keer, een record — in verhouding knap goedkoop, zeker tot 4 mei.
Het boek staat vol uitermate mooie foto’s, de meeste in kleur, waar niet alleen molengekken geboeid naar kijken. Molens zijn natuurlijk fotogeniek, maar Aart Klein en Hans Samsom hebben dat uitgebuit.
Het boek is (om die foto’s) de vijf rijksdaalders best waard, al zou je geen regel van de tekst van Herman Besselaar lezen.
Hoewel dat jammer zou zijn, want hij vertelt een boel leuke dingen over molens en molenaars. Bijvoorbeeld dat er een tijd was dat in de Zaanstreek 600 molens draaiden. Die maakten, ook ’s nachts, een heidens kabaal in hun dienst voor de industrie. Oliemolens hadden stampers van 100 kilo. Vandaar dat olieslagers in de vorige eeuw veel aan „heidoofheid” leden.
Even een paar cijfers. In 1942 waren er in Nederland nog 1467 windmolens, in 1973 waren er toch nog 952 windmolens over en bovendien nog 88 water(rad)molens. Zuid-Holland leidt met 215 windmolens. Daarna komen Noord-Holland met 121 en Friesland met 116.
Op de molenkaarten, die ook in dit boek staan, zijn in Groningen 98 ingetekend en in Drenthe 30.
De molens hebben in verschillende landstreken een eigen karakter gekregen, vertelt de heer Besselaar. „Het achtkant van een aantal Groningse molens is bekleed met dakleer in plaats van met riet. Dit is een gevolg van het feit, dat verzekeraars hoge premies eisten voor een met riet gedekte houten molen. Dikwijls ook zijn molens in die provincie gebouwd als een houten achtkant op een gemetselde onderbouw, van felrode Groningse baksteen.”
En even verderop staat: „Koppig en fier, met een heel eigen „vormentaal,” zijn die (molens) van Friesland.
De Groningse molens dragen het karakter van de „Grönneger” uit: graag meedoend met moderne dingen, maar in het diepst van zijn ziel aardgebonden en traditioneel.”
Of de molen De Zwaluw in Zuurdijk ook last heeft van het Grönneger karakter weet ik niet. Maar het onderstel is in ieder geval wel van rode Groninger baksteen en op de bovenbouw zit inderdaad geen riet.
Ook niet veel anders trouwens. Zoals we al meldden heeft de CPNB (Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek) De Zwaluw aan De Hollandsche Molen cadeau gedaan. Het is de bedoeling dat de bouwval wordt gerestaureerd.
Gelukkig heeft de ANWB net een actie voor De Hollandsche Molen (die in 1973 vijftig jaar bestond) gevoerd, die f 363.701,81 heeft opgebracht. Een interessante mededeling komt nog van de CPNB over De Zwaluw:
„Het maalwerktuig is in 1858 gebouwd door de heer E. W. Kamphuis ter vervanging van de in dat jaar afgebrande molen.”
Herma Kamphuis
| ___________________________________________________________ |
Naar Restauratie Molen “De Zwaluw”