___________________________________________________________ |
24-12-1928 Nieuwsblad van het Noorden, maandag
„ELECTRA”- „DUURSWOLD”
(Ingezonden).
Ik verzoek beleefd plaatsruimte voor een paar opmerkingen naar aanleiding van het ingezonden stuk van den heer L. H. Mansholt betrekkelijk het waterschap „Electra”.
Ik kan geheel met den heer Mansholt instemmen, dat de in de afdeelingsvergadering der Staten gebruikte qualificatie. dat n.m.l. „Electra” eene mislukking zou zijn, schromelijk overdreven en grootendeels onjuist moet worden geacht.
Ik kan er echter ook inkomen, dat zij, die in de verwachting leefden, dat de aangebrachte bemaling het universeel middel tegen hooge waterstanden in het bemalingsgebied zou zijn, zich door den loop van de zaken, soms voor en na eenigszins teleurgesteld gevoelen, want hun is en wordt uit den treure geleerd, dat voor onze boezemwaterschappen maar één middel bestaat, om aan hooge peilstanden te ontkomen en deze te voorkomen en dat dit middel is: bemaling.
Ik vermoed, dat de teleurstelling van hen, die in juist genoemde leer gelooven, zeer groot zal zijn, nu door den heer Mansholt in zijn betoog o.a. is medegedeeld, dat, indien het gemaal te Lammerburen de in het laatst van November j.l. opgekomen hooge peilstanden op den boezem (het gevolg van grooten regenval en ebstanden, die bemaling zonder resultaat lieten) had moeten voorkomen, niet 4 maar 15 pompen in het werk zouden moeten zijn gesteld.
Hieruit moge blijken, dat het eenvoudig onmogelijk is, tenzij met totale verwaarloozing van het bedrag der aan te wenden kosten, om den boezem van „Electra” onder alle weersomstandigheden en den invloed daarvan op de hoogte der ebstanden, te beheerschen.
Maar daarmede is dan ook de leer, dat bemaling voor andere waterschappen afdoend zou zijn, om hooge peilstanden te voorkomen, vrij ernstig in waarde gezakt, al weet ik vooraf, dat zij ten spijt van alles met dezelfde gemakkelijkheid en in vele gevallen met aan den dag legging van groote onkunde verder zal worden gepropageerd.
Nu is door den heer Mansholt ten behoeve van de demonstratie van de waterbeweging onder „Electra” het verloop van de peilstanden onder het waterschap „Duurswold” als onderwerp van vergelijking gebruikt, zonder daarbij te vermelden, ik moet het tot mijn spijt constateeren, dat voor die vergelijking in aanmerking moet worden genomen, dat het peil van „Duurswold” niet gelijk dat van„Electra” op nul wordt gehouden, maar vrij stationnair een stand aanwijst van 28 + Dw.P. omdat die stand voor de scheepvaart beslist noodig is en nochtans geen schade doet aan de onbemalen landen onder Duurswold.
De verhooging van den peilstand onder Duurswold begint dus bij 28 + en de absolute peilstand moet dus om tot het cijfer van werkelijke verhooging te komen met 28 worden verminderd.
Ik weet zeker, dat deze omstandigheid den heer Mansholt niet onbekend is; echter ik neem gaarne aan, dat zonder opzettelijke bedoeling de mededeeling er van is verzuimd.
Evenwel wordt het beeld, dat door de vergelijkingsstaatje, van den heer Mansholt is ontstaan, dan wel heel wat anders en vervallen in die staatjes reeds dadelijk de getallen, aanwijzende de dagen, waarop een stand van 50 + tot 70 + c.M. volgens den heer Mansholt als cijfers van de verhooging zouden moeten worden aangemerkt, terwijl de verder in die staatjes voorkomende dagen van verhoogden peilstand eene radicale wijziging ondergaan.
Ik ben zoo vrij op nog een enkel ander punt in het betoog van den heer Mansholt de aandacht te vestigen, n.l. op de mededeeling, dat in den tijd van werking van „Electra”, welberekend 8 1/3 seizoen, nimmer een stand van 0.70 M. + Wk.P. zou zijn voorgekomen.
Deze mededeeling is voor wat de waarneming aan de Gaarkeuken sluis betreft volkomen juist, maar zij kan ook alleen voor dat waarnemingspunt dienst doen.
In de hoogwaterperiode 20 Dec. 1925 tot 10 Jan. 1926 werden aan de andere waarnemingspunten in „Electra” 21 waarnemingen opgeteekend boven 70 + Wk.P. met als hoogsten stand 86 + WkP. op 31 Dec. 1925 te Uithuizen.
In de hoogwaterperiode van eind November begin December 1928 werden aan de waarnemingspunten, andere dan die aan de Gaarkeuken, 18 waarnemingen geboekstaafd boven 70 + Wk.p.; de hoogste stand kwam voor te Groningen aan de sluis Boterdiep- Damsterdiep op 26 November j.l, namelijk 81 + WkP.
Ik releveer deze feiten niet om daarmede eenige afbreuk te doen aan de m.i. goede werking van het bemalingssysteem in „Electra” (ik ben er van overtuigd, dat voor dat gebied geen ander middel voor het tegengaan van wateroverlast kon worden aangegrepen), maar alleen als staving van de meening van den heer M., dat ook bij bemaling het voorkomen van hooge of te hooge boezemstanden niet radicaal kan worden voorkomen, evenmin als bij natuurlijke afstrooming.
Ik begrijp echter niet de strekking van de vergelijking, waarvan ik de onjuistheid in het voorgaande aantoonde, door den beer M. tusschen „Electra” en „Duurswold” gemaakt, nu door hem volkomen onbesproken worden gelaten de redenen, die oorzaak waren, dat „Electra” moest worden bemalen in vergelijking met de oorzaken, die in „Duurswold” soms een verhoogden peilstand doen ontstaan.
Ik beschouw den heer M. niet als iemand, die in den trant van de aanbeveling van Pinkpillen of van Kloosterbalsem of andere gewaardeerde middelen voor alle kwalen hetzelfde geneesmiddel wenscht te propageeren. en het heeft mij derhalve altijd met verwondering geslagen, dat hij de stelling verdedigt, dat ongeacht de oorzaak van de verhindering van den waterafvoer in onze boezemwaterschappen, bemaling je ware is.
Ik weet wel, dat hij zich voor die omstandigheid beroept op het oordeel van de autoriteit in onze provincie, wiens autoriteit door mij zeker niet te laag wordt aangeslagen, maar die over de vraag, welke ontwatering onze gronden behoeven, speciaal die gronden, die als polders op den boezem hun water loozen, geen beter oordeel kan hebben dan de gebruikers van die gronden zelve.
Het komt mij voor, dat, waar in de waterschapsreglementen binnen „Duurswold” (polders) als laagste keering van het boezemwater eene hoogte van 1.35 M. + Dw.P. is aangegeven, bij eene behoorlijke naleving van dat voorschrift er geen reden is maatregelen te treffen, die in tegenstelling met de verbetering van den natuurlijken afvoer van „Duurswold” er toe zullen kunnen leiden bij verhindering van sluisgang toch eenig water te spuien in tijden van groot waterbezwaar en die in geen geval zullen teweegbrengen, dat de verst verwijderde deelen van Duurswold een spoedige verlaging van peilstand zullen kunnen constateeren als zelfs op den dag van heden het geval is.
Ik refereer mij voor die meening aan de mededeeling van den heer M. betreffende den peilstand bij „Electra” (+ 4 c.M.) en dien bij Balktil (+ 68 cM.).
Minstens ⅔ deel van „Duurswold’s” ingelanden wenscht verbetering door middel van vergrooting van den natuurlijken afvoer; het eventueele doordrijven van bemaling van het waterschap, verondersteld, dat dit bij de gevoerde procedure door Ged. Staten, om het betrekkelijk voorschrift in het reglement van „Duurswold” in te lasschen, mogelijk blijkt, zal m.i. niet overeenkomen met het bevorderen van het algemeen waterschapsbelang.
Moet het instellen van eene bemaling worden gerekend van algemeen Provinciaal- of Rijksbelang te zijn, dan mag verwacht worden, dat de betrokken lichamen zich voor de noodige subsidiën zullen interesseeren naar het voorbeeld, dat bij de stichting van „Electra” is gegeven. Ik had verwacht, dat de heer Mansholt, nu hij voor „Electra” en „Duurswold” z.i. hetzelfde geneesmiddel op zijn plaats acht, voor het verkrijgen daarvan ook de noodige wenken zou hebben gegeven.
Ik hoop intusschen, dat, indien zijn consult mocht worden opgevolgd, hij zal willen medewerken de kosten van de operatie te helpen betalen.
Hellum, Dec. 1928.
H. H. DE HAAN.
___________________________________________________________ |
Naar 1928 en 1929 “Electra een mislukking?”