___________________________________________________________ |
23-06-1892 Leeuwarder courant, donderdag []
De Koninginnen in Groningen.
Een tijdvak van 19 jaren ligt achter ons na het ontvangen van het laatste vorstelijke bezoek. Dat alles te Groningen is bijgezet om het bezoek van H.H. M.M. de Koninginnen thans zoo luisterrijk mogelijk te maken, begrijpt men te beter, wanneer men weet, dat ook hier de gehechtheid aan het Oranjehuis even groot is als de liefde voor moeder en kind. Bij aankomst van den trein werd de Koninklijke Standaard op het paviljoen geheschen, ’t welk met luide hoera’s door duizenden kelen werd begroet. Dit paviljoen, waarin de Vorstinnen ontvangen werden is een ruim rechthoekig gebouw, even rijk en smaakvol versierd als te Leeuwarden. Het is ter rechterzijde van het oude station, dat door eene breede allée van kostbare planten en bloemen, het onooglijke gebouw maskeert opgetrokken. De vloer van het perron belegd met tapijten, heeft in het midden een dikken looper. Boven de dubbels schuifdeuren den hoofdingang, is een baldakijn op vergulde staven aangebracht. De rood fluweelen gordijnen met gouden franje en dito lambrikija vormen een indrukwekkend geheel. Binnengetreden wordt ons oog het eerst getroffen door den schat van excotische planten en bloemen in ’t bijzonder rozen, die tegen de wanden in smaakvolle groepeeringen zijn opgesteld. Evenals te Leeuwarden komt ook hiervoor aan de firma v. d. Laan, bloemisten te ’s Hage, alle eer toe. De vloer van het salon is belegd met een kostbaar Perzisch tapijt; de wanden zijn met donkerrood laken behangen. Ook de gordijnen, portières en lambrikijnen, benevens het gouden borduursel, maken dit ontvanglokaal zoo rijk mogelijk. Omgeven met planten en bloemen wordt een der wanden geheel door een spiegel bedekt. Eenige vergulden stoeltjes met rood zijden ziftingen en tafeltjes, benevens vazen met oranjebloemen, vormen het ameublement. Evenals overal maakte Koningin Wilhelmina met haar witten hoed en licht jurkje een indruk op allen, die haar voor het eerst aanschouwden, dien men nimmer vergeet.
Bij de aankomst werden door mr. Bucaille, burgemeester, de volgende woorden tot H.H. M.M. gericht: „Vergunt mij, namens de leden van den Raad, Uwe Majesteiten welkom te heeten bij Uwe intrede binnen deze gemeente en U de verzekering te geven, dat Uw bezoek op hoogen prijs wordt gesteld. De vele toebereidselen, die allerwege gemaakt zijn om Uwe Majesteiten eene waardige ontvangst te bereiden, zijn zoovele bewijzen van gehechtheid en trouw aan Uwe personen. Het is ’s Raads oprechte wensch, dat de dagen, gedurende welke Groningen het voorrecht zal hebben, U als zijne gasten te begroeten, niet alleen voor de ingezetenen, maar ook voor Uwe Majesteiten aangename herinneringen zullen achterlaten.”
De tocht naar het Regeeringshôtel was een zegetocht. Waren de duizenden aan den Stationsweg stom van verbazing en meenden sommigen dit aan gebrek van geestdrift toe te schrijven, dit is geenszins het geval en een verschijnsel, dat men overal waarneemt. In de stad geleek ieder huis een schouwburg met verschillende rangen; stoepen, ramen, kamers, goten en daken, alle 3 was met menschen bezet, die met voorbeeldige orde der geliefde Vorstinnen hulde boden. Ternauwernood uitgestapt, stonden achttien vischvrouwen, allen met witte boezelaars en witte mutsen gekleed, voor de trappen van het bordes van het Regeeringshôtel, waarbij de traditioneele kroon, waaronder de jonge Koningin doorliep, door de vrouwen Nieuwenhuis en Heidenberg werd aangeboden.
De stoet van de vele corporatiën, reeds medegedeeld, was te lang, daarbij werd er niet met voortgaan gevorderd, waarbij kwam, dat een dichte drom nieuwsgierigen voor het Paleis van Justitie ging opdringen, zoodat de optocht niet geregeld van stapel kon loopen en de politie de handen te vol had om de aangroeiende menigte uiteen te doen gaan.
Dit ontging de Koningin-Regentes niet, waarop zij het bordes verliet om de overige corporatiën voor het raam toe te knikken.
Wij waren niet in de gelegenheid de vertrekken van H.H. M.M. te bezichtigen, omdat de Commissaris der Koningin ze voor ieder gesloten heeft gehouden.
De jonge Koningin werd in hare speelkamer verrast door een geschenk van mevr. van Panhuijs—Looxma, bestaande in een miniatuur-gemeentehuis van Groningen, ter grootte van 1 M3, van kostbaar hout vervaardigd, fraai beschilderd, van gordijnen, tapijten enz. voorzien.
Dit geschenk is een woonhuis voor de poppen, die uit Berlijn ontboden zijn. Met veel ingenomenheid werd het aanvaard.
Te 2 uur maakten de Vorstinnen een rijtoer in gestrekten draf om de stad, bezochten het nieuwe Laboratorium, waarna de rijtuigen te kwart voor drie bij de Harmonie stil hielden. De Koninginnen werden hier ontvangen door den president-directeur jhr. Verheijen, die het volgende sprak:
„De vereeniging „de Harmonie“, samengesteld uit de kern der burgerij dezer gemeente, roept Uwe Majesteiten een eerbiedig maar zeer hartelijk welkom toe in haar midden. Onnoodig voorzeker Hoogstdezelven te zeggen, dat de leden de onderscheiding, welke haar te beurt valt, op den hoogsten prijs stellen. De ingezetenen van Groningen hebben zich steeds doen kennen door gehechtheid en onkreukbare trouw aan het Huis van Oranje, en dit is geen wonder, want deze toch zijn gegrond op de vele diensten door dit Doorluchtig Huis den lande bewezen, – gegrond op den luister, dien de groote daden zijner leden op Nederland hebben doen afstralen, – gegrond op de eeuwenlange verbinding van onze geschiedenis met die der Oranjes. Neêrlands welzijn, Neêrlands roem gingen dan ook steeds hand aan hand met het welzijn, met den roem van dat Huis. Wij verblijden ons te meer over uwe Hooge aanwezigheid, omdat deze ons de gelegenheid aanbiedt, Uwe Majesteiten de plechtige verzekering te geven, dat diezelfde gehechtheid, diezelfde trouw ons voor Uwe Majesteiten bezielen en zullen blijven bezielen.”
Ontvangen door mevr. van Panhuijs, mevr. Bucaille en mevr. Verheijen, boden jonkvr. M. Verheijen in witte en mej. A Schram de Jong in blauwe zijde gekleed, H.H. M.M. prachtige bouquetten aan. Een sierlijke baldekijn met blauwzijden hemel, geleverd door de firma Rost, Muller & Co. aldaar, en roode draperieën bevatte een Smyrnasch tapijt, waarop twee prachtig gebeeldhouwde stoelen met kroon, 2 tafeltjes met zijden kleed en twee voetkussens aanwezig waren. Even vóór de komst waren er nog werklieden aan bezig. Na het aanbieden van den eerewijn met gebak, ontvingen H.H. M.M. van de jonge juffrouw A. Pik een prachtexemplaar wit glacé met goud van het programma der muziekuitvoering, waarin zich tevens portretten der gebouwen bevonden.
Het programma bestond uit de volgende 8 nummers: 1. Waldeck -Pyrmont Marsch, Joh. Coenen; 2. Feesttonen, Bekker; 3. Ouverture: Obéron, v. Weber; 4. Sylvia Ballet, Délibas; 5. Fantaisie a. d. Fliegende Hollander, R. Wagner; 6. Cléopatra, polka voor piston, Demaré; 7a. Intermezzo de Cavaleria Rusticana, Mascagni; b. Prélude et Mazurka de Coppelia, Délibes; 8. Nationale feestmarsch, Bakker.
Hare Majesteit Emma had tijdens de uitvoering een druk gesprek met jhr. Verheijen. Van de muziek is weinig terecht gekomen, omdat de menschenmassa te groot was, die, boven op stoelen en tafels staande, de Vorstinnen wilde zien. Ofschoon de geestdrift hier onbeschrijflijk was, ging het zingen van Vaderlandsche liederen met moeilijkheden gepaard. Honderden zongen het Wilhelmus, andere honderden het Wien Neêrlandsch Bloed. Aan hoera’s kwam schier geen einde.
Of de wind te koud en te guur was, reeds te half vier verlieten de Vorstinnen de Harmonie en met haar de duizenden bezoekers, waarvan de eersten reeds ’s ochtends te 10 uur een plaatsje hadden veroverd.
Wat er van de overige nummers geworden is, weten we niet. Buiten de Harmonie stonden duizenden weder te wachten, doch nergens werd gehol of gedrang bespeurd; ieder bleef stil staan.
’t Weer heeft zich tegen veler verwachting uitstekend gehouden; wel waait er een flinke noordwester, doch beter wind dan regen.
Te 6 ½ uur had het eerste diner in het Regeeringshôtel plaats.
Reeds te 7 ½ uur vervoegde zich de commissie ter aanbieding van het huldeblijk aan H. M. de Koningin ten paleize, waar het geschenk „de zilveren Martinitoren en gouden medaille“, door mr. J. Feith werd aangeboden.
De oorkonde luidt als volgt:
Op heden 21 Juni 1802 zijn verschenen voor H. M. Wilhelmina, Koningin der Nederlanden, en H. M. Emma, Koningin-Regentes der Nederlanden, de ondergeteekenden mr. Johan Adriaan Feith, Andreas de Jager, Andreas Jacobus Petrus Kuinders, dr. Johan Heinrich Diephuis en Wubbo Bos, allen burgers van Groningen, samen vormende eene commissie van uitvoering van een comité van 37 personen uit de gemeente Groningen. (Volgen de namen), welke commissie als een blijk van vreugde over het bezoek door H.H. M.M. aan de stad Groningen gebracht, als een teeken van eerbiedige hulde en een bewijs van ware hoogachting en innige verknochtheid van Groningens ingezetenen, aan H, M. de Koningin-Regentes Emma heeft aangeboden, namens een aantal ingezetenen van Groningen, wier handteekeningen bij deze oorkonde zijn gevoegd, den eersten en eenigen afslag in goud van een gedenkpenning ter blijkbare herinnering aan dit heuglijk bezoek geslagen.
Te 8 ½ uur werd door heeren studenten aan HH. MM. aan het Regeeringshötel eene serenade gebracht, waarbij de Koninginnen herhaalde malen voor het raam kwamen, telkens door hoera’s van de opeengepakte menschenmassa begroet. Een half uur later kwamen de hofrijtuigen voor het Regeeringshôtel, dat ondertusschen in een „zee” van gekleurd licht, rood, wit en blauw, baadde. Een groote rijtoer door de verlichte straten werd daarna ondernomen, waarbij de jonge Koningin in crème satijn, warm ingepakt was. Alle straten waren opgepropt met menschen en telkens werden hoera’s aangeheven en honderd maal hoorde men: wat ’n „nuver wichien” (wat ’n lief kind). In de Harmonie was concert; van 9—12 uur op de Vischmarkt muziek door den staf van het 4e reg. infanterie te Leiden, kapelmeester G. Mann, ja overal was muziek en overal hoorde men zoowel binnen- als buitenshuis het Wilhelmus, het Oranje Boven en „weg met die socialen“.
Begunstigd door schoon, doch koud weder met een weinig te veel wind, kon de algemeene illuminatie doorgaan. Hiervan eene beschrijving te geven is onmogelijk; stelt men zich den voorgevel van het groote Raadhuis, de geheele Groote Markt, de geheele Vischmarkt, de Beurs door vetglazen en gas verlicht voor; voegt men daarbij de kostbare verlichting van het Regeeringshôtel, van de Boteringe– en Guldenstraat met witte gasballons; een 30 tal eerepoorten; singels à la giorno; het Groene Weeshuis met zijne reusachtige kastanjes van onder tot boven vol gekleurde lampions, dan krijgt men ietwat idée van de verlichting, die, ofschoon op groote stukken gebaseerd, niet den indruk maakte als de illuminatie te Leeuwarden, waar de verlichting meer tot in alle straten was aangebracht.
Heden, Woensdag, werd van 10 tot 12 uur audiëntie gegeven aan 40 corporatiën, waaronder vijf oud-strijders, van welke 2 van 91 jaar. De Koningin-Regentes onderhield zich minzaam met dezen en vroeg naar hunnen leeftijd en naar den staat hunner gezondheid. De socialisten Nanninga en Urban vroegen invrijheidstelling van J. H. Geel.
Te 1 ½ uur ving de gymnastiek-uitvoering op de Ossenmarkt aan, waaraan 300 kinderen deelnamen. Klaasje Pluister en Geesje Tuijnagel boden H.H. M.M. bouquetten aan; met zichtbaar genoegen toefden de Vorstinnen hier. Een langdurig bezoek volgde daarna aan het Doofstommen-Instituut, directeur de heer Reuijl. De meisjes J. Pasman en G. Dijkstra boden bouquetten aan. Eene publieke les werd gegeven, lezen, kaartteekenen enz. In de Ambachtsschool werden H.H, M.M. ontvangen door den voorzitter jhr. Alberda van Ekenstein; hier bezichtigden de Vorstinnen de werkplaatsen. Wilhelmina ontving een fraai tafeltje van verschillende houtsoorten met ingelegde kroon.
Om 6 ¼ uur heden diner ten Raadhuize van 65 couverts en te 9 ½ uur vuurwerk. De geestdrift is groot en het weder schoon.
NGEZONDEN.
M. d. R. !
Hoewel uw verslaggorer over het geheel getrouw teruggeeft hetgeen tijdens de Koninginnenfeesten heeft plaats gehad, is dit echter niet het geval met het Zaterdag j.l, gesprokene aan den maaltijd, die van wege de provincie Friesland aan Hare Majesteiten werd aangeboden.
In dat verslag toch wordt gezegd, dat door den heer Kingma, als oudste in jaren van de Staten, en van hunne Gedeputeerden een toast werd ingesteld op het weizijn van H. M. de Koningin-Regentes, en dat ik eenige woorden in het Friesch zou hebben ontboezemd.
De Staten van Friesland zouden dus geen dronk hebben gewijd aan onze Koningin Wilhelmina. Het tegendeel is echter waar. De heer Kingma heeft namens de Staten van Friesland een dronk ingesteld op het welzijn van beide Koninginnen.
Toen het diner, dat betrekkelijk kort duurde, ten einde liep, word mij door H. M. de Regentes verlof verleend nog een woord te spreken.
In overleg met de waardige gasten, tusschen wie ik mocht aanzitten, sprak ik in het Friesch. Daardoor had ik gelegenheid, namens het Friesche volk, mij minder officieel te kunnen uiten.
Ik sprak dan ook Hare Majesteiten aan met de eerewoorden „Ljeawe Keninginne” en „Eabeie Regentesse”, waarmede zij den vorigen dag waren begroet door jeugdige meisjes aan het paleis van den Commissaris der Koningin.
De inhoud van mijn toespraak was, — dit heeft uw verslaggever goed weergegeven — eene warme ontboezeming en herinnering aan onze Stadhouders en Koningen uit het Huis van Oranje en van Oranje- Nassau, — en bewogen, wetende wat van het leven onzer jeugdige Koninginne afhangt, sloot ik mijne eenvoudige woorden met eon heilwensch op het welzijn van üs Ljeawe Keninginne.
Ik stel er prijs op, dat dit bekend worde. Dien naam kan en mag zij bij de Friezen, ik hoop zoolang zij zal leven, dragen. Waar men haar zag , haar ontmoette of sprak, was zij ienfâldich, gol en Ljeaf.
Aan bovenstaande rectificatie wensch ik nog het volgende toe te voegen.
Na het eerste diner aan onze Hooge gasten, dat ik j.l. Vrijdag ten huize van den Commissaris der Koningin bijwoonde, werden wij, genoodigden, ieder afzonderlijk in de gelegenheid gesteld een woord tot haar te spreken.
Ik noemde haar „Ljeawe Keninginne” en met een lach op de lippen en met eene lieve, vriendelijke stem gaf ze mij ten antwoord, „ik wenschte wel, mijnheer! dat ik het Friesch ook spreken kon.”
Maar het Friesch, zei ik, hoe gemakkelijk ook voor de inwoners van Friesland te spreken, is voor anderen een taal, die moet worden aangeleerd en Uwe Majesteit zal bij ondervinding reeds weten, dat dit niet zoo gemakkelijk gaat.
„Jawel mijnheer“, antwoordde zij, maakte eene buiging en wendde zich tot den naast mij staanden heer, mr. van Hettinga Tromp.
U, geëerde Redactie! voor de plaatsing bij voorbaat mijnen dank betuigende, heb ik de eer te zijn Uw dw. dr.,
J. van LOON Jz.
Leeuwarden, 21 Juni 1892.
___________________________________________________________ |
Naar 24-06-1892 Leeuwarder Courant, vrijdag
Naar 17 – 21 juni 1892: Verslaglegging Bezoek Koninginnen Wilhelmina en Emma aan Friesland