___________________________________________________________ |
22-06-1892 Leeuwarder Courant, woensdag
De COMMISSARIS der KONINGIN in Friesland maakt bekend, dat Hare Majesteit de Koningin-Weduwe, Regentes van het Koninkrijk, hem de aangename en vereerende taak heeft opgedragen, om aan de Ingezetenen van Friesland den innigen dank over te brengen van Hare Majesteiten Koningin Wilhelmina en de Koningin- Weduwe, Regentes, voor de hartelijke en schitterende ontvangst aan Hare Majesteiten overal bij Hoogstderzelver bezoek in de Provincie bereid en Harer Majesteiten hooge ingenomenheid te betuigen met de ondubbelzinnige blijken van liefde en trouw, overal in Friesland ontvangen, alsmede daaraan namens Hare Majesteiten de verzekering toe te voegen, dat de aangename dagen, in Friesland doorgebracht, voor Hare Majesteit Koningin Wilhelmina en Haar onvergetelijk zullen blijven.
De Commissaris der Koningin voornoemd,
van HARINXMA thoe SLOOTEN.
PROCLAMATIE.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Leeuwarden vervullen een hoogst aangenamen plicht door, terstond na het vertrek van Hare Majesteiten de Koningin en de Koningin-Weduwe, Regentes, een woord van oprechten dank te brengen aan de Ingezetenen der Gemeente voor de krachtige en onvermoeide medewerking tot de voorbereiding voor de ontvangst en gedurende het verblijf van Hare Majesteiten, van hen ondervonden.
De geestdriftvolle ontvangst, gepaard aan eene voorbeeldige orde tijdens het verblijf aaa de Vorstelijke Gasten allerwege ten deel gevallen, heeft Hare Majesteiten diep getroffen. Bij het afscheid nemen aan het Station toch werd door Harer Majesteit de Koningin-Weduwe, Regentes, den Burgemeester uitdrukkelijk opgedragen, om Harer Majesteits dank en die van Hoogstderzelver Doorluchtige Dochter de Koningin, aan Leeuwardens Ingezetenen te betuigen voor de zoo warme en van innige gehechtheid aan het Huis van Oranje getuigende ontvangst in deze Gemeente.
Leeuwarden, den 21 Juni 1892.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
van HARINXMA, Burgemeester.
P. A. BERGSMA, Secretaris.
De Koninginnen in Friesland.
SNEEK.
Zooals wij gisteren per telegram mededeelden, was Sneek een en al geestdrift. De stad was prachtig versierd; een eerepoort bij de Noorderbrug muntte zeer uit. Zij stelde eene imitatie van de Waterpoort voor, was met groen, vlaggen en schilden fraai getooid, maar verkreeg baar grootste sieraad door den levenden tooi, die in den vorm van turners en turnsters aan weerszijden en boven op in schoone standen en met een wapperend welkom de Vorstinnen afwachtten.
Vier mannen-gymnastiek-vereenigingen en een van vrouwen waren vertegenwoordigd met hare vaandels. Verder valt nog te wijzen op eene typische versiering door de vischvrouwen, die zelve, met kraakwitte voorschoten en blozende gezichten, achter haar huldeblijk hadden plaats genomen en hier in spanning de komst verbeidden, en op het fraai versierde kerkgebouw der Israslietische gemeente.
Boven den ingang der synagoge stond in Hebreeuwsche karakters: „Leve Koningin Wilhelmina met Hare geëerbiedigde Moeder de Regentes Emma.” Aan weerszijden van de Kroon waren aangebracht twee paar zilveren siertorens (gewijde stukken) en een zilveren schild, het Nederlandsche wapen voerende. Binnen in de synagoge brandden de lichten in groot ornaat, symbool van vreugde, zooals bij groote feesten als hoogste eer door den Israëliet kan worden bewezen.
Voor het Old Burgerweeshuis stonden de kweekelingen geschaard.
Te 10 ½ uur stoomde de extra-trein het station binnen. Hare Majesteiten, begeleid door den Commissaris der Koningin, werden in de fraai versierde wachtkamer ontvangen door den burgemeester, den heer mr. D. Alma, de wethouders en den gemeente-secretaris, benevens den kapitein-commandant der schutterij. Mevrouw Alma en hare dochter boden de Koninginnen bouquetten aan.
Van hier ging de tocht door een groot deel van Sneek naar het stadhuis, waar de vestibule en de raadzaal smaakvol versierd waren, waar Hare Majesteiten werden gerecipieerd door den Burgemeester met den gemeenteraad. In keurige bewoordingen sprak de heer Alma zijn welkom uit, dat door de Koningin-Regentes hartelijk werd beantwoord. Op de markt stond de schutterij met het muziekkorps geschaard en zongen kinderen, die Hare Majesteiten bij hare aankomst met’ bloemen bestrooiden, een welkomstlied.
Het gedrang op de straat was ontzettend; men moest lange omwegen maken, om zijn doel te bereiken. Zoo was niet dan met groote moeite het telegraafkantoor te naderen. De weg naar de plaats van afvaart van het Koningsjacht was zwart van menschen.
Te ruim 12 uur begonnen wij langs een lange rij gesierde schepen onze vaart naar het Sneekermeer. Kapitein Beekhuis had de directie van onze boot, die van voor- tot achtersteven bezet was. De wallen stonden vol wuivende en juichende hagen van menschen.
De Oppenhuizer brug door, het Zomerrak in en ……. met den zonneschijn was het uit, want de zware wolken konden haar last niet meer torschen, een dicht gordijn van regen viel neêr. De stemming aan boord bleek er tegen bestand, en toen langzamerhand de Roekoepolle zichtbaar werd, werden de parapluies neergelaten en ging men zich verlustigen aan het eenig schoone gezicht, dat het meer aanbood. Schepen overal, vlag in top en langs touwen, van het turfschip tot de lichte sprietboot. De vier zwaar beladen stoombooten, wegens hare kostbare vrachten genietende van het voorrecht, om het Koninklijk jacht van nabij te mogen naderen, stoomden zacht heen en weer. Het meer was vrij kalm en zeker toch voldoende voor de zeilers. Als sperwers schoten de stoomsloepen, belast met de politie, over het water; overal tusschendoor, en statig rustte het Koninklijk stoomjacht tegen de Polle.
Het stoomjacht was prachtig versierd. Fraaie Smyrna tapijten, keurige loopers, een prachtig kolossaal bloemkussen op de voorplecht maakten het vaartuig het verblijf der Koninginnen waardig. Het behoort in eigendom aan den heer P. Smit Jr., van Rotterdam, die het voor deze gelegenheid welwillend ter beschikking had gesteld.
Bij dit jacht lag de Stavo, de boeier van jhr. mr. P. J. J. v. Eijsinga; het weder leende zich niet, om er een tochtje mede te doen, en daarom bepaalden de Koninginnen zich tot de bezichtiging van het fraaie vaartuig. De Koningin had er veel genoegen in.
Verder lag aan de Polle gemeerd een stoomboot met de leden der Staten van Friesland, benevens een stoomboot met de beide directiën en een schip met muziek, d. w. z. een schuit met een zeildoek overspannen, waarbinnen de stafmuziek van het 1e regiment infanterie, uit Leeuwarden, lustig blies.
Te ruim 1 ½ uur was het weer zoo mooi geworden, dat de Koninginnen een tochtje gingen maken met het stoomjacht.
Wij moesten echter naar de stad.
Het was moeielijk om een vaartuig te vinden, dat ons naar Sneek kon terugbrengen, en daarom besloot het pers-comité eene ruime belooning uit te loven aan hem, die het waagde, ons over de wijde plas aan land te brengen.
Een koene schipper naderde in een notedopje onze stoomboot en, nadat wij de verzekering hadden ontvangen, dat het bootje, ofschoon oud, wat ook zeer zichtbaar was, geen gevaar opleverde, werd tot den tocht besloten. De Nieuwe Rotterdammer kronkelde zich handig over de verschansing, liet zich met prijzenswaardige berusting zakken, vertrouwende op de sterke armen van den schipper, die hem met stevigen druk in de kop van het scheepje plantte. Het Vaderland, dat verklaarde te kunnen zwemmen, was spoedig over en werd gezet tegenover de Nieuwe Rotterdammer, maar toen moesten er maatregelen van voorzorg worden genomen, want de kop was te zwaar, en daarom werden Handelsblad, Nieuws van den Dag, N. Groninger Courant en Leeuwarder Courant met handigheid achterin gestopt. Nadat het Vaderland, „dat zwemmen kon”, ons plechtig had beloofd om, mocht ons een ongeluk overkomen, onze bladen te voorzien van een Sneeker verslag, werden de riemen in het water gedoopt en voort ging het met forschen slag. Er werd op dit tochtje veel zeemanskunst vereischt; wij moesten blijven buiten het zog der stoombooten en dit gelukte.
Spoedig bereikten wij den wal, hieven een loflied aan ter eere van onze behouden overtocht, eindigende met een hartig „Oranje boppe !”, en begonnen de 1 ½ uur lange wandeling naar Sneek. Daar haastten wij ons, door de telegraaf wijd en zijd te doen verspreiden het feit, dat het feest op het Sneekermeer schitterend en de regeling uitmuntend was en tot eere strekte van de vereenigingen „Oostergoo” en „Sneek“, die met lofwaardige mildheid alles hebben gedaan om dit nummer van het feestprogramma zoo voortreffelijk mogelijk te doen afloopen.
Aan den hardzeilwedstrijd namen deel:
Eerste klasse. Vracht- en beurtschepen: De Hoop, van R. de Jong te Noordwolde; De Vrouw Anna, van J. H. Zwart te Gorredijk; Vier Gebroeders, van Jentje Smits te Bakhuizen; . . . ., van F. van den Bosch te Oosterwolde; De Jonge Cornelis, van J. Walma te Workum; De Jonge Douwe, van Klaas Visser te Koudum; De Hoop, van Gebr. van der Veen te Bergum; Gjalt Wietzes, van G. Welling te Oudega (Sm.); De Rot, van v. d. Meulen en v. Dijk te Rottevalle; Hoop op Zegen, van wed. Hoekstra te Kolderwolde; Twee Gebroeders, van T. Boorsma te Irnsum; Dorp Grouw, van M. W. Peekema te Grouw; Drie Gebroeders, van J. W. de Jong te Koudum; Drie Gebroeders, van Gebr. Weenings te Akkrum; Zeldenrust, van Jan van der Wal te Bakkeveen; Goede Verwachting, van S. Sijtema te Roordahuizum; Neptunus, van Wisman te Makkinga.
1e prijs: gouden medaille en f 75, behaald door den heer J. H. Zwart, van Gorredijk.
2e prijs: zilveren medaille en f 50, door den heer Wilman, van Makkinga.
3e prijs: bronzen medaille en ƒ 25, door den heer R. de Jong, van Noordwolde.
Er werden vier gratificatiën van f 10 uitgereikt aan de heeren S. Sijtema, van Roordahuizum; K. Visser, van Koudum; M. W. Peekema, van Grouw, en J. Smits, van Bakhuizen.
De heeren F. van den Bosch, van Oosterwolde, en J. W. de Jong, van Koudum, waren eigenlijk voor, maar hun konden de prijzen niet worden uitgereikt, omdat zij eene verkeerde route hadden genomen.
Tweede klasse. Boeiers: Standfries, van jhr. mr. C. v. Eijsinga te Leeuwarden; Fortuna, van Johs. Fortuin te Sneek; Bever, van firma N. J. Wouda te Sneek; Friesland, van G. Reitsma te Sneek; Constanti, van jhr. A. J. v. Sminia te Oudkerk; De Zwijger, van F. O. Sleeswijk te Lemmer; Hermina, van G. H. Ter Horst Jz. te Sneek; Jonge Dirk, van D. J. Bakker te Sneek.
1e prijs: gouden medaille en pièce de milieu op zilveren voet, behaald door de firma N. J. Wouda, van Sneek.
2e prijs: zilveren medaille en twee kristallen karaffen met zilver gemonteerd, door den heer jhr. mr. C. v. Eijsinga, van Leeuwarden.
3e prijs: bronzen medaille en twee kristallen bloemvazen op zilveren voet, door den heer G. Reitsma, van Sneek.
Derde klasse. Jachten en booten: Neptunus, van L. G. Lijkles te Grouw; Minne, van Ids Rosier te Warga; Wilhelmina, van B. Hoogterp te Warga ;…., van P. van Asperen te Warga; Njord, van M. S. Boltjes te Grouw; Argo, van F. Heida te Leeuwarden; Niord, van A. Werumeus Buning te Oostermeer; De Jonge Keimpe, van K. K. Hoekstra te Warga.
1e prijs: gouden medaille en twee kristallen vruchtschalen op zilveren voet, behaald door den heer F. Heida, van Leeuwarden.
2e prijs: zilveren medaille en stel Japausch porselein, door den heer M. S. Boltjes, van Grouw.
3e prijs: bronzen medaille en étui met zilveren lepeltjes, door den heer B. Hoogterp, van Warga.
Vierde klasse. Booten getuigd met sprietzeil: De Jonge Otto, van D. H. van der Hoop te Terhorne; Friso, van G. Semplonius te Boornzwaag; De Jonge Jan, van W. Beetstra te Akmarijp; Nemo, van T. S. van der Leij te Langweer; Gysbert Japiks, van O. W. Mulder te Langweer.
1e prijs: gouden medaille en verzilverde theepot, melkkan, suikerpot en komfoor, behaald door den heer O. W. Mulder, van Langweer.
2e prijs: zilveren medaille en regulateurklok, door den heer G. Semplonius, van Boornzwaag.
3e prijs: bronzen medaille en barometer met thermometer, door den heer D. H. van der Hoop, van Terhorne.
De prijzen werden door den president van „Oostergoo“, den heer jhr. mr. C. van Eijsinga, uitgereikt op het land bij de bakens, of liever de uitslag werd daar bekend gemaakt, want de kostbare voorwerpen werden te Sneek achtergelaten en op de prachtige, zware medailles zal nog eene inscriptie worden aangebracht. De terugtocht naar Sneek geschiedde in volmaakte orde. Aldaar werd ’s avonds een vuurwerk afgestoken en muziek gemaakt.
Tot laat in den nacht duurde de feestvreugde.
De tocht der Koninginnen naar Oudeschouw werd door het fraaiste weder begunstigd. Op een afstand volgden een reeks van booten zoo groot als nog nimmer in het vaarwater was aanschouwd. Aan de sluis te Terhorne was eene monumentale versiering aangebracht met de zinnebeelden van scheepvaart, handel en nijverheid. Een eereboog loopt als het ware meê met de lange rij boomen van den straatweg. Eene groote menigte is op de sluishoofden verzameld; de schooljeugd zingt jubelende liederen.
Aan de Oudeschouw debarqueeren de Koninginnen. Ook daar is eene schoone decoratieve versiering aangebracht. Een met fraaie kleeden bedekt plankier, omzoomd door keur van planten, leidt op den straatweg. Van hier gaat de stoet langs den straatweg naar Leeuwarden, waar de Koninginnen te ruim half vijf terugkwamen.
Terwijl gisteren nam. alhier op het groote plein de gymnastiek-uitvoering plaats had van de Vereenigingen „Claudius Civilis“, „Friedrich Ludwig Jahn“, „Brinio” en „Bato“, kwamen de Koninginnen van Sneek via Oudeschouw per rijtuig terug.
De terugrit in de stad werd genomen langs het Zaailand (zuidzijde), voorbij het Paleis van justitie, langs het Zaailand (noordzijde), de Oude Veemarkt, den Wirdumerdijk en de Sint Jacobstraat. De gymnastiekuitvoering was nog in vollen gang en werd door de Koninginnen met blijkbare belangstelling in oogenschouw genomen. De Koningin zou er gaarne eenigen tijd bij hebben vertoefd, – ’t was haar aan te zien.
Te 6 ½ uur was er diner aan het Paleis. Onder de genoodigden behoorden de burgemeester, de jongste drie leden van Gedeputeerde Staten, de heeren Fontein de Jong, mr. Sickenga en mr. Bloembergen, de generaal-majoor Musschaert, ds. Drijber, de wethouders, de heeren dr. Reeling Brouwer en mr. Meijer, de heeren van Weideren baron Rengers, lid van de Eerste, en mr. Huber, lid van de Tweede Kamer, verder eenige rijks- en provinciale hoofdambtenaren, de president van en de officier bij de rechtbank, en de commandant der eerewacht.
Aan het diner (dat door de Koningin niet werd bijgewoond) werd door den Commissaris der Koningin de volgende toast uitgebracht:
Gebruik makende van het mij door Uwe Majesteit welwillend verleende verlof, om een oogenblik het woord te voeren, zij het mij vergund, nu het zoo hoog gewaardeerd verblijf Uwer Majesteit en van Koningin Wilhelmina ten einde spoedt, de tolk te wezen van Frieslands ingezetenen en Uwer Majesteit hartelijk dank te zeggen voor het hoogst vereerend bezoek.
Op nieuw werd daardoor de band bevestigd, die het Huis van Nassau en van Oranje-Nassau sedert eeuwen aan Friesland verbindt, en de liefde voor het oude Vorstenhuis, die hot belangstellend bezoek Uwer Majesteiten weder bij Frieslands ingezetenen heeft gewekt, zal hare weldadige kracht niet verliezen, ook al blijft ons eerlang van het verblijf Uwer Majesteiten in ons midden slechts de herinnering over. Moge de warme ontvangst, die Uwer Majesteit en Koningin Wilhelmina hier werd bereid, ook bij Haar de overtuiging hebben bevestigd, dat Frieslands oude liefde voor het Vorstelijk Huis niet is verminderd en onverzwakt blijft voortduren.
Dat mijne echtgenoot en ik ons er ten hoogste door vereerd gevoelen, dat het Uwe Majesteit heeft behaagd, ten onzent met Hare Koninklijke dochter Haren intrek te nemen, behoef ik zeker nauwelijks te verzekeren. Wij bieden Uwer Majesteit door die hooge onderscheiding onzen eerbiedigen dank en veroorloven ons, daaraan een woord van dankbare hulde toe te voegen aan de nagedachtenis van Z. M. Koning Willem III, aan wiens bijzondere welwillende gezindheid jegens Friesland wij het hebben te danken, dat het ons vergund werd, Uwe Majesteit en Koningin Wilhelmina te ontvangen in Harer Majesteits voorvaderlijk paleis en in deze zaal, welks wanden nog getuigen van den band, die reeds vóór drie eeuwen tusschen het Vorstelijk geslacht van Nassau en Friesland bestond.
Voor ons en onze kinderen zullen de dagen, die Uwe Majesteit met Koningin Wilhelmina onder ons dak doorbracht, onvergetelijk blijven, en met gouden letters zullen zij in onze familiebladen blijven opgeteekend.
En nu, geachte gasten, stel ik u voor, onder dankzegging voor het Koninklijk bezoek en onder aanbeveling van het gewest onzer inwoning in de hooge bescherming van Hare Majesteit, ons glas te ledigen op het welzijn van Hare Majesteit de Koningin-Regentes. Leve de Koningin-Regentes !
Het antwoord van de Koningin-Regentes was: Den laatsten dag van mijn verblijf in Friesland wil ook ik u nog met een enkel woord dank zeggen voor Uwe ontvangst. Ik waardeer zeer de woorden, door U gesproken ter nagedachtenis van den overleden Koning, die Friesland zulk een warm hart toedroeg. Door de beschikking van mijn overleden Gemaal werd het U mogelijk, de Koningin en mij te ontvangen in het voorvaderlijk Paleis der Oranjes, maar de gastvrijheid, die ik daar vond, dank ik alleen aan Uwe bemoeiingen en die van Mevrouw Harinxma, Ik betuig U daarvoor mijn oprechte erkentelijkheid. Gelukkige dagen heb ik met mijne Dochter onder Uw gastvrij dak doorgebracht.
Ik wensch U geluk met den geest der bevolking van het gewest, aan Uwe zorgen toevertrouwd. Vóór wij afscheid nemen wil ik U herhalen, dat de Koningin en ik van ons eerste bezoek aan deze Provincie niets dan aangename en dankbare herinneringen met ons nemen.
Moge het U en de Uwen welgaan en het U nog lang gegeven zijn, werkzaam te blijven ten nutte van Vaderland en Provincie, omringd door allen, die U dierbaar zijn. Mede uit naam mijner Dochter roep ik U en de Friezen van harte een „Tot wederziens” toe.
God geve, dat het moge zijn onder gelukkige omstandigheden, en dat de toekomst voor ons allen gezegend moge zijn!
Met dezen dronk breng ik U mijn hartelijken dank en mijne beste wenschen!
Met luid gejuich werd het gesprokene van den gastheer en de Hooge gast begroet, doch bij meer dan éen kwam een gevoel van weemoed boven bij de gedachte aan het weldra op handen zijnde vertrek der Koninginnen.
Gedurende den maaltijd liet zich het stedelijk muziekkorps hooren.
In den Prinsentuin speelde de muziek uit Kampen. Het volksconcert aldaar had niet zoo groot bezoek, als men wel had verwacht. Blijkbaar gaven de menschen de voorkeur aan de verschillende gelegenheden tot ontspanning enz. in de stad zelve, waar het altijd door even feestelijk was.
Om 9 ½ uur had ten paleize de receptie plaats. De vorstelijk ingerichte zalen leverden een sohoonen aanblik op. Tal van dames in prachtige toiletten en schitterende van edelgesteenten, en eveneens vele heeren, waarvan de meesten in ambtscostuum of uniform, vulden de zalen. Toen de Koningin-Regentes binnen trad, stonden alle aanwezigen geschaard. Bij de rij langs onderhield H. M. zich weder op de allerminzaamste wijze met ieder hunner.
Het beste zouden wij echter bijna vergeten: de aanbieding van het album met photographiën van Leeuwarden uit naam der ingezetenen.
Het geschiedde door eene commissie uit de feestcommissie, bestaande uit de heeren R. Bloembergen Ez., mr. J. van Leeuwen en S. H. Hijlkema, onderscheidenlijk voorzitter, secretaris en penningmeester, en de heeren dr. N. Reeling Brouwer, H. L. baron van Heemstra, mr. O. H. Huber, mr. H. D. van Ketwich Verschuur, J. J. Paehlig en G. J. Sas. Woordvoerder was de heer Bloembergen.
Na ook zijnerzijds in eene ontboezeming te zijn getreden van de innige gehechtheid der ingezetenen jegens het Huis van Oranje en van hunne blijdschap over het bezoek van H.H. M.M. in de aloude residentiestad van de leden van het geslacht Oranje-Nassau, richtte spr. het eerbiedig verzoek tot H.M. om voor de Koningin als herinnering aan Leeuwarden te willen aanvaarden eene portefeuille met photographiën van enkele gedeelten der stad.
De Koningin-Regentes verklaarde, met het meeste genoegen dit geschenk voor hare dochter te aanvaarden. Voor baar beiden zouden, gelijk H. M. verzekerde, het gezicht op de photographiën de aangename herinneringen aan Leeuwarden slechts kunnen verlevendigen.
Daar wij vroeger reeds eene beschrijving van het album gaven, rekenen wij ons thans van die taak ontslagen.
Wij bepalen er ons thans daarom toe te vermelden, dat de photographiën zijn van den eereboog in de Prins Hendrikstraat, van de Oldehove, het oude Kanselarijgebouw, het oude Waaggebouw, het nieuwe Beurs- en Waaggebouw, het Paleis van Justitie, gezichten achter den Prinsentuin, op de molens bij de broodfabriek, Willemskade, Grachtswal, Brol en Kelders, Nieuwestad, het Stadhuis, den Stadsvijver, Werkmanslust met de Koninginnen en gevolg, tribune bij de harddraverij met de Koninginnen in Friesch costuum. Al deze photographiën zijn op keurige wijze vervaardigd door den heer C. Halbertsma alhier.
De luister der receptie werd door deze ovatie niet weinig verhoogd.
Buiten het paleis was het den geheelen avond weder niet minder levendig dan op de vorige avonden. Op de Langepijp speelde van 8—10 uur het stedelijk muziekkorps. Gedurende het laatste uur werd de geheele Nieuwestad door de bewoners door op de bruggen ontstoken Bengaalsch vuur aanhoudend in hellen gloed gezet.
De leden der feestcommissie waren vereenigd aan een diner in den foyer van de Harmonie, hun door hun voorzitter, den heer R. Bloembergen Ez., aangeboden. Waar het eene feestcommissie betrof, begrijpt men, dat het aan feestdronken van allerlei aard niet ontbrak.
Heden voormiddag om 10 ½ uur verlieten de Koninginnen onze stad. Langs den geheelen weg waren het weder hagen van menschen, die H.H. M.M. een hartelijk vaarwel toeriepen. In het voor H.H. M.M. gereed gemaakte prachtige wachtsalon bevonden zich de leden van het gewestelijk bestuur, de burgemeester en de raadsleden en verscheidene andere hooge burgerlijke en militaire autoriteiten en de officieren der schutterij.
Met meer dan éen der aanwezigen onderhielden de Koninginnen zich nog enkele oogenblikken, de Koningin bedankte den heer Bloembergen nog persoonlijk voor het Album, en de Koningin-Regentes deelde hem mede, nog gisteren avond de photographiën met genoegen te hebben bezichtigd, ’t Scheen alsof het H.H. M.M. moeite kostte, heen te gaan, gelijk van den anderen kant de overige aanwezigen, zichtbaar aan geheel hun voorkomen, een gevoel van weemoed niet konden onderdrukken door de gedachte, dat het lieve, aanminnige Koningskind en hare ieder evenzeer voor zich innemende waardige moeder ons, – wie weet voor hoelang ? – gingen verlaten. Nog een handdruk, nog een groet, het portier werd geopend, de Koninginnen begaven zich in het voor haar gereed staande salonrijtuig, de trein zette zich in beweging, uit aller mond klonk het „Leve de Koninginnen!” en de Koninginnen zelven hielden niet op met de zakdoeken te wuiven totdat het station aan haar oog was onttrokken.
Onze stad is thans weder tot haren gewonen toestand teruggekeerd. Maar onvergetelijk zullen blijven de dagen van 17 tot 21 Juni. Wat op deze dagen hier voorviel zal eene schoone bladzijde vullen in de geschiedenis van Friesland, ja van het geheele dierbare Vaderland. De band tusschen Friesland en Oranje is krachtiger geworden dan hij misschien ooit vroeger was. Het bewustzijn daarvan zal gegrift zijn geworden in het hart van al de duizenden, die uit geheel Friesland naar de hoofdplaats waren opgekomen, om van hun liefde en trouw jegens Koningin Wilhelmina, Neêrlands hoop ia de toekomst, getuigenis te geven. Het was eene soort van bedevaart, geheiligd door het liefde-betoon van de bevolking van een van Neêrlands meest belangrijke gewesten jegens de jeugdige Koningin en niet minder van vereering van de Koningin-Regentes voor hare trouwe toewijding aan da belangen van het gemeenschappelijk Vaderland!
Wij mogen onze verslagen van het bezoek der Koninginnen niet besluiten zonder een woord van dank en lof aan allen, die medewerkten tot het doen welslagen van alles, wat de jongste vier dagen ons bracht, — dank bovenal aan de burgers voor de goede orde, die onophoudelijk gehandhaafd en geen oogenblik door haar gestoord werd, waardoor aan politie en militaire macht, die zich beiden, van den morgen tot den avond, ja tot in den nacht, zoo ijverig hebben betoond, de altijd zware taak gemakkelijker werd gemaakt.
Dat wel iets over het hoofd zou worden gezien bij de beschrijving van de feestelijkheden met al hare ap- en dependenten, wien zal het verwonderen? leder, dien het trof, zal echter wel onze verzekering willen aannemen, dat het geheel onwillekeurig geschiedde.
Op verzoek thans enkele aanvullingen.
In de eerste plaats geldt dit den heer R. Feenstra Jz., goud- en zilversmid op den hoek van het Nauw. In een vorstelijk étui had hij tentoongesteld het voormalige waaggebouw in fil de grain zilver, te midden van eene omgeving van verscheidene andere prachtige voorwerpen in miniatuur, alles door gloeilampjes beschenen. Ook de volgende avonden duurde deze uitstalling, die algemeen werd bewonderd, voort.
Gaarne vermelden wij ook nog de door den heer P. Zeiss, in horloges, op den hoek van de Kleine Hoogstraat en Eewal, met veel zorg aangebrachte versiering, n.l. eene fraaie uitstalling van horloges, waarboven eene steeds in beweging zijnde decoratie, die mede nog elken avond was te zien.
De heer R. de Vries, kamerbehanger, verdient alsnog een woord van lof voor het drapeeren der feesttent of tribune, welke bij de harddraverij voor de Koningin was opgesteld, naar het ontwerp van den prov. hoofdingenieur, den heer S. J. Vermaes. De tribune vooral was prachtig. Gelijk wij vernamen, was het drapeeren zoowel van de tent aan de Oudeschouw, waar de Koninginnen gisteren, van het Sneekermeer komende, afstapten, als van de door H.H. M.M. met de stoomboot gepasseerde sluis mede het werk van den heer de Vries.
Het decoratief schilderwerk van de eerebogen aan den ingang van Achter de Hoven en van de Romkeslaan was van den heer P. Jansen.
Bij het aan de Koninginnen aangeboden Friesch costuum behoorden mede een diamanten halsslotje met kettingen, geleverd door den heer T. Bakker, goud- en zilversmid in het Nauw.
Toen de Koninginnen Zondag van het Friesch Museum naar het paleis terugkeerden, lieten zij het rijtuig stilhouden vóór het magazijn van den heer Titus Postma op den Eewal, waar het portret der Koningin ten voeten uit in Delftsch aardewerk, uit de fabriek van ’t Hoofd en Labouchère, was ten toon gesteld, benevens nog eenige hoogst belangwekkende kunstvoorwerpen. Daags te voren waren reeds namens de Koninginnen bij den heer Postma eenige inkoopen gedaan, evenals bij den heer M. J. Nolet (firma H. Adama).
Juweel ten geschenke aangeboden aan Koningin Wilhelmina | fotograaf H. I. van Dorp | Historisch Centrum Leeuwarden FDKOHUISB007
De op de lijsten der harddraverij in goud voorkomende wapens en gekroonde leeuwen zijn niet gedrukt, maar gepenseeld, naar eene teekening, ontworpen door den heer Heerke Wenning.
De namen der zes schoolmeisjes, die Zaterdag ter gelegenheid der aubade aan de Koningin bouquetten aanboden, zijn: M. W. Kuijpers, C. J. Meijer, J. C. Baart de la Faille, J. C. Beucker Andreaæ, J. M. C. Feltz en B. M. A. van Munster.
Tot slot nog het volgende: Bij de doopplechtigheid van onze Koningin was een deel der werkzaamheden opgedragen aan den heer Frederik van Straten, gepensioneerd adjudant dd. officier van het O. I. leger, ordonnans van wijlen Koning Willem III. Aan zijn neef en naamgenoot, boekhouder aan de Coöperatieve Handelsdrukkerij alhier, werd thans de vereerende taak opgedragen: in het album, gevoegd bij het door Frieslands vrouwen aan de Koningin aangeboden huldeblijk de namen der geefsters te schrijven.
De Koninginnen te Groningen.
De extra-trein, waarmede H.H. M.M. de Koninginnen uit Leeuwarden vertrokken, kwam 10.30 aan het grensstation Visvliet aan.
___________________________________________________________ |
Naar 28-06-1892 Leeuwarder Courant, dinsdag
Naar 17 – 21 juni 1892: Verslaglegging Bezoek Koninginnen Wilhelmina en Emma aan Friesland