21-11-1820 Verkoop 17 Jukken Uiterdijksland van de boerderij “Pollux” aan Jan Marissen x Meike Damsté + constitutie beklemrecht

___________________________________________________________

21-11-1820 notaris mr H. W. Hoving, aktenummer 270

___________________________________________________________

Voor ons ondergetekende Mr Hendrik Willem Hoving, Openbaar Notaris residerende te Onderdendam Gemeente Bedum Canton Middelstum Kwartier Appingedam Provincie Groningen en in tegenwoordigheid van nagenoemde getuigen zijn gecompareerd
Jan Pieters Vork Landbouwer woonachtig te Zuurdijk Gemeente Leens Canton Winsum Kwartier en Provincie voorschreven, en
Anna Luijes Dijkhuis zijne Echtgenote,
welke hij tot het mede passeren dezes auctoriseert, dewelke onder belofte tot alle vereischte vrijwaring ingevalle van Evictie en gebreeken als naar de wet hebben verkocht,
aan den Heer Jan Marissen, eigenaar woonachtig te Groningen en Mejuffrouw Meike Damsté zijne echtgenote, beide hier tegenwoordig en in Koop aannemen,
den Eigendom van Zeventien Jukken Uiterdijkland, met de derde part in eene daarbij behoorende Kwelder, mandelig met Jan Ennes Huizing en Jacob Alberts, en tezamen met denzelver aandeelen, dat is dus in het geheel groot plus minus Vijf Jukken waarvan van een en andere de vaste en altoosdurende beklemminge aan de Verkoperen verblijft voor eene Jaarlijksche huur van Zestig Guldens,
gelegen onder Zuurdijk Gemeente Leens,
hebbende tien drie vierde Juk
tot naaste zwetten
ten Oosten de Provinciale Dijk
ten Zuiden Jan Ennes Huizing, het na te noemen tweede perceel van Zes en een vierde Jukken, benevens Jacob Alberts,
ten Westen de Koper, en de Verkopers respectivelijk als eigenaars en meijerlieden, en
ten Noorden de Oude Provinciale Dijk, 

en de overige Zes en een vierde Jukken,
ten Oosten Jan Ennes Huizing,
ten Zuiden het Reitdiep,
ten Westen Jacob Alberts en
ten Noorden de Verkopers als eigenaars en meijers te zamen, 

alles met zijne rechten, servituten, lasten en zwarigheden, genoemd en ongenoemd, bekend of niet bekend zonder uitzondering, invoegen de vrouw verkopersche blijkens verzegelde scheid, en afkoopbrief van den Een en dertigsten Julij achttienhonderd zeven voor het voormalig Gericht van het Hunsingo Kwartier beleden, de voorschrevene tien drie vierde Jukken bij scheiding en deeling der Nalatenschap van wijlen haren eersten Eheman Marten Ædsges die dezelve hadde aangekocht ingevolge Authentieke Koopacte in dato Achtentwintigsten Mei Zeventienhonderd vier en tachtig beleden voor Doctor Willem Entrup (in der tijd) geconstitueerde Richter te Wehe, Zuurdijk en Nienklooster, dezelve heeft aan zich bekomen, en de gezamentlijke Comparanten Verkoperen de andere Zes en een vierde Jukken, benevens een derde portie in de hierbij behorende Kwelder, hebben aangekocht bij acte van den zesentwintigsten van Bloeimaand achttienhonderdtien, beleden voor Docter Hendrik Hagenauw Brongers (toen) Gequalificeerde Zegelaar te Leens, dus verre het een en andere daar hun is bezeten geweest, en heeft kunnen worden verdedigd, en door de Koperen zoo als dezelve bij dezen erkennen, door het ontvangen van vaarschrevene bewijzen van aankomst en wettig bezit reeds tot genoegen is aanvaard. 

Deze verkoop is geschied voor den prijs en som van Twaalf Honderd Guldens, welke de Verkoperen bekenden van de Koperen reeds ten vollen te hebben ontvangen, waarvoor zij bij dezen kwiteerden.
Partijen verklaren voorts ter oorzake van dezen verkoop ten aanzien en met nadere bepaling der voorwaarden van het tusschen hen bestaande Contract van vaste beklemming in vroegere acten omschreven, speciaal van hetgeen beschreven is in eene verzegelde Koopbrief van den tweeden November zeventienhonderd acht en zeventig voor Doctor Albert Pieter Driessen, als Rigter van Delfzijl in Groningen beleden, voor hun en hunne Successeuren, alsnu met betrekking tot het geheel  overeengekomenen te zijn, te weeten den Heer Jan Marissen en Mejuffrouw deszelfs Echtgenote voornoemd ter eenre, benevens Jan Pieters Vork en Anna Luijes Dijkhuis Echtelieden mede voornoemd ter andere zijde; 

dat het recht van beklemming der daarbij in der tijd door den toenmaligen eigenaar aan de predecesseuren van laatstgemelde Contractanten verkochte twee en een halve Jukken behuisd binnenland, en een honderd zestien en een vierde Jukken Uiterdijksland, alsmede van (volgens den inhoud dier Koopbrief) plus minus Zestien of Zeventien Jukken Kwelder, edoch welke Kwelder aan afslag is blootgesteld, en alzoo nu niet meer deze grootte bevat; 

waarvan de Contrahenten ter eenre zijn eigenaars, en de laatstgenoemde Vrouw alsnog als Weduwe van wijlen haren eersten Man Marten Ædsges bij dezelven als Meijersche te boek staat, met insluiting van de Zeventien Jukken Uiterdijk benevens de daarbij behorende Kwelder, waarvan de Eigendom hierboven aan de Contrahenten ter eenre is getransporteerd, aldus zal zijn geconstituëerd en ingericht: 

dat, hetzelve zal zijn vererfbaar zoowel in de opgaande, neergaande als zijdliniën; 

dat de meijerlieden ten allen tijde van de betaling van het zes jarig geschenk zullen zijn en blijven bevrijd: 

dat in gevalle van verkoop verwisseling of andere overdragt hoe ook genaamd van voorschrevene beklemmingen, door den verkoper als afgaanden Meijer één jaar huurs tot geschenk voor het uitboeken, en door den kopers als aangaanden Meijer mede een Jaars huurs tot geschenk voor het inboeken, aan den eigenaar zal worden betaald; 

dat in dit geval echter de eigenaar niet verpligt zal zijn om den aangaanden Meijers eender in te boeken, alvorens de afgaande zijn geschenk zal hebben voldaan: 

dat in gevalle van vererving van gemelde beklemmingen, in de opgaande, neergaande of zijdliniën een Jaar huurs tot geschenk voor het inboeken van den nieuwen Meijer aan den Eigenaar zal worden betaald: 

dat indien de Meijer of Meijersche zich ten Huwelijk zal hebben begeven, dezelve des verkiezende, zijne vrouw, of haren Eheman, als Meijersche of Meijer nevens hem of haar tegens betaling van een Jaar huur tot geschenk aan den eigenaars zal kunnen laten inboeken, gelijk ook en gevalle de Beklemminge mogt komen te vererven op eenen man of op eene vrouw die gehuwd is, de persoon op wien de beklemminge vererft, mede ten allen tijde wanneer dezelve dit verlangt, zijne vrouw of haren man tegelijk met zich zal mogen laten inboeken, en alsdan verpligt zijn daarvoor boven en behalve het geschenk voor zich zelven, ook het geschenk op het inboeken cas trouwen staande te behalen: 

dat de Eigenaar niet gehouden zal zijn meer dan een Meijer en Meijersche Ehelieden te zamen als vaste Beklemde Meijerlieden te boek te brenge, als alleen in het geval dat deeze beklemminge op minderjarigen of meerder- en minderjarigen te zamen mogte komen te vererven in welk geval dezelve, des verkeizende onder den collectiven naam van Kinderen of Erfgenamen onder betaling van het geschenk bij vererving bepaald zullen kunnen worden te boek gebragt, en bij meerderjarig wording van den jongsten der erfgenamen, of indien de beklemming gedurende gemelde minderjarigheid aan een dier Erfgenamen bij scheiding allen mogt worden overgedragen zal voor het te boek brengen van den geenen aan wien de Beklemminge als dan zal worden toegewezen mede een jaar huur tot geschenk aan den Eigenaar worden betaald: 

dat de tweede Contrahenten en derzelver successeuren als meijerlieden zullen verpligt zijn, om voor het gebruik van gemelde landerijen aan de eerste Contrahenten of hunne successeuren, als Eigenaars jaarlijks op Midwinter, voor de eerste maal op Midwinter eerstkomende, tot eene vaste huur, welke nimmer zal kunnen worden verhoogd of verminderd te betalen, de van ouds, steeds en tot hiertoe van deze plaats en landerijen hier boven breder omschreven, betaalde jaarlijkschen huur, ter som van Vierhonderd vijf en zeventig Guldens, met bovendien van de voorschrevene zeventien Jukken Uiterdijk en daarbij behorende Kwelder, ter som van Zestig Guldens, dus in genere Vijfhonderd vijfendertig Guldens, in goed gangbare klinkende Nederlandsche muntspeciën, vrij van alle lasten en belastingen, zoo ordinaire, als extraordinaire, algemeene of gemeente lasten, zijlschotten, en alle anderen, hoe ook genaamd welke van oudsher zoowel tot laast der eigenaren als van de Meijerlieden pleegden te worden geheven, als die tot der Meijerlieden last verblijven zullen, zoodat de Eigenaars de bepaalde jaarlijksche huur op den verschijndag, zuiver en zonder eenige korting van op gemelde lasten, zullen kunnen ontvangen: 

dat de Contrahenten ter andere zijde of derzelver successeuren, het recht zullen hebben, om het geheel van voorschrevene in naam plus minus Eenhonderd drieenvijftig en een halve Jukken land te splitzen in twee gedeelten of onderscheidene boerenplaatzen ten einde die te zamen of afzonderlijk zelve in gebruik te kunnen blijven behouden, of des verkiezende de vaste beklemming daarvan als bovengemeld te mogen verkopen of vervreemden in diervoege, dat deeze splitzing geschieden zal op zoodanige wijze dat de naaste zwetten van het eene perceel groot plus minus drie en zestig drie vierde Jukken, dewelke alsdan tot Jaarlijksche huur zal doen Twee Honderd Zes en Veertig. Guldens tachtig Cents f 246-80 Cts zullen zijn
ten Oosten de landen binnen de Provinciale dijk gelegen en Jan Ennes Huizing,
ten Zuiden het Reitdiep,
ten Westen het tweede perceel en
ten Noorden de oude dijk, 

en van het tweede perceel groot Negentachtig drie vierde à Negentig drie vierde Jukken zullende alsdan tot huur doen Tweehonderd Acht en tachtig Gulden twintig Cents f 288-20 Cs
ten Oosten het perceel Numero Een,
ten Zuiden het Reitdiep,
ten Westen Sara Hindriks Weduwe van wijlen Eije Roelfs en
ten Noorden de landen binnen de Provinciale dijk gelegen: 

dat de Contrahenten ter andere zijde of hunne Successeuren ook het recht zullen hebben om op de respective percelen land geheel na derzelver willekeur een of meer behuizingen en schuuren te mogen bouwen of herbouwen, zoo groot of klein als zij zullen te rade worden; voorts ook de Landerijen te gebruiken mede naar hunne vrije willekeur hetzij dezelve groen te gebruiken, of te breken, zonder dat de eerste Contrahenten of derzelver Successeuren als Eigenaars zich daar tegens op eenigerhande wijze zullen kunnen verzetten, of eenige wet reglement, of Staatsresolutie hier tegen inroepen: 

dat in het geval dezer bedoelde splitzing, bij de eerste verkoop van het eene perceel door de tweede Contrahenten alsdat van dat Perceel van voorschrevene Landerijen waarvan de vaste beklemming invoegen opgemeld door hun lieden verkocht zal zijn, de nieuwe Koper nevens zijne Ehevrouw indien hij gehuwd is, vrij van betaling van geschenk door den Eigenaar zal worden te boek gebragt, gelijk ook evenmin voor dat geval de verkoperen voor het uitboeken, iets aan de Eigenaars verpligt zullen zijn te betalen, en dat dan even zoo veel voor dat maal de beide Contrahenten ter andere zijde zonder betaling van eenig geschenk enkel als meijerlieden van het andere perceel, hetgeen dezelve aan zich behouden, door de eerste Contrahenten als Eigenaars zullen worden te boek gesteld: 

Eindelijk dat de kosten dezer acte, en die van derzelver registratie blijven tot laste van de Contrahenten ter andere zijde. 

Van al hetwelk de acte aan Partijen is voorgelezen. 

Gedaan en gepasseerd, ten Kantore van ons Notaris te Onderdendam, den Een en twintigsten November achttienhonderd twintig in tegenwoordigheid van Sijmen Jacob Weg, veldwachter van de  Gemeente Bedum en Egbert Homan, buiten bepaald beroep, beide woonachtig alhier te Onderdendam, als getuigen hiertoe verzocht die dezen nevens de partijen en ons Notaris hebben vertekend. 

___________________________________________________________

Naar boerderij “Pollux”