H. J. Zijlma uit Zuurdijk geeft in het Groninger Landbouwblad een beschouwing over het waterschap “Electra”.
De tekst is nog niet gevonden, maar wel de commentaren als beschreven in de vergaderingen van de Waterschappen.
___________________________________________________________ |
20-01-1926 Nieuwsblad van het Noorden
Waterschap Westerkwartier.
ZUIDHORN, 19 Jan. In het waterschapshuis alhier vergaderde gistermiddag het hoofdbestuur (voltallig) met de leden der onderdeelsbesturen. De heer Aukema was wegens ziekte afwezig. De voorzitter, de heer G. E. Schuiringa, hield een lange toespraak, na alvorens het welkom aan de heeren — w.o. ook was het oud-lid van ’t hoofdbestuur, de heer Zantinga — te hebben toegeroepen en de beste wenschen voor ’t Waterschap te hebben uitgesproken.
Verder memoreerde hij de rampen van den watersnood, daarbij opmerkende, dat de waterstaatkundige toestand van ons land op vele plaatsen nog zeer te wenschen overlaat.
De toestand van de kleistreken in Westerkwartier besprekend, zei spr., dat in den zomer hierop niet veel valt aan te merken; werd gewezen als een groote fout de onvoldoende afstrooming van het water van het benedenpand van het Reitdiep naar zee, waarom indertijd tot de oprichting van Electra werd besloten.
De toestand werd besproken hoe die is sedert 1917. Hierbij werd uitvoerig stilgestaan. Wat ’t hoofdbestuur doen kan, doet zij, bij welke gelegenheid soms meer of minder tegenstand wordt waargenomen, doch waarbij ook van medewerking kan worden gesproken.
Alsnu werd het artikel van den heer H. J. Zijlma te Zuurdijk besproken. Dit art. komt voor in het laatste Gron. Landbouwblad, welk art. geheel bezijden de waarheid werd genoemd en uitvoerig met cijfers werd bestreden.
Vervolgens werd de waterstaatkundige toestand van Drente en Groningen bezien, wat nogal ten nadeele van eerstgenoemde provincie uitviel, om tenslotte breedvoerig stil te staan bij de werken van Electra, en bij den „omslag”, van welke sedert 1914 tot heden een tabel werd gegeven, die natuurlijk nogal uiteenloopt, en hoe het komt, dat er thans zooveel meer moet worden bijgedragen. De rede werd toegejuicht.
[]
Tijdens de behandeling werden verschillende vragen gedaan, speciaal op Electra betrekking hebbende en de vraag gedaan door den heer Westerhuis of het wenschelijke niet werd ingezien om een vierde pomp er bij aan te schaffen, opdat de capaciteit van het gemaal werd verhoogd, werd door den voorzitter beantwoord, dat er indertijd door de deskundigen is gezegd, dat 3 pompen voorloopig voldoende, waren. De voorzitter zei verder, dat het zeer bezwaarlijk ging in eene vergadering als deze een oordeel te kunnen zeggen over het al of niet wenschelijke van de aanschaffing van een vierde pomp; men moet met allerlei factoren rekening houden.
Dat de omstandigheden der laatste weken zeer abnormaal waren is voldoende met cijfers omtrent den regenval aangetoond. Wat de hooge kosten voor Electra betreffen, deze zijn in hoofdzaak te wijten, dat er tot 1930 jaarlijks f 100.000 moet worden afgelost, daarna f 40.000. Er is wel 2 keer een ton buitengewoon afgelost, doch dit heeft geen betrekking op het leeningsplan, ’t welk de aflossing voorschrijft.
Toch drong de heer Westerhuis nog op een pomp er bij aan en vroeg maar de kosten. Op dit laatste gaf de vice-voorzitter ten antwoord, dat dit plm. f 65000 zou kosten.
De heer Havinga vroeg of een vierde pomp wel noodig was, waarop de heer Westerhuis als zijn meening te kennen gaf, dat dit wel noodig was, gezien den abnormalen waterstand.
De heer Nieuwenhuis merkte op, dat al zijn er ook vier pompen, toch zullen we weer hoog water krijgen.
De heer Poll vroeg over de afkoopsom van ’t Wat. Nw. Eeuwer-Aalsum, groot f 30.400, hoe die was berekend, waarop de voorzitter antwoordde, dat men hiertoe komt door de onderhoudskosten te kapitaliseeren. Electra droeg tot heden bij in het onderhoud van den weg voor het 5/13 gedeelte. De lasten voor de ingelanden van het wegwaterschap waren zeer hoog.
De heer Havinga besprak de Drentsche toestanden. Het land tusschen Eelde en Peize staat onder water. Al kwam er ook een vijfde pomp bij, toch kan al ’t water niet wegkomen. Heel van Veenhuizen komt het water naar ons toe.
De heer Westerhuis begon toen over de steenkool. (Hierover is vroeger reeds een mooie verklaring gegeven in dit no. van 31 Dec.) De voorzitter verwees den vrager daarnaar en zeide verder, dat de kolenvoorziening berust bij het P. E. B. Echter zal op de e.v. vergadering van Electra deze kwestie te berde worden gebracht.
De heer Leegte deed de vraag, waarom de omslag zooveel is verhoogd, waarop de voorzitter antwoordde, dat dit door de verhooging van den omslag voor Electra kwam en dat Gecomm. liever ineens flink in de hoogte wilden, daar er tot dusver te weinig was gereserveerd.
De post „onvoorzien” is de laatste jaren steeds aan den lagen kant geweest. Men behoeft nu, behoudens onvoorziene omstandigheden, de eerste vier jaar niet verder te verhoogen.
Bij mededeelingen deed de voorzitter dit omtrent den opgerichten Bond van Waterschappen, waarvan ruim 60 Waterschappen lid zijn en wekte de aanwezigen op, om hunne medewerking te verleenen, opdat zooveel mogelijk alle waterschappen lid mochten worden.
[]
De heer Vermeer vroeg nog eens naar het ingezonden stuk van den heer Zijlma. Moeten de heeren van Electra dat nu maar voor zoete koek opeten?
De voorzitter zei, dat de voorzitter van Hunsingo en spr. besloten hadden de zaak in de gecombineerde vergadering te bestrijden. Zij meenden dat zulks voldoende was. Het was h.i. beter geweest wanneer de heer Z. zich tot het bestuur van Electra had gewend om inlichtingen.
[]
Sluiting.
___________________________________________________________ |
1928 en 1929 “Electra een mislukking?”