Winter 1979
een persoonlijk verhaal
Die winter, het begon eigenlijk al eerder. Eind 1978 sneeuw, ijzel, gevaarlijke wegen. Een sprookjesachtige oud en nieuw, dikke sneeuw, met een nachtsneeuwwandeling in Waaskens, Friesland, waar ik was en P nog altijd woont.
Het ging zo door in januari en februari, sneeuw, ijs en ijzel wisselden elkaar af.
Op 13 februari was mijn moeder jarig. Mijn ouders woonden in Tytsjerk. Ik had voor haar verjaardag vrij genomen en was na het weekend bij P in Waaksens, onder Holwerd, gebleven, om die dinsdag van daaruit naar Tytsjerk te gaan. Die dag waaide het hard en het bleek heel erg geijzeld te hebben. Wat te doen? Wel naar Tytsjerk? Of toch proberen om naar Zuurdiek te komen, want woensdag moest ik wel naar mijn werk, in Delfzijl. Begin van de middag leek het te doen, dus besloot ik naar Tytsjerk en dan later door naar Zuurdiek te gaan. P kwam na mijn telefoontje dat het kon ook, met zijn eigen auto.
We aten bij mijn ouders, en gingen vroeg weg, want we vertrouwden het weer toch niet echt. Er was dooi voorspeld, dus wie weet, weer ijzel? Mijn moeder vroeg of we allebei even wilden bellen als we thuis waren. P was er natuurlijk het eerste en vertelde dat er een sneeuwstorm was begonnen en dat hij door duinen moest rijden. Mijn moeder kon dit amper geloven, het was toen in Tytsjerk nog niet aan de gang.
Ik reed over Buitenpost, de Lauwerszeeweg. In de bocht naar links, bij de afslag naar Warfstermolen, werd ik op 4 wielen (ik reed in een eend) naar de linkerberm geblazen, zo glad was de weg, en zo hard was de wind uit het oosten.
Na de weg door de Kollumerwaard ging ik richting Zoutkamp, weer op het oude land. Daar stonden toen nog iepen langs de weg. Bij iedere iep had zich een duin gevormd. Met moeite kwam ik erdoorheen.
Thuisgekomen belde ik mijn moeder en vertelde over de moeizame tocht. Ze zei ‘dan heeft P dus toch niet gefantaseerd’, want ze had hem niet geloofd. De volgende dag moest ik cursus geven in Delfzijl. Ik belde mijn collega in Appingedam en zei haar dat als het zo bleef ik de volgende dag niet zou komen. Ik zou ‘s morgens naar radio Noord luisteren om te horen of de bussen reden en haar dan bellen.
De volgende ochtend, 14 februari, was er wonderlijk licht in mijn kamer. Op radio Noord werd gemeld dat de bussen niet reden. Mijn collega gebeld, die nog niet doorhad hoe erg het was. Zij kon dus ook niet op het werk komen. We waren zo naïef dat we onze heel groep hebben gebeld dat we niet konden komen. Alsof zij die de cursusruimte wel hadden kunnen bereiken…..
Het vreemde licht in mijn kamer bleek te komen doordat mijn ramen volledig in de sneeuw zaten. Er waren nog een paar kleine gaten open.
Ik heb P gebeld die naar Leiden moest, dat hij niet moest gaan, maar hij zei ‘ik heb daar een afspraak’. Later belde hij mij dat ik gerust kon zijn, hij kon de poort voor zijn boerderij niet uitkomen. Ondertussen bleek ook Tytsjerk ingesneeuwd te zitten.
Halverwege de ochtend kwamen Jan D, die met Olga en hun dochter Sasja op de Rondenburg, de oude boerderij van Calon, op nr 26, woonden, samen met Jacques, de jongste zoon van Calon, dik besneeuwd, bij mij aan. Ze namen mijn hond Ruch mee en zijn nog tot de boerderij van Duurt Hekma, boerderij “Huizingheem”, gekomen. Als sneeuwpoppen kwamen ze weer terug, vooral Ruch!
De hele dag luisterde ik naar radio Noord, of omrop Fryslan. John Bolt, verslaggever van radio Noord, wonend in Schouwerzijl, maakte prachtige ooggetuigenverslagen. ‘s Avonds op het nieuws op tv (ik had toevalligerwijze net een tv gekocht en kon dus het nieuws zien) kon je bij alles zeggen ‘oh, het is hier veel erger’, maar ja, alle moderne media waren er nog niet, dus kon je het niet laten zien. De verslagen van John klopten dus wel!
Mijn achterdeur kon niet open, zat vastgevroren. Er lagen enorme duinen in mijn tuin, vanaf de garage van nr 13, mijn buurhuis. Ik heb mij huis nooit meer van zo’n hoogte kunnen bekijken. Nr 17, mijn andere buurhuis, was een recreatiewoning, dus niet verwarmd. Het zat tot het dak in de sneeuw. Datzelfde gold voor nr 9, waar Willem Brandenburg woonde. Die was bij zijn vriendin in Weesp. Het huis was helemaal ingesneeuwd. Ook nr 7, toen ook een recreatiewoning, was ingesneeuwd. Het huis van Jan Ottens, nr 3, was verkocht aan lutje Gerrit (van Dijk), die woonde op nr 25, 1e Nijhoezen. Het huis op nr 3 was dus ook niet bewoond. Het huis op nr 19 stond toen te koop en was ook onbewoond. Bij alle onbewoonde, onverwarmde huizen onstonden heel hoge sneeuwduinen.
Op nr 12 woonden Janny en Frits, die schilder was. Hij probeerde nog naar zijn werk te komen, haalde bijna het eind van 2e Nijhoezen, maar moest daar terug, liep vast op een duin. Mijn buurvrouw op nr 13 was hoogzwanger. Zij hadden maar één buitendeur, een achterdeur. Die zat ook vastgevroren. Ze konden alleen door het zijraam aan mijn kant eruit. Dat lukte haar met haar zwangere buik niet. Ze heeft dagenlang in huis vastgezeten.
Op donderdag ging de wind wat liggen en kwam er ook een beetje leven. Buurman Kees besloot met overbuurman Frits naar het dorp te gaan. Dat ging met de nodige stops en borrels gepaard. Op de terugweg gingen ze nog even langs bij Chiel en Tally, op 1e Nijhoezen, op nr 32. Daar bleek dat Frits toch heel veel te diep in het glaasje had gekeken. Hij werd zo misselijk dat hij uiteindelijk in kleren van Chiel, maten te groot, naar huis moest. Thuisgekomen zei hij, met dubbele tong tegen zijn vrouw, ‘ik wil met jou naar bed’. Zij wilde niet en waarop hij zei ‘dan ga ik bij je weg’. Ze vroeg hem of hij nog koffie wilde voordat hij vertrok.
Buurvrouw op nr 13 was erg boos op haar wederhelft omdat hij haar alleen thuis had gelaten, en zij bang was, alleen thuis.
‘s Nachts, het was toen ineens heel rustig, kwam Olga bij mij langs. Olga, overbuurvrouw Janny en ik zijn toen als pubers gaan glijden van de enorme sneeuwduin die vanaf nr 17 de weg opging.
Op vrijdag ging er een ploeg uit het dorp naar Leens, dwars over het land, om boodschappen voor het hele dorp op te halen. Ze haalden de krant, een week later stond het groot op de voorpagina van de Hoogelandster. Ze werden met voorrang bediend bij bakker Peters, want Leensters konden wel weer terug komen als het brood uitverkocht raakte. Jannie Kloosterman, die daar toen werkte, kan zich dit heel goed herinneren.
Buurman Kees en buurman Frits kwamen mij die dag helpen om sneeuw van de zolder te halen. Ik had een aangesmeerd pannendak en daardoor lagen mijn twee zolders vol met stuifsneeuw. Het moest allemaal via mijn kippenladdertje voor en de ladder achter. Het waren minstens vier kruiwagens vol. Deze storm was wel de aanleiding om een jaar later mijn daken te isoleren.
Het insneeuwen bevorderde wel de creativiteit. Zo heb ik hartige koekjes gebakken van brinta, die ik toevallig in huis had, maar niet lustte, met kaas en marmite. Ze waren lekker maar ik heb ze nooit meer gemaakt. Nooit meer brinta in huis gehad.
Op vrijdagavond werden we ‘bevrijd’ door tanks van het leger. Die avond werd er een bingo georganiseerd, waar ik niet naartoe ben geweest. Het dorp was te ver weg en het was veel te lekker in huis.
Het was dat hele weekend nog wel verboden gebied, om ramptoerisme te voorkomen. Op zondag ben ik een lange wandeling gaan maken, achter in het land, met vader Calon en kinderen Titia en Jaques, want alleen was veel te onveilig. Veel reeën gezien. Prachtig, was het, dat spookachtig maar ook sprookjesachtig witte landschap!
P kwam op maandag. Hij heeft nog zeker weer vier kruiwagens sneeuw van zolder gehaald. Buiten gooiden we met stokken op het dak van nr 17, onze honden haalden de stokken daarvan af.
Willem Brandenburg, nr 9, kwam die dag langs, maar heeft onmiddellijk rechtsomkeert gemaakt. Doordat hij geen sneeuw heeft geruimd is zijn bruggetje later doormidden gebroken. En hij had aardig wat waterschade in huis.
Ik startte die dag mijn eend die geheel en al onder de sneeuw had gestaan. Tot ieders verwondering deed hij het gelijk. Stom genoeg ging ik er niet mee weg. Later bleek alles door deze start vastgevroren. Hij werd toen door Duurt Hekma met de tractor aangetrokken. En ik moest een verplicht toertje door alle sneeuwmuren maken. Zo kon ik op woensdag toch naar mijn werk in Delfzijl.
Mooi gevolg was wel dat Duurt mij aanbood m’n eend in de winter in zijn schuur te stallen. Ik heb dat een aantal jaren gedaan. Was gelijk een goede ochtend- en avondwandeling voor mijn hond.
De eigenaar van nr 19, dat toen dus te koop stond, had geen geduld om te wachten tot de sneeuw gesmolten was. Hij liet een kraan komen, die een groot stuk uit de muur stootte. Ik meen me te herinneren dat Hans Leopold het huis heeft gekocht met dat stuk uit die muur. Hij keek ook nog even naar nr 17, dat ook te koop stond, maar dat was helemaal in beslag genomen door de ratten. Dat zag hij niet zitten. De eigenaren van dat huis (het waren recreanten uit Groningen, die altijd met de bus kwamen, maar hier nooit in de winter waren) zijn er na de sneeuwstorm nooit meer in teruggekomen. Ik mocht het van hun verkopen. Dat was onbegonnen werk waar ik geen trek in had, maar ik had dus wel de sleutel om het aan Hans te laten zien. Later werd het gekocht door T en T.
Met pasen ging ik naar Griekenland, naar een vriendin die daar was gaan wonen. Ik had foto’s bij me. Ze geloofde haar ogen niet.
Het duurde heel lang totdat alle sneeuw gesmolten was. Rond koninginnedag lagen er nog muren sneeuw tussen Uithuizermeden en Roodeschoo!…. en in de omgeving van Zuurdiek was ook nog het nodige te vinden!
Het was een prachtig avontuur, om nooit te vergeten. Een avontuur dat wel nooit herhaald zal worden. De toevallige omstandigheden die maakten dat dit kon gebeuren, ijzel na weken steeds sneeuw, vorst en dooi, en vervolgens een sneeuwstorm uit het oosten over die ijsvlakte, waardoor alles zich bij achter de huizen en boerderijen ophoopte en enorme sneeuwduinen kon maken…….. ook de toen nog levende oudste Zuurdieksters konden zich niet herinneren ooit eerder zoiets meegemaakt te hebben.
Het was alleen jammer dat ik mijn naaimachine in Waaksens had laten staan want wat had ik lekker kunnen werken, al die dagen, thuiszittend…………
Dit verhaal is eerder verschenen in de Sutherdike, de dorpskrant van Zuurdijk.
Aanvullende verhalen over de sneeuwstorm op Zuurdiek zijn welkom, a.broekhuizen@zuurdiek.nl.
Annette
Naschrift van Albert Geurink, toen wonend op nr 52
Jouw datum klopt, want 14 februari 1979 viel op een woensdag; ik had de avond ervoor, dinsdagavond 13 februari, nog een bestuursvergadering op mijn jeugdcentrum in het Stadspark in Groningen en ben tegen twaalven nog terug gereden naar Zuurdijk, waarbij ik regelmatig dacht het niet te halen, toen ik telkens weer met mijn auto voor een grote duin kwam te staan; elke keer maar weer een flinke aanloop genomen om me door elke nieuwe sneeuwbarriëre heen te werken. Ze leken met de minuut hoger te worden. Feitelijk gekkenwerk om daar doorheen te willen rijden, maar eenmaal op pad wou en kon ik niet meer terug. In de weken ervoor had ik me al in het nemen van sneeuwduinen kunnen oefenen. Ik ben ook niet eerder uit deze vergadering gelopen omdat we in Stad geen idee hadden wat er zich aan sneeuwstormen en –duinen buiten de stad af speelde.
Van anderen die een uur later deze weg naar Zoutkamp namen, hoorden we later dat zij onderweg voorgoed met met auto vast kwamen te zitten en lopend verder moesten.
Gelukkig was ik net op tijd in Zuurdijk binnen, de mensen na mij haalden het toen niet. Hun auto’s moesten later uitgegraven worden.
Albert
___________________________________________________________ |
Naar Verslaggeving sneeuwoverlast