1942: Herinneringen aan Hendrika Leopold-Tonkes door kleindochter Hendrika Leopold-Tonkes

___________________________________________________________

Ter herinnering aan Grootmoeder
HENRlKA DIJKHUIS- BEUKEMA,
geboren 5 januari 1810. 

Ze werd 63 jaar oud. Haar oudste kleindochter Henderika Leopold-Tonkes (1859-1950) tekende dit op in 1942:

Dit “schrijfboek” kwam mij dezer dagen in handen, en toen zag ik, dat Grootmoeder Henrika Dijkhuis – Beukema juist voor honderd jaar daarin verzen heeft overgeschreven, verzen die haar toen blijkbaar getroffen hebben. 

Ik verdiepte mij toen in herinneringen aan deze algemeen gewaardeerde vrouw. 

Ik heb ze alleen in mijn kinderjaren meegemaakt, en dan ook alleen in vacanties, die ik met mijn jonger zusje Wiepke (Louwes-Tonkes) op Midhuizen mocht doorbrengen. Daarvan staat mij nog veel levendig voor de geest, en het lust mij nu daarvan op deze plaats iets op te tekenen. Het is mij nog steeds een genot aan die bezoeken terug te denken. 

Wiepke en ik hebben elkaar wel eens bekend, dat onze mooiste herinneringen uit de vroege kinderjaren met Midhuizen verwezen zijn. Het middelpunt van alles was Grootmoe al doe ik daarmee andere bewoners niet te kort. 

De reizen daarheen gaven al emoties van bijzondere aard. Ik weet de tijd nog, dat er geen treinen reden van Nieuweschans naar Groningen, dat we per “bargen (een tussen-ding tussen trekschuit en stoomboot) van Zuidbroek naar de stad voeren. Dit uit de tijd, dat we als kleine meisjes met
moeder reisden. Frans Hartman, de knecht die moeder uitreed in die tijd, bracht ons al vroeg in de morgen naar Zuidbroek, en bij Monkhorst stapten we over en het tweede bedrijf van de reis begon. Er vielen daar heel wat emoties te verwerken. Het was zo knus in de kajuit, af en toe eens het trapje op naar boven, waar ook altijd wat te beleven was, en na een of drie ging de bel en waren we bij het kleine poortje. De bootreis uur was volbracht en een nieuw hoofdstuk begon. 

De stad met haar drukte imponeerde ons dagkinderen niet weinig.
Nu met moeder boodschappen doen en eens een bezoekje afleggen tot we bij Niehof (“ ’t Blauwe Peerd”) kwamen, waar Opa altoos zijn paarden en wagen stalde als hij in de stad was voor de vergaderingen van Gedeputeerde Staten. Ongeveer 3 uur werd ingespannen en ging het verder. Nog even weet ik, dat de wallen van Groningen toen nog niet geslecht, waren en we dus door de poort reden.
Nog hoor ik het geluid van de hoefslagen van de paarden, die me haast, een rilling bezorgden. En dan lag weer de stad in haar beslotenheid achter ons. Nog even de “mouskertoenen” die aan de Boteringepoort aansloten en we waren weer in ’t vrije veld. 

Via Adorp-Sauwert-Winsum-Mensingeweer~den Hoorn-Wehe-Leens-Ulrum, ging het nu naar het beloofde land. 

Eindelijk stond het, rijtuig stil voor de grote witte schuurdeuren  . . . . . Midhuizen. De knechts kwamen al gauw toegelopen met lantaarns en Grootmoe verscheen al gauw. Zalige gewaarwording! 

De heerlijke omgeving daar, dat prettig aandoende huis met heerlijk grote tuin, die door een ommanteling van struiken en een brede gracht zo intiem aandeed. 

En het vrije leven daar! We mochten overal komen. 

Eens hoorde ik iemand van Grootmoe getuigen, dat ze een ideale gastvrouw was. Ze lette op de wensen der gasten, richtte zich daarnaar, maar zó, dat niemand het merkte Dat gold ook voor ons. Ze wist b.v., dat we graag poffertjes bakten, echte, zoo op het komfoor met gloeiende kolen een, en dan werden in zo’n vacantietijd altoos andere meisjes genodigd en mochten wij bakken. Een feest! 

Maar ook heel andere dingen van haar zijn mij bijgebleven. Hoe was ze altoos in de weer voor haar huishouding, dat grote bedrijf. Nog hoor ik haar op haar slofjes door de lange dwarsgang heen en wee dribbelen en hoor ik de tussendeur en valdeur piepen. Hoeveel pasjes mag ze daar gezet gebben! 

Vanaf het beging van de dag – en dat was ’s morgens al heel vroeg – was ze in de weer. Als ’s morgens om 4 in de zomer de meiden en knechts aan het melken gingen was zij al present. Zolang die weg waren was het stil in huis en ging Groetmoeder lezen. Dat heb ik vaker waargenomen en dat heeft mij blijkbaar getroffen. Zó zie ik ze zitten. 

Als kinderen sliepen Wiep en ik in een alkoof van de huiskamer.
’s Morgens vroeg scheen daar de zon, de kamer lag op het Oosten.
Blijkbaar ben ik door dat sterke licht vroeg wakker geweest en dan zag ik de lieve vrouw aan tafel zitten lezen. ’t Was dan zo rustig en alles baadde in de zon, ook haar bloemen voor de glazen. Dan zag je door de ramen in de tuin, en vlak vooraan was de vijver, waar dan al de kikkers een concert aanhieven. Ze wipten op de wal en daar was dan drukke conversatie, tot de heemhond langs de wal heen en weer sprong en de kwakers hun toevlucht in ’t water namen, liefst onder de waterlelies ….. om straks terug te komen. Dit alles maakte indruk op het kindergemoed. Maar de sterkste van alle indrukken was Grootmoeder, verdiept in haar lectuur. En wat las ze? Eerst later heeft Opa mij verteld, dat ze met grote aandacht de tijdschriften volgde, die een hele beroering in de kerkelijke kwesties brachten: het modernisme in de protestante kerk, bepleit door Meyboom, Hofstede de Groot e.a. Zelf had ik er toen natuurlijk geen notie van, wat haar zo deed meeleven in de strijd. 

Maar …… dan kraakte een deur, de melkers waren terug en het bedrijf begon nu thuis. Al gauw was het paard voor de karnmolen gespannen en een knechtje zat er bij, het dier aanmoedigende zijn eentonige rondgang niet te onderbreken. Dat karnen moest,soms 2 maal op één morgen gebeuren. 

Wij trokken dan door sçhuren en stallen ….. er was zoveel te kijken!  

En, wat voor ons niet alledaags was, de dijk die tegen het heem aansloot. Daarop te lopen het vrije veld inkijken, (de Westpolder was toen nog niet ingedijkt), klauteren over “diekschutten” wat een “genot! “

Om half twaalf werd dan de “wip” gehesen” die bij de stookhut stond. 

Aan een lange paal werd dan een dwarspaal dwars gesteld. Dat was voor het werkvolk, dat in het veld werkte het sein om naar de boerderij te komen, het middagmaal was dan gereed. Nog zie ik Grootmoe aan een lange tafel bezig spek en vlees uit te delen voor de grage monden. In de zomertijd, als er tijdelijk ook “vreemden” waren, was het VleI eens een schare van twintig, en of die wat lustten! Die vreemden kwamen veelal uit streken, waar ze het gewoonlijk niet breed hadden. 

Van een middagslaapje daarna wilde Grootmoe niet veel weten. Moeder vertelde mij wel eens, dat ze toen ze van kostschool thuis was gekomen, haar moeder wou bewegen, nu toch ’s middags een slaapje te doen. Eindelijk stemde ze er in toe …. voor 10 minuten. 

Moeder begreep terecht, zich stipt aan de afspraak te moeten houden,
allicht zou ze anders de volgende dag niet weer willen. Toen ze dus na 10 minuten weerkwam en vroeg of ze geslapen had, was het antwoord: “Ja, en ik ben ook nog 2 keer wakker geweest”.

Als Grootmoeder bij ons in Meeden logeerde kon ze het ’s morgens best in bed uithouden, maar thuis was het haar onmogelijk, niet uit vrees dat anderen het niet goed deden, maar ze voelde het haar plicht zó te doen. 

Aan haar stoel in de grote, gezellige huiskamer hing altijd een netje met stopgaren, en achter haar stoel stond een tafeltje waarop altoos een inktstel stond en papier lag. Doordien Opa vaker van huis was, bereikten haar de boodschappen, die ze dan later aan haar man moest overbrengen. Hoofdschuddend kon ze dan zeggen, als ze die boodschappen noteerde: Wat een spul als een mens zo “slok(1) wordt. 

(1) bedoeld is slof: vergeetachtig

Ondertussen (vertelde Opa me later) vergat ze nooit iets. Zeer zeker ook niet iemand, die ze meende te moeten en kunnen helpen. 

Maar dat zijn ik heb van horen zeggen. Mijn bedoeling was, te vertellen wat ik zelf waargenomen en beleid heb op Midhuizen ….. voor ons een Eldorado. En de ziel daarvan was voor ons beide zusjes: Grootmoeder

Van de ooms en tantes, die in onze eerste kinderjaren nog thuis waren, weet ik niet veel uit die tijd, en daar gaat het hier niet om. 

Wel b.v. dat tante Ietje en oom Zijlma(2) trouwden en in de Oosterkamer een feesttafel wat, dat toen op een gegeven moment de timmerman Kwik binnenkwam en in de deur staande, een lang gedicht op zei voor het jonge paar.

(2) Itje Dijkhuis en Geuchien Zijlma

Maar ik zal nu afbreken, al borrelen telkens weer herinneringen in mij op, nu ik mij er weer in verdiep. 

Als oudste kleindochter van deze vrouw, waagde ik het deze nagedachtenis neer te schrijven. Ik denk, dat er weinige van haar kleinkinderen zijn, die zich Grootmoe nog kunnen voorstellen ….. zo er nog een enkele is. 

Mocht een van allen nog eene lezen wat ik hier neerschreef, dan hoop ik dat mijn slecht geworden ogen, die nu 82 dienstjaren hebben, nog een leesbaar geschrift toelieten. 

oktober 1942.
(w.g.) Hendrika Leopold – Tonkes 

___________________________________________________________

Naar Kinderen Aaltje Dijkhuis-Beukema