1915 – 1918 Voorbereiding bouw gemaal, sluis en boezem

___________________________________________________________

15-01-1915 Nieuwsblad van het Noorden, vrijdag
Waterschap HUNSINGO.

Vergadering van het hoofdbestuur met de onderdeelsbesturen in het waterschapshuis te Onderdendam op Donderdag 14 Januari. Aanwezig 33 leden. Voorzitter de heer R. P. Dojes. 

De vergadering werd door den voorzitter geopend met de volgende rede:
„M. H. Ik heet u allen welkom in dit nieuwe jaar. Slaan wij onze blikken achterwaarts naar het pas afgesloten jaar dan bemerken wij met een gevoel van weemoed, dat onze gelederen zijn gedund. Wij betreuren het verlies van een onzer gecommitteerden, den heer Bouwman. Wij betreuren niet minder het verlies van onzen ouden secretaris, den heer Schuit, die bijna geheel zijn leven tot zijn laatsten ademtocht het waterschap „Hunsingo” heeft gediend op een wijze boven onzen lof verheven. Wij zullen hunne nagedachtenis in eere houden.
En nog in de allerlaatste dagen kwam tot ons het bericht van het overlijden van twee bij ons allen in hoog aanzien staande mannen. Ik bedoel den heer G. A.Talens, voorzitter van het waterschap “Westerkwartier”, en den heer J. de Jong, hoofdingenieur van den Prov. Waterstaat.
Wij herinneren ons nog allen de aangename wijze, waarop wij met hen beiden hebben samengewerkt, om te geraken tot een beteren waterafvoer van de waterschappen „Hunsingo” en „Westerkwartier” door middel van de oprichting van een groot electrisch watergemaal aan het Reitdiep en van het waterschap „Electra”.
Ook hunne nagedachtenis zullen wij in eere houden.
Nog een ander ambtenaar van „Hunsingo” heeft ons verlaten. Gelukkig niet onder zoo weemoedige omstandigheden. Het is onze oude hoofdbode, de heer Ploegh, die sinds 1 Mei 1870 het waterschapshuis heeft bewoond en die met zijne vrouw eenen meer rustigen werkkring heeft gezocht, waarin wij hopen dat het ‘hun verder wel zal gaan. 

De opengevallen plaatsen zijn ingenomen door den heer J. Loots Wz., die benoemd werd tot gecommitteerde, terwijl in diens plaats tot lid van ’t hoofdbestuur werd benoemd de heer K. Wijk Pzn., dóór den heer Harkema, die benoemd werd tot secretaris, terwijl in zijn plaats tot ontvanger werd benoemd de heer J. J. Pettinga. Opvolger van den heer Ploegh werd de heer J. Wieringa.
Slaan wij het oog op de economische omstandigheden van de ingelanden van „Hunsingo”, dan zijn die bevredigend te noemen. Diep treurig is het evenwel, dat het de om ons heen woedende oorlog is, die hiervan in hoofdzaak de oorzaak, is. 

Terwijl de oogst toch beneden het middelmatige bleek te zijn, zijn de prijzen van vele landbouwproducten tengevolge van den oorlog zoo gestegen dat het resultaat bevredigend kan genoemd worden. 

Wat betreft den waterstaatkundigen toestand van „Hunsingo” deze was vooral in dc beide laatste maanden des jaars verre van bevredigend. Bijna aanhoudend was gedurende November en December van het vorige jaar de boezemstand 70 a 80 cM. boven peil nu zelfs 90 cM. boven peil. Het verlangen van de ingezetenen van Hunsingo naar een afdoende verbetering van den waterafvoer stijgt dan ook met den dag. En niet het minst van die ingelanden, de eigenaren der zoogenaamde middellanden, die, ware geen electrisch gemaal in ’t zicht, zelf de handen aan den ploeg zouden slaan en over zouden gaan tot de oprichting van eigen watergemalen voor hunne landen. 

Ik open deze vergadering der „dubbele Kamer” met de beste wenschen voor „Hunsingo” en met de  hoop, dat het jaar 1915 de verwezenlijking van het groot electrisch gemaal een goed eind verder mag brengen. (Applaus). 

Alsnu kwam aan de orde de behandeling van de begrooting. []
Het onderhoud van werken zal voor de uitwaterende sluizen te Zoutkamp, Schouwerzijl, Winsumer- en Schaphalsterzijl en de Wetsingerzijl met daarover liggende bruggen, enz. f 2450 kosten. []
Voor de exploitatie van den baggermolen is f 7500 uitgetrokken. Hieronder is begrepen de uitbaggering van het overige gedeelte van het hulpkanaal vanaf den mond van het Molenrijgstermaar tot Douwen.
Het schoonhouden en ruiden van wateren is op f 2000 uitgetrokken. Het herstellen van kanaalboorden en het uitbaggeren van ondiepten in de kanalen en maren van het waterschap zal f 4000 kosten, terwijl voor vergoeding van beschadigde vruchten en grondberging f 2000 is uitgetrokken. []
Zooals bovengemeld was voor de exploitatie van den baggermolen f 7500 uitgetrokken. Voor dat geld zal ook het overig gedeelte van het hulpkanaal vanaf den mond van het Molenrijgstermaar tot Douwen moeten worden uitgebaggerd. Nu meende de heer Lammers dat het gedeelte van Vorstil tot Douwen niet behoefde te worden gebaggerd. ’t Vaarwater is daar diep en breed genoeg. Hij noemt het geldverkwisten wanneer dat werk gedaan wordt. De ingenieur bleef aandringen op de uitvoering, wanneer de geheele graving niet geschied krijgt men daar een dam. Nadat hierover nog een en ander door den voorzitter en den heer Lammers was gezegd, werd het artikel —  op verzoek van laatstgenoemde — in stemming gebracht, en vervolgens aangenomen met 24 tegen 2 stemmen en 7 onthoudingen.
[] 
Hierna vroeg de heer Wibbens in welk stadium het nieuw op te richten waterschap Electra zich bevindt. Verbetering van den waterstand is hoog noodig.

De voorzitter antwoordde, dat de voorbereiding van de betreffende werken, niet zoover is gevorderd, als allen wel zouden wenschen. Verschillende omstandigheden zijn hiervan de oorzaak.

In de allereerste plaats is daarin vertraging gekomen door de langdurige ziekte en het overlijden van den heer Kempees, den hoofdingenieur-directeur van ’s rijks waterstaat te Leeuwarden, die ook de provincie Groningen onder zijn ressort heeft. De nieuwe hoofdingenieur-directeur, de heer Gockinga, kwam evenwel gelukkig reeds zeer spoedig tot overeenstemming ten aanzien van de oprichting van het watergemaal met wijlen den heer Die Jong en de deskundige adviseurs de heeren prof. Veltman en Dijxhoorn te Delft. En sedert heeft de heer De Jong voortgewerkt aan de voorbereiding der plannen van het groote plan, toen opeens op zoo tragische wijze zijn levensdraad werd afgesneden. 

Naar spr. van zeer bevoegde zijde is medegedeeld is het werk van den heer de Jong echter gelukkig in het stadium, dat naar te hopen is diens overlijden daarin geen al te groote vertraging zal brengen en zal de ambtenaar, die met den heer De Jong samenwerkte, in staat zijn in betrekkelijk korten tijd de plannen af te werken, zoodat, Ged. Staten in de gelegenheid zullen zijn nog dit voorjaar de plannen te brengen bij den Minister van waterstaat met het verzoek om, evenals Friesland, 40 pct. subsidie van het rijk te mogen verlangen voor de uitvoering van het werk. 

Wanneer nu ook de regeering en de Staten Generaal, naar wij mogen vertrouwen, gunstig voor de uitvoering van het plan gestemd zijn, dan hoopt spr. dat op de staatsbegrooting voor 1916 de benoodigde gelden mogen worden uitgetrokken, zoodat in 1916 een begin van uitvoering van het groote werk zal kunnen worden gemaakt.

Is het werk dan eindelijk voltooid, dan zal eene oppervlakte van bijna 100.000 hectaren, waarvan in Hunsingo plm. 36000, in ’t Westerkwartier ruim 28000, in het waterschap Reitdiep ruim 2800 en in de provincie Drenthe plm. 27000 hectares, in ’t bezit geraken van eene afdoende verbetering van den waterstand. 

De heer Reinders vroeg of ’t niet mogelijk was dat Ged. Staten overleg pleegden met die van Drenthe over de groote afstrooming van water, uit dito provincie. 27000 H.A. land in Drenthe watert kosteloos af naar hiir. Spr. vond dat onbillijk. 

Geantwoord werd dat vanwege het waterschap Westerkwartier meermalen stappen in die richting waren gedaan. Ook hebben Ged. Staten een dusdanig verzoek tot het college in Drenthe gericht. Doch dat alles is te vergeefsch geweest. Men schijnt daar Oost-Indisch doof omtrent dit punt. Westerkwartir — zei de voorzitter verder — heeft vooral last van dat water. Er is weinig of niets aan te doen. Alleen als de Kroon wil ingrijpen — en dat doet ze niet spoedig — en order geeft tot het oprichten van een Waterschap over de betrokken gronden, kan er verandering komen. De kosten komen in dat geval voor de eigenaren der bedoelde gronden. Aan die waterkwestie kan men echter ook een lichtzijde ontdekken en wel deze, dat men in droge zomers — als b.v. 1913 — uitstekend ververschingswater heeft, het komt alleen van mooie zandgronden. Andere landen lijden dan gebrek aan Water en hier is betrekkelijk voldoende, want in die tijden zijn de sluizen van het Reitdiep zoolang gesloten, tot het water 20 c.M. boven peil staat. Dit versche water stroomt door Hunsingo. Echter, zoo ging spr. voort, Groningen gaat in dezen evenmin vrij uit. Van haar kant stroomen plm. 5000 hectare land vrijelijk uit naar Friesland, waarvoor evenmin iets wordt betaald. 

Een antwoord op de vraag: Wat is het beste? is niet zoo licht te geven. Wanneer het electrisch gemaal den boezem beheerscht, kan de zaak goed worden. Op de totstandkoming van dit werk zal  bij de regeering worden aangedrongen. 

Nu Friesland subsidie gekregen heeft zal het rijk die voor Groningen niet weigeren. Nadat de heer Boukema in nog gevraagd en antwoord bekomen had hoe zou worden gehandeld bij vergoeding van grondberging bij de graving van het Startenhuizermaar — scheepvaartkanalen vallen wel onder vergoeding, wateringen, tochten of maren niet —, sloot de voorzitter de vergadering. 

___________________________________________________________

27-05-1915 Nieuwsblad van het Noorden, donderdag
Waterschap HUNSINGO.

Vergadering van het Hoofdbestuur op Woensdag 26 Mei ’15, ’s nam. 3 uur, in het Waterschapshuis te Onderdendam. De heer L. Wibbens was met kennisgeving afwezig.
Voorzitter de heer R. P. Dojes. 

Na afdoening van eenige huishoudelijke .zaken kwam het rapport van de taxatie-commissie van grondberging aan de orde. 

De taxatie voor grondherging en schadevergoeding voor nadeelen, voortspruitende uit verlies aan vruchten, was in handen gesteld van de heeren L. Wibbens, M. Clevering en J. Loots. De laatste bracht hieromtrent het rapport uit.

De staat van schadevergoeding tot een totaal bedrag van f 2011.44 (naar aanleiding van het rapport opgemaakt) werd door den voorzitter gelezen. Een en ander werd goedgekeurd. De voorzitter bracht een woord van dank aan de commissie voor hare bemoeiingen. 

Aan de orde kwam: Adres van G. Boerma e.a. omtrent afstrooming van plm. 50 HA land uit den Noordpolder op Hunsingo, onder door het hoofdbestuur te bepalen voorwaarden. Adressanten zeggen o.a. in hun adres, dat reeds sinds onheuchelijke jaren een deel van den Noordpolder op Hunsingo afwatert, wat mede een punt van aanbeveling van hun verzoek zou zijn. De voorzitter merkte op, dat bedoelde afwatering zeer ten onrechte geschiedde, en waaraan in den herfst van ’t vorig jaar — op order van het bestuur van het derde onderdeel — een einde is gemaakt. Spr. bracht aan dat bestuur en in ’t bijzonder aan den voorzitter, den heer K. Wijk, een woord van dank voor hun optreden. Daardoor mede zal zeker dit verzoek gekomen zijn. De Noordpolder — zei de voorz.  — bestaat uit hooge en lage landen, wat voor een polder een groot bezwaar is. Het peil van den Noordpolder is 86 c.M. hooger dan dat van Hunsingo. Nu hebben gecommitteerden overwogen of de door adressanten bedoelde afwatering op Hunsingo kan worden toegestaan. Gec. hebben zich afgevraagd of het verzoek redelijk is en of voor de inwilliging daarvan redenen bestaan. Hunsingo heeft reeds veel last van water. In den laatsten winter van 30—104 c.M. boven peil. Zoolang het electrische gemaal nog niet is opgericht moet men een afwachtende houding aannemen. Vooral de middenlanden hebben veel last. Last welke nog zwaarder zou kunnen worden wanneer een deel van den Noordpolder op Hunsingo zou afwateren. Adressanten kunnen het water ook door een molen doen opvoeren evenals honderden landeigenaren in Hunsingo zulks doen. Een en ander heeft gecommitteerden tot het besluit doen komen met een afwijzend advies bij het hoofdbestuur te komen.

Na eenige discussie werd z. h. st besloten tot afwijzing van ’t verzoek, met deze aanvulling, dat adressanten met hun verzoek kunnen terugkomen als het waterschap „Electra” is opgericht. , Adres van de waterschapsambtenren, omtrent eene pensioenregeling. 

De voorzitter zei, o.m, dat het adres gericht was tot Ged. Staten, doch dat dezen het echter om advies aan gecommitteerden hadden gerenvoieerd. Men kan in deze verschillende wegen bewandelen. In enkele provinciën in Holland zijn bij groote waterschappen of polders reeds regelingen. In Rijnland b.v. na 50-jarigen dienst ⅔ van het tractement. In andere waterschappen is weer een andere regeling in werking, b.v. 1/60 van elk dienstjaar, maar nooit meer dan ⅔ van het tractement. De ambtenaren doen geen storting. Men kan ook eene regeling treffen als die van rijkwege en de ambtenaren tot een zeker bedrag eenigszins laten betalen. Do prov. Groningen laat de ambtenaren van den prov. waterstaat alleen betalen voor weduwen en weezen. In den regel geeft Hunsingo reeds aan oude beproefde ambtenaren zonder reglement pensioen. Dit is echter een gunst en geen recht, doch men kan hieruit zien, dat Hunsingo zijn oude ambtenaren niet loslaat. Gecommitteerden zijn tot de beslissing gekomen, om aan het hoofdbestuur voor te stellen in beginsel te besluiten een pensioengrondslag samen te stellen voor hare ambtenaren, echter niet voor weduwen en weeren en dit aan adressanten te berichten. Gecommitteerden zullen dan in een volgende vergadering met de besturen der groote waterschappen een dergelijk voorstel doen en zullen dan later met een definitief voorstel bij; het hoofdbestuur komen. Conform besloten. 

Bij het volgende punt: Kennisgevingen van schouwingen had nog een korte discussie plaats, over het meer of minder opschoonen. Medegedeeld werd dat aan den heer Hulst weer het toezicht op de ruitmachine was opgedragen. De heer Wind (ingenieur) dacht dat men in Juni er wel mee kon beginnen. Er zal dan met met Kardingermaar worden aangevangen. 

De heer Reinders vroeg naar den toestand van „Electra”. De voorzitter zeide, dat de stukken naar de Regeering waren gezonden met verzoek om subsidie. De minister heeft de stukken om advies gezonden naar den hoofdingenieur-directeur van den waterstaat te Leeuwarden. []
Sluiting.

___________________________________________________________

14-06-1916 Nieuwsblad van het Noorden, vrijdag
Waterschap HUNSINGO.

Het hoofdbestuur vergaderde Donderdag in waterschapshuis te Onderdendam. De heer Dojes riep den heeren het welkom toe op deze eerste vergadering, waarna eervol ontslag werd verleend aan den heer E. Kladder, sluiswachter te Zoutkamp. Tot zijn opvolger werd uit de 156 sollicitanten benoemd de heer G. Hofman te Houwerzijl, met 9 stemmen. De heer T. Visser te Zoutkamp kreeg 3 stemmen.
De voorzitter deed daarna eenige mededeelingen omtrent gehouden verpachtingen. De heer Wijk drong aan op verbetering van de bediening van de brug te Eenrum. De heer Schutter besprak de noodige verbetering van het Kardingermaar.
De voorzitter zeide in ’t eerste geval verbetering toe. Mochten opnieuw klachten komen, dan kon men zich tot hem wenden.
Wat de tweede opmerking betrof — zei de voorzitter —, moesten belanghebbenden zich schriftelijk tot gecommitteerden wenden.
Na sluiting van deze vergadering begon de vergadering van het hoofdbestuur met de onderdeelsbesturen, ter behandeling van de begrooting 1916/17.
Vóór hiermee werd begonnen heette de voorzitter allen welkom. 

Hij herdacht daarbij het overlijden van den heer Ubbens, die gedurende 26 jaar lid van het 9de onderdeel was geweest en veel voor het waterschap had gedaan. Zijn nagedachtenis zou in eere blijven. De voorzitter herinnerde daarna aan de verschillende mutaties, welke in het college van gecommiteerden en het hoofdbestuur hadden plaats gevonden, alsmede die in het kader van de beambten, de nieuwe functionarissen werden welkom geheeten. 

Thans kwam de begrooting aan de orde.
Ontvangsten en uitgaven f 104.993.35. De omslag, welke per hectare zal worden geheven, bedraagt f 2.30. Dit zal een som uitmaken van f 76.727.66. Het waterschap is n.l. groot 34876.21.08 H.
Tot de ontvangsten behooren o.a. het batig slot van het vorig dienstjaar groot f 8248.12 ½, waterschapswerken f 2600, eigendommen enz. f 1627.42½. Uitzetting van f 15.000 kasgeld komt onder inkomsten en uitgaven voor.
De voornaamste uitgaven bedroegen voor jaarwedden enz. f 8640, bestuurs- en administratieve uitgaven zijn geraamd op f 2890, voor de werken van ’t waterschap, baggermolen, schoonhouden van wateren, vergoeding van beschadigde vruchten f 32.490, voor onderhoud en verbetering van waterschaps-eigendommen f 1300, aflossing van opgenomen gelden en rente daarvan f 39.987.50, overige uitgaven f 16.458.02½. Onvoorziene uitgaven f 3227.82½.
Bij de behandeling van de begrooting werden enkele vragen gedaan en door den voorzitter beantwoord. Overigens werden alle artikelen goedgekeurd en de begrooting en bloc aangenomen. 

Na de vaststelling vroeg de heer Reinders naar den toestand van het waterschap „Electra” speciaal hierom daar spr. minder gunstige berichten uit Westerkwartier had vernomen.
De voorzitter gaf daarop een uitvoerig antwoord.
Spr. begreep, dat er meer dan gewone belangstelling is bij de ingelanden van „Hunsingo” nopens den stand, waarin de zaak der van den waterafvoer van N.W. Groningen en N. Drenthe op dit oogenblik verkeert. 

Had spr. het vorige jaar gehoopt, dat op deze algemeene vergadering meegedeeld zou kunnen worden, dat door de volksvertegenwoordiging een gunstige beslissing zou zijn genomen, tot zijn groot leedwezen is dit niet het geval. Door verschillende omstandigheden, waaronder vooral het overlijden van den hoofd-ingenieur-directeur van den rijkswaterstaat te Leeuwarden en dat van den hoofdingenieur van den prov. waterstaat in onze provincie en de vervanging van deze beide titularissen door nieuwe hoofdambtenaren is in de zaak de verbetering der afwatering door de oprichting van een groot electrisch gemaal aan het Reitdiep, vertraging ontstaan. Voor zoover spr. bekend is, zijn op dit oogenblik de plannen bij den rijkswaterstaat in onderzoek. Een nader onderzoek is noodig geoordeeld, of eene stoombemaling ook doelmatiger zou zijn dan die met electrische kracht. Verder zijn natuurlijk meer technische détails te onderzoeken, welk onderzoek tijd vordert. Evenwel, spr. heeft gegronde hoop, dat binnen niet al te langen tijd de hoofdambtenaren van den rijks- en Provincialen waterstaat tot overeenstemming zullen komen en dat de minister van waterstaat, die de zaak der verbetering van den waterafvoer van N.W. Groningen zeer wenscht te bevorderen, een ontwerp van wet zal indienen, waarbij hetzelfde subsidie zal worden voorgesteld als indertijd door de S.-G. aan de provincie Friesland is toegekend. Spr. hoopt, dat dit alles dit jaar zijn beslag moge krijgen, want er komt hoe langer hoe meer behoefte aan een groot watergemaal, dat zoowel “Hunsingo” als het Westerkwartier en de Reitdiepspolders, alsmede een groot deel van Drenthe zal verlossen van de zoo dikwijls te hooge waterstanden. Deze hooge waterstanden herhalen zich hoe langer hoe meer. 

Wij weten allen, vervolgde spr., hoe nog geen week geleden de stand van het water zoo hoog is geweest als bijna nooit sinds de oprichting van het waterschap „Hunsingo”, n.l. 107 cM. boven peil. 

Wat hiervan de reden is?
Spr. meent, dat dit in hoofdzaak drie oorzaken zijn.
In de eerste plaats de steeds voortgaande dichtslibbing der stroomgeulen van de Lauwerzee.
In de tweede plaats de omstandigheid, dat de ontginning van gronden in zuidelijk Westerkwartier en Noordelijk Drenthe steeds voortgaat, zoodat het water van daar jaar op jaar schielijker in de  boezemkanalen van ’t Westerkwartier en Hunsingo komt.
En in de derde plaats de omstandigheid, dat hoe langer hoe meer de polderbesturen hunne windmolens veranderen in stoomgemalen en in den laatsten tijd ook in electrische gemalen, waardoor ook bij windstilte de watergemalen doorwerken en de boezemstanden ophoogen.  
En dat dit laatste van beteekenis is zult gij beseffen als gij bedenkt dat 1/3 van Hunsingo, pl.m. 12000 Ha. wordt bemalen en van de 55000 Ha. gelegen in ’t Westerkwartier en Drenthe er ruim 15000 Ha. onder bemaling zijn. 

Hoe het zij hoog noodig is het, dat verbetering in den toestand wordt gebracht. En te wenschen is het dat eindelijk in deze zaak eene beslissing wordt genomen. Want zoolang dit niet is geschied, zijn vele eigenaren van gronden die er anders over zouden denken hunne gronden in te polderen en van bemaling te voorzien in zekeren zin machteloos omdat deze en terecht steeds afwachting zijn of het groote gemaal aan het Reitdiep ook eindelijk zal komen. Daarom nog een korten tijd geduld oefenen zal noodig zijn, maar van dit geduld, dat nu al 3 jaren op de proef is gesteld, mag niet te veel gevergd worden. De 36000 H. land in Hunsingo, de 28000 H. in ’t Westerkwartier, de 2800 H. van de Reitdiepspolders en de 2700 H. land gelegen in Noordelijk Drenthe, wachten op verbetering van waterafvoer. Eene oppervlakte van ruim 94000 H.
Spr. hoopt van harte, dat hij een volgend jaar op de groote algemeene vergadering zal kunnen constateeren, dat door de St-Gen. eene gunstige beschikking inzake „Electra” is genomen en met de uitvoering der werken een aanvang is kunnen worden gemaakt. 

Hierna werd door den heer Reinders de z. i. onbillijke wijze besproken, waarop 27000 H. uit Drenthe op deze gronden uitwateren, waarvoor geen schadeloosstelling wordt verleend. 

De voorzitter zette uitvoerig de nadeelen hiervan uiteen, alsmede de groote moeilijkheden, welke tot eene gunstige beslissing zouden kunnen leidon doch spr. merkte in den toestand ook eenige voordoelen op, o.a. deze, dat daardoor beter rijkssubsidie kan worden verkregen. Evenwel acht ook hij het niet billijk, dat de eigenaren der gronden in Drenthe niets bijdragen in de kosten van afwatering dier gronden.
De heer van der Molen vroeg, met het oog op het waterbezwaar, veroorzaakt door het water uit Drenthe of het niet mogelijk is de sluizen te Wetsingerzijl, Schaphalsterzijl en Houwerzijl bij hooge  waterstanden op het Reitdiep te sluiten.  De voorzitter antwoordde, dat dit punt meermalen door gecommitteerden is overwogen.
Ook naar aanleiding van klachten over verontreiniging van het vischwater in de boezemkanalen van „Hunsingo”. Men zou voor dat doel de deuren der 3 zooeven genoemde sluizen kunnen sluiten. Deze deuren zijn in de laatste 30 jaar niet gebruikt en zijn zoodoende in minder goeden toestand. Daarin zou evenwel door het maken van nieuwe deuren wel verbetering zijn aan te brengen. Het bezwaar, dat er is, is evenwel dat verbonden bij de scheepvaart een groot deel der schippers van Westelijk Hunsingo brengen hunne schepen door de Schouwerzijl en de Schaphalsterzijlen. Aangezien deze sluizen geen schutsluizen zijn, zou bij het gesloten zijn dier sluizen de scheepvaart niet mogelijk zijn en zouden de schepen allen moeten varen over Winsum en Onderdendam naar Groningen. Dit zou voor de Marne een groot bezwaar zijn. Evenwel gecommitteerden zullen dit onderwerp niet uit het oog verliezen.
Hierna sloot de voorzitter, onder dankzegging voor de opkomst, de vergadering.

___________________________________________________________
 
03-07-1916 De Courant, maandag 
Watervoorziening van Groningen
GRONINGEN, 1 Juli. 

Naar men weet, was sedert geruimen tijd in voorbereiding een plan tot oprichting van een electrisch watergemaal nabij Zoutkamp. 
In 1913 verklaarde de toenmalige minister van Waterstaat te willen bevorderen, dat voor de werken ten behoeve van een betere afwatering naar de Lauwerzee dezelfde steun van 40 % van de aanlegkosten zou worden verleend, als aan de provincie Friesland is toegezegd. 
Daarop is het plan uitgewerkt, hetwelk werktuigkundig en electro-technisch geheel is ingericht naar de adviezen van de Delftsche hoogleeraren prof. Dyxhoorn en prof. Feldmann. 
De minister van Waterstaat heeft, naar Gedeputeerde Staten van Groningen mededeelen, te kennen gegeven, met gestanddoening van de door zijn ambtsvoorganger gedane toezegging betreffende het rijkssubsidie, zich te kunnen vereenigen met het denkbeeld om door afsluiting van het Reitdiep nabij Lammerburen een bergboezem te vormen en bij die afsluiting een gemaal en sluizen te stichten. 
In verband met enkele opmerkingen van den minister is nog een hernieuwd onderzoek ingesteld door den tegenwoordigen hoofdingenieur van den Provincialen Waterstaat, te Groningen, den heer Kooper, in samenwerking met den daartoe door den minister gemachtigden hoofdingenieur-directeur van den Rijkswaterstaat te Leeuwarden en andere technische ambtenaren. 
Dat onderzoek is thans geëindigd, en de naar aanleiding daarvan, uitgewerkte ontwerpen liggen gereed, om met advies van Gedeputeerde Staten aan de goedkeuring van den minister te worden onderworpen. Dit plan is vooral daarom van zooveel belang, omdat door de verwezenlijking daarvan eindelijk eens afdoende zou worden voorzien in den telkenjare terugkeerenden watersnood.

___________________________________________________________
 
Naar Gemaal “De Waterwolf”