19-04-1924: Ontginning van woeste gronden | Onteigening?

___________________________________________________________

19-04-1924 Nieuwsblad van het Noorden, zaterdag 

Ontginning van woeste gronden.

In eene onlangs te Beetsterzwaag gehouden vergadering van een afgevaardigde van den Minister van Binnenlandsche Zaken met vertegenwoordigers van de dagelijksche besturen van de gemeenten Opsterland, Smallingerland. Ooststellingwerf, Leek en Norg, ter bespreking van de maatregelen, die in de naaste toekomst van bestrijding van de werkloosheid in deze gemeenten genomen moeten worden, werd op aandrang van den minister een commissie samengesteld, aan wie werd opgedragen voorbereidingen te treffen voor de stichting van een Naamlooze Vennootschap voor ontginning van woeste gronden. 

Deze commissie, samengesteld uit de heeren J. J. G. S. Falkema, burgemeester van Ooststellingwerf als voorzitter, J. van der Wielen, wethouder van Opsterland, A. Bruins Slot, burgemeester van Smallingerland, R. L. Dijkhuis, burgemeester van Leek, E. J. Tonkens, burgemeester van Norg, en S. Israëls, secretaris van Smallingerland, als secretaris, heeft terstond haren arbeid opgevat en thans reeds bij de deelnemende gemeenten een aanvrage ingediend om aandeelen te willen nemen in het maatschappelijk kapitaal der op te richten Vennootschap, waarvan zij tevens de statuten in ontwerp heeft samengesteld. 

De commissie stelt zich voor, dat het maatschappelijk kapitaal van de vennootschap f 100.000 zal bedragen, waarvan bij de oprichting door de deelnemende gemeenten te zamen terstond f 40.000 moet worden gestort Het ligt verder in de bedoeling, dat de Vennootschap de werkzaamheden van de gemeenten ten opzichte van de werkloosheidsbestrijding zoo spoedig doenlijk zal overnemen en wel door grondontginning op eenigszins groote schaal, daarin financieel door het rijk gesteund. 

Van de zijde van den minister werd die steun in beginsel reeds toegezegd. 

Landontginning, mits goed opgezet en geleid, acht de commissie voor werkverruiming het middel bij uitnemendheid, omdat het een uitbreiding van de productiviteit van den bodem tot gevolg heeft en op den duur tot verruiming van de normale werkgelegenheid moet leiden. 

Volgens de commissie zal de vennootschap, als concentratie van de gemeenten, beter dan dezen in staat zijn voor het beoogde doel geschikte gronden in bezit te verkrijgen, mede omdat dit lichaam, door gebruikmaking van de daarvoor gunstige bepalingen der Onteigeningswet, tot onteigening kan overgaan, indien aankoop niet mogelijk mag blijken. 

Aan de Staten van de Provinciën Friesland, Groningen en Drente is eveneens verzocht aandeelen in het maatschappelijk kapitaal te nemen. 

Werkverruiming, zooals de commissie zich dat voorstelt, is niet een belang van plaatselijken aard, doch van gewestelijken aard. Even zoo goed als rijk en gemeente geroepen zijn hunne zorgen te geven aan de bestrijding van de werkloosheid, kan op deelname in die zorg van de kant der provincie een beroep worden gedaan, terwijl door het nemen van aandeelen betrekkelijk gemakkelijk hulp verleend kan worden.

___________________________________________________________

Naar Burgemeester Renne Lammert Dijkhuis