___________________________________________________________ |
Na zijn terugkeer uit Suriname kwam het voor Marten Douwes Teenstra niet tot een rustig leven in Ulrum.
Van eind 1835 tot begin 1837 was Marten Directeur Landbouw van de Societeit van Eigendom van Eijerland op het eiland Texel.
De kwelder van Eijerland op het eiland Texel werd in 1835 ingepolderd en de grond moest in cultuur gebracht worden.
Het is niet geheel duidelijk hoe de inpolderaars uitgekomen zijn bij Geert Reinders Kz uit de Noordpolder (boerderij “Groot Zeewijk“) en Marten Douwes Teenstra uit Ulrum.
Geert Reinders Kz. publiceerde regelmatig in Landbouwtijdschriften en was – door Douwe Martens Teenstra, de vader van Marten Douwes Teenstra – nauw betrokken geraakt bij de inpoldering van de Noordpolder. Zijn boerderij “Groot-Zeewijk” in de Noordpolder gold als een “model-boerderij”.
In het Noord-Hollands Archief zijn bewaard gebleven de in 1835 en 1837 door Marten opgestelde rapporten en tevens een rapport uit 1835 van Geert Reinders Kz. uit de Noordpolder.
Ook (vele) door Marten Douwes Teenstra en Geert Reinders K.z. geschreven brieven aan Nicolas Joseph de Cock, directeur van de Sociteit van Eigendom van Eijerland zijn bewaard.
Uit deze brieven blijkt dat Teenstra en Reinders in de pionierstijd van 1835 – 1837 veel werk verzet hebben.
Over het (kortstondige) verblijf van Marten Douwes Teenstra op Eijerland is in het Groningerland weinig aandacht geschonken. Over de rol van Geert Reinders Kz werd totaal niets vermeld.
In zijn “Familieaantekeningen” uit 1837 maak Marten Douwes Teenstra weinig woorden vuil aan zijn verblijf op Eijerland.
Jan Zijlma maakt in “De Marne” geen enkele melding van Martens verblijf op Eijerland.
Ynte Botke maakte in “Boer en Heer” kort melding van het verblijf op Eijerland.
Meester J.S. van Weerden vermeldt in “Zuurdiek, Mien Dörpke” niets, en in “De Indische Reis“:
“Nog eenmaal verliet hij zijn gezin, om op te treden als directeur van een grote landbouwonderneming in de pas binnengedijkte Eierlandse polder op Tessel. Hier was zijn werkzaamheid van korte duur. Doordat hij met zijn Hollandse opdrachtgevers van mening verschilde omtrent een goede vorm van exploitatie nam hij reeds in 1837 zijn ontslag en keerde naar Ulrum terug, thans voorgoed“.
Toch zou Meester van Weerden het plan gehad hebben in een publicatie aandacht te schenken aan het verblijf op Eijerland. Door zijn overlijden is het er niet van gekomen. In 1967 schrijft hij in een brief aan J. A. van der Vlis:
“Toen Teenstra solliciteerde naar de betrekking van directeur der landbouwonderneming op Eierland, is de aandacht der Hollandse deelhebbers der maatschap vermoedelijk op hem gevallen, omdat hij als een zeer bekwaam landbouwkundige bekend stond. Dat was in 1835. Er kwamen echter tegenslagen in de exploitatie, niet zozeer door de qualiteit van de grond, als wel door het feit, dat de eigenaren van de polder zelf voor boer wilden spelen. Naar de zin van de heer Teenstra werd de onderneming op veel te grote voet opgezet, wat aanleiding gaf tot onenigheid, want Teenstra nam dit niet en bedankte reeds in 1837. Door grote verliezen wegens ondeskundige exploitatie werd daarom spoedig tot publiek verkoop overgegaan.
Na zijn aanstelling had Teenstra verschillende ambachtslieden en landarbeiders meegenomen naar Tessel.
Toen hij weer naar Ulrum vertok, bleven zij er wonen, zoals blijkt uit een reisbeschrijving uit 1851: … en gingen zoo verder naar het Eijerland. Op onze wandeling derwaarts troffen wij bij K. Lomasen [Thomassen] op Padang, eene vrouw uit Zoutkamp en hier woonachtig, aan, welke ons zeer gastvrij en vriendelijk onthaalde.… [men vervolgt de tocht en].… hadden wij het genoegen, nog eens weder een onzer gewestgenooten te ontmoeten…. [naar Cocksdorp]. Wij troffen hier verscheidene Groningerlanders aan, hetwelk ons bezoek aldaar niet weinig veraangenaamde.
Onder de pioniers waren de Groningers P.R. Stoepker, P.B. Houwinga , P. S. Noordhoff en R.E. Sinia met hun gezinnen en arbeiders.
(Bron: Irenemaas.nl – Dominee Hendrik Veenstra)”
In zijn reeks artikelen in het Advertentieblad “De Hogelandster” onder de naam “Wandelingen door de Marne” gaat Meester Van Weerden iets dieper in op het “avontuur Eijerland“, ook de verhuur van de woning “Noord-Indie” wordt door hem aangegeven.
Ook op Texel was er – gelijk als destijds bij Marten Ædges Teenstra en Thijs Feenstra – verwarring over de schrijfletter “F” en “T”. In 1837, na het ontslag van Marten, werd er in de Vaderlandsche Letteroefeningen een anoniem artikel over Eijerland geplaatst. Dit artikel leverde veel commotie op. Men verdacht Dominee Hendrik Veenstra en dacht dat Dominee Jacob Huizinga een schrijffout had gemaakt door “Feenstra” te schrijven. Pas veel later kwam men het inzicht dat Dominee J. Huizinga een andere schrijffout had gemaakt door de “T” aan te zien als “F”, waardoor Teenstra Feenstra werd. Veenstra kon van alle blaam gezuiverd worden.
Marten Douwes Teenstra schrijft Feenstra als:
en Teenstra als:
Het verschil zit enkel in een klein haaltje naar boven (T) of een klein geknikt haaltje naar beneden (F)!
___________________________________________________________ |
In het lijvig boekwerk “t Lant van Texsel” besteed J.A. van der Vlis aandacht aan de inpoldering, Geert Reinders, Marten Douwes Teenstra, de Groninger Zetboeren en andere Groningers op Eijerland.
Ook in het tijdschrift van De Historische Vereniging Texel wordt aandacht aan de Groninger pioniers geschonken.
Voor bestelde goederen maakten Marten Douwes Teenstra en Geert Reinders Kz. gebruik van schipper J. L. D. Dubois uit Zoutkamp.
In 1837 liet Dubois te Winsum of Obergum een schip bouwen van 38 Ton met de naam “Eyerland“, welk schip op naam gesteld werd van de Sociteit van Eigendom van Eijerland
Op 16 februari 1837 werd Marten Douwes Teenstra op staande voet ontslagen en hem werd te verstaan gegeven ‘onverwijld van Eierland diende te verwijderen’ op 17 februari 1837 werd het vertrek beschreven: ‘zo ras mogelijk met zijn gezin’ Eierland verlaten.
Dit “zo ras mogelijk” duurde langer dan de Societeit had gehoopt.
Marten had de woning “Noord-Indië” te Ulrum verhuurd, er was op korte termijn geen schip te charteren om de huismeubelen naar Ulrum te vervoeren. Veel schepen waren te breed voor de sluis te Houwerzijl.
Wat opvalt is dat Marten ondanks zijn ontslag bezorgd bleef over de uit te veren werkzaamheden op Eijerland.
___________________________________________________________ |
Marten Douwes Teenstra maakte in zijn familie- en kennissenkring blijkbaar een paar personen en gezinnen enthousiast om zetboer of kuiper te worden op Eijerland:
Uit de Marne gingen:
Pieter Roelfs Stoepker, zetboer x Grietje Jakobs Rillema
Pieter Simens Noordhoff, zetboer op Eijerland x Trienje Dob
Pieter Bartelds Houwenga, zetboer op Eijerland, later tapper te Bedum x I Agatha Abelia Beckering x II Trientje Simons van der Boom
Jan Eelkes van Houten, kuiper x Aaltje Jans Visser
Jurrien van der Helm
En uit het Westerkwartier:
Renze Eelkes Sinia, landbouwer, zetboer op Eijerland, herbergier x Elizabeth Willems van Holdinga
Personen die belangstelling getoond hebben:
Geert Louwes Bentema, landbouwer, wonende te Zuurdijk
Verder was men in 1836 ondermeer op zoek naar een arts, veearts en vroedvrouw.
Als arts werd genoemd: Georgius Gideon Bruns, geneesheer te Niezijl en Wehe
___________________________________________________________ |
Marten Douwes Teenstra en Geert Reinders hebben in 1836/1837 vele brieven gestuurd naar N. J. de Cock, Directeur der Societeit van Eigendom van Eijerland over de stand van zaken, aankoop en vervoer van werktuigen en paarden, het aannemen van zetboeren, arbeiders, knechten en meiden. Reinders schoot de koopsommen voor.
Toch blijft het onduidelijk waarom de paarden, zaaizaad, rolblokken, werktuigen e.d. in de provincie Groningen werden besteld en niet in Noord-Holland.
Uit de brieven wordt een inkijkje gegeven in het in cultuur brengen van de ingedijkte polder Eijerland. Ook wordt door Reinders regelmatig de gewassen in de Noordpolder besproken.
___________________________________________________________ |
De zetboeren Houwenga en Sinia zijn familie van Marten Douwes Teenstra. Stoepker woonde in Ulrum.
Pieter Simens Noordhoff was aanhanger van Ds Hendrik de Cock. Pieter Noordhoff klaagt – in een brief van 28-01-1836 gericht aan de Bestuurders van de Societeit – over het voortrekken van familieleden door Marten Douwes.
Marten Douwes was een felle tegenstander van de Afscheiding door ds Hendrik de Cock. Misschien speelde dat op de achtergond mee?
In Delpher zijn geen advertenties of mededelingen te vinden betreffende het aannemen van zetboeren e.d. op Eijerland.
___________________________________________________________ |
10-12-1824: Bezoek Marten Douwes Teenstra aan Den Helder en Eijerland, waar hij een oude bekende Karel Brands tegen het lijf liep
___________________________________________________________ |
Eijerland 01-06-1836 Bevolking en Bebouwing
___________________________________________________________ |
Naar Marten Douwes Teenstra