___________________________________________________________ |
18-05-1988 Nieuwsblad van het Noorden, woensdag
Groninger blaarkoppen terug in Leens
Van een onzer verslaggevers
LEENS — In de grazige weilanden bij de borg Verhildersum, even buiten het dorp Leens, loopt sinds enkele dagen een interessant koppeltje koeien rond, vertegenwoordigers van het Groninger blaarkop-ras.
Het zijn de voorboden van nog meer oud-Groninger diersoorten, paarden, schapen, kleine huisdieren, en dergelijke. Ook de weilanden tussen de borg Verhildersum, waarvan de inrichting, zowel binnen als buiten, steeds geperfectioneerder negentiende eeuws wordt, en de museumboerderij Welgelegen, moeten, een negentiende eeuws sfeertje krijgen.
Dat beleidsuitgangspunt, van conservator F.J. Veldman en het stichtingsbestuur, leidde tot de instelling van de Commissie 1850.
In deze commissie werken de Vereniging Het Ommelander Museum voor Landbouw & Ambacht, de gemeente Leens, Staatsbosbeheer (dat er gronden in eigendom heeft) en Het Groninger Landschap samen.
Haar doelstelling is om de landerijen rond Verhildersum en Welgelegen in te richten, zoals dat was rond het jaar 1850. Dit tracht ze te bereiken door het land als in die tijd te bewerken, te bemesten, te begrazen en te bebouwen. Dat houdt ook in, dat er dieren komen dit destijds op het Groninger landbouwbedrijf aanwezig waren.
Het spits werd afgebeten door Ella 10, nog geen maand oud, doch nu al aangeboden aan de Commissie 1850.
Ella 10 is voortgekomen uit de kortstondige verbintenis van vader Wouter van de Lage Landen en moeder Ella 9, beiden eigendom van D. Nijenhuis uit Pieterburen.
Ella 10 is op 25 april jongstleden geboren. Het kalf wordt gezoogd door een koe van de familie Feitsma uit Houwerzijl.
De blaarkoppen in een weiland bij de borg Verhildersum. (Foto: Han de Graaf)
___________________________________________________________ |
25-04-1989 Nieuwsblad van het Noorden, dinsdag
Op de bres voor Groninger diererassen
Van onze correspondent
LEENS — “Het zou jammer zijn als al de oude rassen van vee en huisdieren die vroeger in deze streek zijn ontstaan zouden uitsterven,” zegt Herman Miedema. In het dagelijks leven is hij veeboer in Warfhuizen, in zijn vrije tijd is hij net als de Kloosterbuurtse akkerbouwer Egge Jan Boerma actief in de commissie Verhildersum 1850.
Deze commissie wil op een deel van de landerijen rond de borg Verhildersum in Leens de akkerbouw en veeteelt herstellen zoals dat rond 1850 moet zijn geweest.
Het idee paste goed in een aantal ontwikkelingen bij Leens. Door de ruilverkaveling in het Marnegebied kreeg Staatsbosbeheer een groot deel van de grond rond de borg in eigendom.
In kringen van het landbouwmuseum Welgelegen, dat vlakbij de borg ligt, had men al langere tijd het voornemen om behalve het verzamelen van oude gebruiksvoorwerpen uit de landbouw ook te proberen gewassen en vee uit vervlogen tijd bij het museum te krijgen.
In 1987 leidde het overleg tussen de gemeente Leens, de stichting Verhildersum, Staatsbosbeheer en het landbouwmuseum tot het instellen van de commissie Verhildersum 1850.
Deze commissie kreeg als taak mee het opstellen van een plan waarin het mogelijk zou zijn de akkerbouw en veeteelt van rond 1850 weer tot leven te brengen. Herman Miedema: “Ik ben nu 12 jaar boer in Warfhuizen, ik heb de Groninger blaarkopkoe zien verdwijnen. Ongeveer 35 jaar geleden moet om en nabij 80 procent van de Groninger koeien uit blaarkoppen hebben bestaan. Dat is nu nog maar een paar procent.” De blaarkop, een vlezige, rustige, goed bespierde koe, is verdrongen door koeien die vooral veel melk moeten geven.
Boerma en Miedema hebben er wel begrip voor dat deze koeien het hebben gewonnen van de blaarkoppen. Miedema: “Het is begrijpelijk dat een boer in de huidige tijd door de economische noodzaak koeien heeft, die liefst twee keer per dag melk geeft. Ik ben door de ontwikkeling in de veehouderij ook gedwongen daaraan mee te doen. Tegelijkertijd echter ben ik van mening dat het jammer zou zijn als dit ras zou uitsterven.”
De commissie heeft inmiddels vijf blaarkoppen in haar bezit. Ook het Groninger paard – van dit ras bestaan nog een stuk of vijf hengsten en ongeveer 200 merries – wil de commissie in haar bestand krijgen. Dit werkpaard is door de mechanisatie in de landbouw verdwenen. Wel is er sprake van een hernieuwde belangstelling voor de sportpaarden.
Egge Jan Boerma: “We zouden graag een paar Groninger paarden willen hebben, alleen de verzorging ervan is twee keer zo duur als die van rundvee. Je komt toch gauw op 2.000 per jaar per paard.”
Dat brengt ons meteen op het zwakke punt van het plan van de commissie Verhildersum 1850.
De opbouw van de veestapel, de aanleg van veldjes met gewassen als vlas, rode- en witte klaver en zwarte haver kost geld.
De commissie bestaat uit enthousiaste vrijwilligers die voor de verwezelijking van de plannen afhankelijk zijn van subsidies, sponsoring en donaties.
Boerma: “We hebben vorig jaar een veld mosterdzaad geoogst en twee stukken wei aangelegd. Onze plannen zijn groot genoeg om er schitterend geheel van te maken. Alleen, we kunnen onze plannen slechts stapje voor stapje uitvoeren omdat we niet al te breed bij kas zitten.”
___________________________________________________________ |
Naar Museumboerderij “Welgelegen”