___________________________________________________________ |
18-01-1827 Nederlansche Staats-Courant, Donderdag
Groningen, den 14 Januarij.
In onze provinciale Courant leest men het onderstaande:
Door de hand van eenen bekenden oudheidkundigen zijn ons de volgende merkwaardige stukken toegezonden; gaarne ruimen wij dezelve eene plaats in:
Losdorp , den 7 januarij
De heeren Beukema , landbouwer te Zuurdijk , en J. H. Aikes, organist en schilder te Eenrum, hebben eene keten van 30 of 40 heuvelen opgenomen, zich uitstrekkende van Barmgat, aan de Hunse, O. Z. O. en W. N. W., langs de dorpen Zuurdijk, Niekerk, Vliedorp en Vierhuizen , naar eene plaats Robersom genaamd.
In eene dezer heuvelen, Rondenburg geheeten, vonden zij, in eenen kring van puin- en dufsteen, den grond met houtskool, scherven en gele asch doormengd; verder dolven zij hier eenen steenen donderbeitel van 6 ½ duim lengte en eene ijzeren spiespunt op.
Bij het onderzoek van eenen anderen heuvel, troffen zij het geraamte van eenen mensch aan, liggende zuid en noord; eenen steenen donderbeitel, een beenen bijlpunt en eenige aarden kruiken met asch en steenkolen.
Een derde heuvel leverde dezen vlijtige onderzoekers, nog eenen fraaijen steenen weg op.
Behalve deze merkwaardige heuvelen-rij, ontdekten zij ook aan de Aagt, bij Eenrum, kleine hoogten, in welke scherven, houtskool en wel eens geheele asch-kruiken, gevonden worden.
Een derde heuvelen-keten, bij Saaksumhuizen en den Andel, trok insgelijks de aandacht dezer mannen tot zich, doch daaromtrent hebben wij niets naders vernomen.
Alle deze heuvelen werden gebragt op een zeer goed geteekend kaartje van dezen omtrek, en, vergezeld van eene afzonderlijke teekening van Rondenburg, reeds in den jare 1824, benevens de opgedolvene oudheden, aan mij toegezonden.
En ook reeds toen vervaardigde ik een breedvoerig opstel over deze ontdekkingen, dat echter in het laatste nommer van het Oudheidkundig Tijdschrift niet is opgenomen, en op eene andere gelegenheid wacht.”
”In den jare 1824, heeft de heer F. Arends, achter Fahne, in Oost-Vriesland , eene merkwaardige ontdekking gedaan, welke dezelve wel aan ons heeft willen mededeelen. Hij bespeurde namelijk aldaar op plaatsen, waar het veen afgegraven was, oude akkers op den vasten zandbodem, gaande van het Zuiden naar het Noorden, ieder van 3 en 4 treden breed. Men konde er de akkeraarde zeer goed onderkennen, zijnde eene steek diep, waar naar men op oer kwam.
In beiden bemerkte men nog zeer duidelijk de vergane wortelen der gewassen.
Het veen zit, ter diepte van 9 voeten, boven deze akkers, in de strekking, ten Noorden van 100 voeten, tot aan do bouwlanden van Fahne.
En ook heeft men soortgelijke ontdekkingen van bouwlanden onder het veen, te Ihloerveen, 2/4 uur verder zuidwaarts gelegen, gedaan.”
De heer F. Arends heeft, zoo als hij mij reeds in den jare 1824 berigtte, eene zoogenoemde oude Veenbrug in Oost-Vriesland ontdekt, zich uitstrekkende tusschen Hopels en Wiesede, in het Friedeburger Ambt, waarvan een gedeelte in zijne tegenwoordigheid opgegraven werd. Volgens ’s mans schrijven, stond voorheen te Hopels een gewijd bosch, en vervolgens stichtte men er een klooster.
In eene, aan ons toegezondene, verhandeling, waarvan de druk begonnen is, wordt ook deze merkwaardigheid breeder ontvouwd.
Soortgelijke houten wegen vindt men in het Oldenburgsche in het veen bij Weifelslede, komende van gehuchten en dorpen uit dien omtrek. De weg in het kerspel Altenhantorf wordt nog de Hunenweg genaamd, en de weg van Hatten door het veen, waarvan insgelijks nog overblijfsels zijn, loopt op eene plaats bij de stad Oldenburg aan, Heidenwal geheeten.
De kerk te Weifelstede wordt voor de oudste kerk van het hertogdom gehouden, en de overlevering wil, dat de bewoners van dorpen, 4 en 5 ½ uur van daar gelegen, gelijk Huntorff en Hatten, aldaar weleer ter kerk gingen.
Doch daar men langs eenen onbeduidenden omweg over de zandhoogten en heidevelden derwaarts gaan kan, zoo oordeelt hij, dat zij niet met dat oogmerk kunnen aangeleerd zijn.
De heer Arends is integendeel van gevoelen, dat deze zoogenoemde veenbruggen uit den Heidenschen tijd afkomstig zijn, en dat er te Weifelstede een beroemd heiligdom geweest zij, werwaarts deze wegen, meer lijnregt, geleidden.”
___________________________________________________________ |
Naar Borg “Rondenborg”