___________________________________________________________ |
16-06-1972 Nieuwsblad van het Noorden, vrijdag
Werkman terug in Leens, – paradijs waaruit hij werd verdreven
Het is niet zomaar dat er tot 16 juli druksels, tekeningen en schilderijen van Hendrik Nicolaas Werkman in de borg Verhildersum in Leens worden geëxposeerd. De tentoonstelling „Ode aan H. N. Werkman” is bedoeld als eerbetoon van Leens aan de nu zo beroemde drukker-schilder die er in 1882 werd geboren als zoon van veearts Klaas Pieter Werkman. Een vitrine met familiefoto’s en prentbriefkaarten herinnert dan ook aan de jeugdjaren die Werkman in Leens doorbracht.
„Als u er maar inzet, dat ik die dag in een soort steppe-achtige omgeving geboren ben (waar van alle inboorlingen gezegd kan worden dat ze gebukt gingen onder een soort melancholie, die velen naar de drankfles deed grijpen-destijds) dan is dat al heel wat” schreef Werkman later aan zijn vriend Henkels over zijn geboortestreek. Leens, hoofdplaats van de Marne, was in de vorige eeuw inderdaad een somber oord.
Oproer na misoogsten en belastingverhoging (1831) was de oorzaak van de komst van een detachement soldaten die er lange tijd gelegerd bleven. De orde was hersteld, maar de honger en de miserabele levensomstandigheden verdwenen er niet door. Het lied „En we gane naar Amerika; het schip leit op de ree” was voor velen realiteit. In 1848 vertrokken alleen al uit Leens 72 inwoners — één-tiende van de bevolking — via Zoutkamp naar Amerika.
Er heerste ook bijgeloof — nog in de jaren ’80 als Werkman geboren is wordt een oude vrouw van hekserij verdacht — terwijl godsdienstwaanzin eveneens een bekend verschijnsel is. Meldine, de zieneres van Zoutkamp met haar geruchtmakende secte „De Heilige Geest” was ook in Leens geen onbekende.
Ademloos
In dit Leens vestigde zich in 1843 de 21-jarige Pieter Jacobs Werkman — zoon van een herbergier uit Warffum — als veearts. Hij werd een gezien figuur onder andere door zijn lezingen en natuurkundige proeven. Zo demonstreerde hij de ademloze dorpsbevolking eens „hoe men door een kromme buis het water over een dam heen van de ene sloot in de andere kan doen lopen,” zoals te lezen staat in een gedenkboek van de Vereniging ter Bevordering van Landbouw en Nijverheid te Leens waarvan hij een tijdlang bestuurslid was.
Twee van zijn zonen kozen hetzelfde beroep als hun vader. De oudste, Hendrik Garmt, nam een praktijk in Uithuizermeeden over, maar de jongste, Klaas Pieter, geboren in 1847 kwam bij zijn vader in dienst en betrok een nieuw huis aan de overkant van de straat waarin zijn ouders woonden. Geen ideale plek om werkelijk onafhankelijk te worden vooral niet met een dominante vader en die had hij. Klaas Pieter moet dan ook een zachtmoedige in zichzelf gekeerde man geweest zijn, voor wie de tegenover zijn huis gelegen herberg Ceres een toevluchtsoord was.
Zijn eerste huwelijk verliep dramatisch. Zijn vrouw stierf na de bevalling en ook het kind overleed later. Klaas Pieter hertrouwde met Grietje Alingh Louwes, een meisje uit een van de bekende boerengeslachten uit de omgeving, even roemrucht als de families Starkenborgh en Mansholt.
Uit dit huwelijk werden drie zoons geboren Pieter Jacob (1880), Hendrik Nicolaas (1882) en Martinus Hendrik (1884). Alle drie hadden kunstzinnige aanleg. De oudste was een niet onverdienstelijk schilder en tekenaar (hij was na 1920 enkele jaren lid van de Ploeg) en publiceerde een paar bundeltjes anekdotische Groninger poëzie. De jongste schreef enkele dichtbundels die van een bescheiden maar onmiskenbaar talent getuigen. Maar de middelste zou als drukker en schilder de meeste bekendheid krijgen.
Uit het paradijs
In 1891 komt er plotseling een eind aan het onbezorgde leventje („volmaakt naar mijn zin” zoals Werkman later schreef) dat de familie Werkman leidde. In augustus sterft grootvader Werkman en drie maanden later rijdt vader Werkman op terugweg van een boerderij waar een koe moest kalven, in een verblindende sneeuwjacht met paard en sjees in een sloot. Hij weet zijn paard te redden, maar loopt zelf een longontsteking op waaraan hij een paar dagen later overlijdt. „Waarom moest dat, waarom moesten wij toen plotseling inkrimpen en verarmen?’ schrijft Werkman vijftig jaar later over deze catastrofe die hij als een verdrijving uit het paradijs onderging.
Er braken krappe tijden aan voor mevrouw Werkman die voortaan van een kleine rente van haar kapitaal moest rondkomen. Nog tot 1893 bleef zij met haar gezin in Leens wonen. Toen werd er „boeldag” gehouden en het huis werd voor f 10.000 verkocht.
Via een kort verblijf in Assen verhuisde het gezin uiteindelijk naar Groningen waar Hendrik Nicolaas Werkman tot zijn dood toe zou blijven wonen en na een periode van maatschappelijke voorspoed (eens had hij één van de grootste drukkerijen in het Noorden) min of meer buiten zijn schuld om opnieuw zou inkrimpen en verarmen om vervolgens troost te vinden in een nieuw paradijs: het maken van druksels en schilderijen.
Werkman is, zoals men weet, op 10 april 1945 samen met negen anderen in Bakkeveen op last van de Duitse bezetters door een Nederlandse SD’er met een nekschot om het leven gebracht.
De invloed die zijn jeugd in Leens op zijn werk heeft gehad blijkt heel concreet uit werkstukken waarin hij herinneringen uit zijn geboortedorp vastlegde zoals het schilderij „Dorpsstraat” (1927) dat een blik uit het ouderlijk huis toont op het tegenovergelegen Ceres (in 1917 afgebroken).
Ook zijn duidelijke voorkeur voor het afbeelden van paarden wordt weleens aan zijn jeugd in Leens toegeschreven.
Zijn jeugd in Leens wordt ook van invloed geacht op het feit dat hij zo ontvankelijk was voor de Chassidische legenden waar Werkman in de oorlogsjaren een serie druksels bij maakte. „Hij kon deze wonderverhalen direct thuisbrengen: in de sfeer van de Poolse dorpjes uit de achttiende eeuw herkende hij veel van wat hem in Leens vertrouwd was geweest,” aldus Hans van Straten (in zijn boek „Hendrik Nicolaas Werkman, drukker van het Paradijs” dat in 1963 bij Meulenhoff is verschenen. Veel gegevens in dit artikel zijn aan dit boek ontleend).
De tentoonstelling in Verhildersum gaat niet erg diep in op Werkmans jeugd in Leens. Meer dan wat biografische gegevens, een vitrine met fotomateriaal en het schilderij „Dorpsstraat” is er niet over aanwezig.
De tentoonstelling is vooral een bescheiden maar verfijnd overzicht geworden van Werkmans werk, dat vooral door de medewerking van het Stedelijk Museum in Amsterdam mogelijk werd. Het merendeel van de druksels is uit dit museum afkomstig, terwijl ook het Groninger Museum enkele kostbare stukken afstond. Voorwaarde voor het uitlenen was dat het zonlicht getemperd zou worden omdat anders de tere kleuren van Werkman zouden kunnen verschieten. De ramen van Verhildersum zijn dan ook met een dun soort doek afgeschermd. De tentoonstelling, die van een kleine catalogus vergezeld gaat, is ook zonder dat uitstekend verduidelijkt door teksten die enig inzicht geven in het steeds unieke werk van Werkman.
ERIK BEENKER
___________________________________________________________ |
Naar Ommelander Museum en Verhildersum