15-08-1984: Dit is nog maar de uitvoering van fase één

___________________________________________________________
 
15-08-1984 De Hogelandster 

VELE HONDERDEN WERKTUIGEN EN MACHINES 

In het dorp Leens worden dit jaar twee projekten voltooid, waarover vele jaren is gesproken: de sporthal die afgelopen
maandagmorgen onofficieel in gebruik is genomen en de realisatie van een landbouwmuseum waanvan de poorten 
aanstaande zaterdag officieel open gaan. 
Met de opening van het museum zal een wens die in juli 1956 werd geuit, om tot de oprichting van een museum “voor landbouw en ambacht” te komen, zijn vervuld. 
Zij het voor een deel, want het bestuur van de Vereniging Ommelander Museum voor Landbouw en Ambacht zou niets
liever zien dan dat het museum nog verder zal worden uitgebouwd. 

Dit is nog maar de uitvoering van fase één,” verklaarde de heer J. de Waard, voorzitter van de vereniging.
Sinds vorige week is hij met een aantal helpers druk bezig de talrijke werktuigen en machines overzichtelijk in de schuur
van de boerderij “Welgelegen” op te stellen. 
Dat de uitvoering van het plan zolang heeft moeten duren, wijt de heer De Waard aan het gebrek aan geld.
“Er is eindeloos over vergaderd, maar het geld was er niet. Toch hebben wij niet stil gezeten. 
Alle voorwerpen zijn de afgelopen maanden geregistreerd terwijl de werktuigen zijn ontroest en opgeknapt. 
Wij hebben nota’s geschreven, waarin de plannen zijn ontvouwd voor een uitvoering in fases. 
Het afgelopen voorjaar kwam er plotseling een kans om jet projekt van de grond te krijgen: de „STAP”, 
een werkgelegenheidsprojekt voor mensen die uit de landbouw komen. 
Voorwaarde om personeel via dit projekt te krijgen was, dat de aanvragen om hulp uitsluitend
gelden voor objekten die onrendabel zijn en die normaal gesproken niet zouden worden uitgevoerd. 

Een aanvraag om hulp werd door het bestuur van de vereniging ingediend en gehonoreerd: „Wij konden twee
mensen voor een half jaar krijgen, we zelf mochten uitzoeken. Het werden Gerrit de Vries en Peter Kopinga, beiden uit Ulrum, die ik goed kende. Zij hebben tot dusver voortreffelijk hun werk gedaan, er was duidelijk te merken dat zij er
aardigheid aan hadden.” 

Goede reakties 
“Toen deze hulp van de STAP was aangeboden heb ik gezegd, nu niet langer bezinnen, maar beginnen”, aldus de heer De Waard. 
Dankzij de tv-uitzending van de oude landbouwfilm in het programma „Van gewest tot gewest”, kwamen bij het bestuur 
diverse reacties binnen en uiteindelijk ook geld. „Wij hopen echter op meer subsidie, eigenlijk is dit een geforceerde opening”.
Tussen de reacties ook een van de ruilverkavelingscommissie, die bereid bleek een „hoogholtje” tussen het museum en de borg „Verhildersum” te plaatsen. „Er is ons meegedeeld, dat het pad tussen het museum en de borg aanstaande zaterdag ook gereed zal zijn, zodat op deze dag ook de eerste wandeling over de brug kan worden gemaakt,”
kon de heer De Waard ons maandag als nieuwtje meedelen. 

Zeer overzichtelijk 
De inrichting van het museum gebeurt aan de hand van een plan dat door mevrouw Ineke Veenstra-Baas uit Groningen is opgesteld. 
Op bijzondere speelse wijze heeft zij de schuur in diverse vakken ingedeeld, waarbij elk vak een onderdeel uit het landbouw gebeuren presenteert. 

„De espositie begin met de grondbewerking, dus het eggen en het egaliseren van de grond,” aldus mevrouw Veenstra-Baas. In deze afdeling staan dan ook diverse eggen en ploegen voor diverse landbouwprodukten. Daaronder een tweetal pvallende werktuigen: een houten karploeg en een rolblok welke vooral voor de vlasbouw werd gebruikt. 

Dan krijgen we het zaaien, het verzorgen van het land, met name de onkruidbestrijding, en het dorsen van de oogst. Ook bij  deze afdelingen vele opvallende voorwerpen. Een zogenaamde bogenkar, bijvoorbeeld en een van de eerste bonenzaaimachines. Het laatstgenoemde apparaat is geheel gerestaureerd. Een van de oude dorsmachine, de zogenaamde hemelmachine, ontbreekt niet. 

In het volgende vak wordt het schonen van het gewas getoond en in afdeling ernaast kan men werktuigen bewonderen die gebruikt werden voor het verwerken van de produkten. 

Paardentijdperk 
Ook uit deze afdeling blijkt duidelijk, dat de inhoud van het museum met het paardentijdperk afsluit. Een „rosmolen”, een door een paard voortgetrokken mechanisme om machines aan het draaien te krijgen, vormt een opvallend iets in een der hoeken. Aan beide zijden van het gevaarte staan werktuigen opgesteld die op een rosmolen konden worden aangesloten. 
De Amerikaanse waaier bijvoorbeeld, de aardappelsorteermachine, stro- en bietensnijders. Het volgend jaar zal de rosmolen een aparte functie krijgen. Dan zal het de aandrijving verzorgen van en karnhuis, dat dan in de stal ingericht gaat worden. 

Met de onderdelen voor dit karnhuis kan men overigens al wel kennis maken, want vele karntonnen staan zichtbaar op de zolders van de schuur uitgestald. 

De vlascultuur vormt het laatste onderwerp in de rij. In deze afdeling vallen ondermeer een repelbank en apparaten te bewonderen waarmee het vlas werd gebraakt. 

Oogsttafereel  
Midden in de schuur is een oogsttafereel opgebouwd. Een grote boerenkar, met het jaartal 1877 en de letters JB1, een aantal korenschoven en poppen die een zichter, bindster en een boer voorstellen geven een blik in deze werkzaamheden. Het is ondoenlijk de vele honderden voorwerpen te noemen, die groepsgewijs bewijs buiten de al genoemde voorwerpen staan uitgestald. Voorwerpen die variëren van diverse spaden en schoppen, tot een kollektie koolzaadrammels en paardentuig. 

De tekst boven de ingang van de expositie „Dei ’t olle nait eert, is ’t nee nait weerd” spreekt duidelijke taal. 
Dat zal zeker gegolden hebben voor de bestuursleden van het Ommelander Museum, die heel wat zweetdruppeltjes hebben moeten laten vallen voor het zover was dat het museum een feit is geworden …

1 Jan Bos, landbouwer boerderij “Pollux” 1871-1903 

___________________________________________________________
 
Naar Museum” Boerderij Welgelegen”