15-03-1835 wanorde te Ulrum: Wolf, kom af!

___________________________________________________________

Meerten Jans Niewold: Ulrum: 15-03-1835 “Wolf, kom af!”

17-03-1835 Groninger Courant 
ULRUM den 16 Maart.
  Gisteren hebben wij hier weder nieuwe tooneelen van verwarring en wanorde beleefd. De wel eerw. heer A. P. A. du Cloux, predikant te Vierhuizen, gisteren morgen hier ter plaatse de predikdienst vervullende, werd omstreeks half elf in zijne leerrede gestoord door zekeren Meerten Jans Nieuwold, daglooner te Houwerzijl, gemeente Ulrum, welke zich, na bedaardelijk de kerk te zijn binnen gekomen, voor den kansel plaatste en met eene forsche stem den leeraar toeriep: Wolf, koomt af ! — Koomt af, Wolf!
– De heer du Cloux vraagde: Wat wil die man? op welke vraag even onstuimig door hem geantwoord werd: Koomt hier, Wolf!

Hierop werd de dolzinnige Nieuwold gepakt; de soldaten vlogen naar de wacht; er werd alarm geslagen – en rust en vrede schenen in en met de godsdienstoefening geheel verstoord te zullen worden, zoo niet de kalme en bedaarde houding van den eerw. leeraar en zijne vermaning tot bedaring en stilte dit hadden voorgekomen. 

– Nog gisteren avond is de dweepende rustverstoorder naar de stad Groningen getransporteerd, en wij hopen en wenschen, dat de goede ingezetenen dezer gemeente voor smeulende onheilen van zoogenaamden geloofsijver verder mogen bewaard en van dergelijke schandtooneelen verschoond blijven, en dat zij, die wet en orde zoeken te ondermijnen, naar bevind van zaken, de welverdiende straf mogen ondergaan. 

___________________________________________________________

vonnis Meerten Jans Niewold no 1325
Vonnis in zake van correctionele politie

Mijnheer de Officier van Justitie bij den Regtbank ambtshalve agerende

Meerten Jans Niewold, zeggende oud te zijn dertig jaren, dagloner van beroep, wonende te Houwerzijl, geboren te Hornhuizen, thans gedetineerd in het huis van Arrest te Appingedam

De Regtbank.
Gehoord de depositien der getuigen in de Raadzaal met geslotene deuren onder Eede afgelegd.
Gezien het requisitoir van den Heer Officier van Justitie, van inhoud:
” Ten einde de beklaagde, ter zake hij in den voordemiddag van Zondag den 15 Maart 1835 in de kerk der Hervormde Gemeente te Ulrum, aan den Predikant der Hervormde Gemeente te Vierhuizen, den Heer A.P.A. du Cloux, die aldaar het Leraar ambt waarnam, en zich ten dien einde op de predikstoel bevond, de woorden Wolf Kom af! bij herhaling heeft toegevoegd, waardoor gemelde Leeraar verhinderd is geworden met het uitspreken zijner leerrede vooreerst voor te gaan, schuldig worde verklaard aan het beleedigen, door woorden, van eene Godsdienstleeraar in de waarneming zijner bediening en tevens aan het afbreken eener Godsdienstoefening door het verwekken van wanorde in eene kerk, alwaar deselve werdt gehouden, en voorts veroordeeld tot gevangenisstraf voor den tijd van zes maanden, door den beklaagden te ondergaan, na het uiteinde der gevangenisstraf aan hem door de Regtbank van correctionele appellen van eerste aanleg te Groningen, als Regtbank van correctioneele appellen, bij vonnis van den 1 April 1835 opgelegd, mitsgaders in eene geldboete van twee honderd en vijftig gulden en in de kosten ten behoeve van den Staat,
alles naar aanleiding van art. 261 en 262 van het Wetboek van Strafregt, art. 16 der Wet van den 16 Junij 1832, Staatsblad No 29, alsmede van art. 194 en 365, 2e lid van het Wetboek van Strafvordering.

Gehoord den beklaagde in de middelen van defensie.

Gezien art 261 en 262 van het Wetboek van Strafregt, art. 16 der wet van den 16 Junij 1832, Staatsblad No 29, alsmede van art. 194 en 365, 2e lid van het Wetboek van Strafvordering.
art. 261
Die eenige godsdienstoefening belet, vertraagd, of afgebroken zullen hebben door het verwekken van beroeringen of wanorde in de Kerk of andere tot die godsdienstoefening geschikte of werkelijk gebruikt wordende plaats zullen gestraft worden met eene geldboete van Zestien tot drie honderd franken, en eene gevangenzetting van zes dagen tot drie maanden.
Art. 262.
Al wie, met woorden of gebaaren, de voorwerpen van eenigen eeredienst, in de plaatsen tot dezelfs uitoefening geschikt of werkelijk gebruikt wordende, of wel de leraar (of bedienaars) van de eeredienst, in de waarneming hunner bediening, bespotting aangedaan zal hebben, zal gestraft worden met eene boete van Zestien tot vijfhonderd franken, en eene gevangenis van veertien dagen tot zes maanden.
art 16 der wet van den 16 Junij 1832 no 29.
De boeten en verhoogingen waaraan het bedrag bij de bestaande wetten zoo algemeene als bijzondere, geene hoegenaamd uitgezonderd, in franken, of livres is uitgedrukt, worden gesteld op vijftig centen voor iedere frank of livre, en voor meerdere boeten in dezelfde evenredigheid.
art. 194
Alle vonnis van veroordeling tegen den beklaagden en tegen de wegens het wanbedrijf civiliter aansprakelijke personen, of tegen de civiele partij gewezen, zal hen in de kosten verwijzen, zelfsten opzigte van de openbare partij.
De kosten zullen bij hetzelfde vonnis tot effenheid gebragt worden.
art. 365, 2e lid
In geval van overtuiging van verscheidene misdaden of wanbedrijven, zal de zwaarste straf alleen uitgesproken worden.

Welke artikelen de Heer President heeft voorgelezen.
Overwegende, dat uit de instructie is gebleken, dat de beklaagde in den voordemiddag van Zondag den vijftienden Maart achttienhonderd vijfendertig in de kerk der Hervormde Gemeente te Ulrum, aan den Predikant der Hervormde gemeente te Vierhuizen, den Heer A.P.A. du Cloux, die aldaar het Leeraarambt waarnam, en zich ten dien einde op de predikantstoel bevond, de woorden Wolf Kom af! bij herhaling heeft toegevoegd, waardoor gemelde Leeraar verhinderd is geworden met het uitspreken zijner leerrede vooreerst voort te gaan
Rechtsprekende verklaart den beklaagden schuldig aan het beledigen door woorden van eenen Godsdienstleeraar in de waarneming Zijner bediening, en tevens aan het afbreken eener Godsdienstoefening door het verwekken van wanorde in eene kerk, schoon dezelve werdt gehouden, en veroordeelt hem deswegen tot gevangenisstraf voor den tijd van zes achtereenvolgende maanden, door den beklaagde te ondergaan na het uiteinde der gevangenisstraf, aan hem door de Regtbank van eersten aanleg, te Groningen, als Regtbank van correctionele appellen, bij vonnis van den eersten April achttienhonderd vijfendertig opgelegd, mitsgaders in eene geldboete van twee honderd en vijftig gulden, en in de kosten ten behoeve van den Staat, gelikwideerd met vijf en twintig guldens tachtig een tweede cents, en vier gulden zes en negentig cents, tezamen dertig guldens zes en zeventig een tweede cents.
Aldus gedaan en gewezen bij de Regtbank van eersten aanleg, zitting houdende te Appingedam als regtsprekende in zaken van correctionele politie, den achtsten April een duizend acht honderd vijf en dertig.
Tegenwoordig Mijneheeren Mrs Faure, President, Eyssonius Wichers, en Tonkens, Regters; die dit vonnis met den Griffier ad interim hebben geteekend.

___________________________________________________________

Naar Meerten Jans Niewold
Naar 01-02-1835 Wanorde in de Kerk van Zuurdijk