| ___________________________________________________________ |
14-10-1960 Groninger Landbouwblad, vrijdag
H. D. LOUWES †
Een groot man en een goed mens ging heen
Het is juist tien jaar geleden dat ik in „De Landbode” hij het aftreden van de heer Louwes als voorzitter van het Kon. Ned. Landbouwcomité mocht wijzen op hetgeen hij in de periode na de bevrijding voor het landbouworganisatieleven heeft gedaan. En in dat artikel kwam ook de zin voor: „Dit is niet bedoeld als een grafrede”.
Wie had kunnen denken dat wij tien jaar later in werkelijkheid afscheid van hem zouden moeten nemen….
Uit de bijdrage van dr Oortwijn Botjes in dit nummer blijkt hoe de heer Louwes reeds vóór de oorlog steeds geprobeerd heeft te komen tot een bundeling van de krachten die de belangen van het platteland en van de landbouw moeten verdedigen. Deze lijn is door hem ook na de bevrijding doelbewust doorgetrokken.
Tijdens de oorlog heeft hij, samen met enkele vrienden, in illegaal overleg getracht een schema op te bouwen voor de organisatievorm van het agrarisch bedrijfsleven: de samenbundeling van krachten om deze bedrijfstak zo sterk mogelijk te maken heeft altijd in het middelpunt van zijn denken en doen gestaan En deze concentratie gold zoveel voor de ondernemers, als voor de werknemers, voor coöperaties en organisaties, die werkzaam zijn op technisch. economisch, sociaal en cultureel gebied Niet met de bedoeling om deze groep te isoleren: integendeel.
Steeds heeft de heer Louwes gewezen op de plichten, die de agrarische bevolkingsgroep heeft tegenover ons gehele Nederlandse volk. Maar daar stond tegenover, dat hij dan ook van dit volk erkenning en begrip vroeg voor de betekenis en de rechten van de agrarische groep.
Dit streven naar samenbundeling is in veel gevallen met succes bekroond: de internationale Boerenorganisatie de IFAP, de Stichting van da Landbouw, het Landbouwschap, de fusie van de Ned. Tuindersbond en van de Bond van Kleine Boeren met het Kon. Ned. Landbouw-Comité, de concentratie van landbouwbladen in de Stichting Ned. Landbouwpers, de samenwerking der algemene organisaties in het Convent van algemene plattelandsorganisaties zijn voor een groot deel het werk van de heer Louwes. Wie tracht om — zij het summier — een samenvatting te geven van de geest en het werk van „H.D.”, zoals hij in de kring van de landbouworganisaties genoemd werd, beseft telkens weer welk een ongelooflijk veelzijdige man hij was. Men bladere maar eens het boek door, dat in 1947 verscheen en waarin een groot deel van zijn redevoeringen uit de periode 1930-1947 zijn opgenomen. Niet alleen komt uit deze redevoeringen en inleidingen duidelijk zijn zeer brede belangstelling naar voren maar ook zijn juiste kijk op de belangrijke maatschappelijke vraagstukken, waarmee hij in aanraking kwam. Als een probleem hem bezig hield, werd dit in zijn inleidingen die hij in verschillende functies hield, telkens weer behandeld: maar steeds vanuit een andere gezichtshoek bekeken.
Een van die problemen was ’t karakter en de inhoud van de algemene organisaties. Het is H.D. geweest, die gestreden heeft tegen de lege neutraliteit, die nogal eens door algemene organisaties als het hoogste goed was geprezen. Hij heeft in volle overtuiging van het goed recht van de algemene organisatie in ons verzuild Nederland, de positieve waarden van deze organisatie inhoud gegeven en versterkt. Zijn openingsrede bij de Alg. Vergadering van het KNLC in 1946 bevatte een diepgaande beschouwing over dit vraagstuk. Het is duidelijk dat hij als voorvechter van de algemene organisatie zich meermalen genoodzaakt zag zijn houding te bepalen t.o.v. de confessionele organisaties. Hierbij was steeds zijn devies „Neem je tegenstander op zijn best”. Dit woord gaf hij zijn medewerkers mee. Hij heeft door dit uitgangspunt het debat en de strijd met andersdenkenden steeds op het hoogste niveau gehouden en tevens aangetoond dat de christelijke verdraagzaamheid een concrete richtlijn voor zijn handelwijze is geweest.
Het was ook deze instelling die hem in verweer bracht tegen ieder, die de politiek met „vuil spel” zou betitelen. Politiek is een uiting van menselijk handelen; waarom zou dit gedrag nu plotseling van lager allooi zijn dan anders? H.D. heeft zich dan ook altijd thuis gevoeld in de politieke arena en hij heeft op de tijd, die hij eerst in de Tweede Kamer, later in de Eerste Kamer heeft doorgebracht, met veel voldoening teruggezien.
Die gezegden van Louwes. wie kent ze niet? Zij waren spreekwoordelijk, evenals de anecdoten en citaten waarmee hij zijn redevoeringen wist te kruiden en die blijk gaven van zijn enorme belezenheid. Het was elke keer weer opnieuw een verrassing te horen hoe hij een actuele gebeurtenis wist te plaatsen tegen een religieuze, of historische achtergrond. Dat hij door deze loyale houding en zijn integriteit de achting had van vrijwel ieder waarmee hij in aanraking kwam is vanzelfsprekend. Degenen die met hem mochten samenwerken waren er trots op dit te mogen doen en zij gaven zich ten volle. H.D. was gewoon in ieder die onder hem geplaatst was van hoog tot laag een medewerker te zien en diens gevoel voor verantwoordelijkheid op te wekken en te versterken. Hij had de betekenis van „human relations” ingezien, lang voordat deze term was uitgevonden. En als zijn medewerkers fouten hadden gemaakt, dekte hij ze. voor honderd procent. Het was ook deze grote innerlijke beschaving en zijn sterke persoonlijkheid die hem in elk gezelschap en bij elke gebeurtenis zo natuurlijk deed zijn. Hij probeerde niet „zich aan te passen” maar bleef zichzelf en daardoor had zijn houding nimmer iets geforceerds.
Zijn belangstelling en werkkracht waren enorm: er was eigenlijk maar één ding wat hij niet kon: zich volledig ontspannen en niets doen. Voor reisgenoten was het onbegrijpelijk hoe na lange dagen van ingespannen arbeid er, het opdoen van talloze, vermoeiende indrukken het begrip „to relax” hem volkomen vreemd bleef. Steeds probeerde hij zich de problemen van het betreffende land eigen te maken en als zijn medereizigers probeerden uit te rusten, schreef H.D. een artikel of een stuk voor een inleiding „Aan boord van stoomschip…. ” of „In de trein van…. naar… .”.
Het was dan ook eenvoudig ondenkbaar, dat H.D. nog eens „ambteloos burger ‘ zou worden en wij mogen oprecht dankbaar zijn dat het hem bespaard is gebleven dat zijn gezondheidstoestand hem definitief tot werkloosheid zou hebben gedwongen. Ik geloof dat hem dat een kwelling zou zijn geweest.
Het jaar 1959 was voor hem wellicht hoogtepunt. Wie herinnert zich uit dat jaar niet zijn herdenkingsreden bij de jubilea van het Kon Ned. Landbouw-Comité, het Centraal Bureau en de Nat. Coöp. Raad?
Er was maar één man die in aanmerking kwam daarvoor en die van elk van deze redevoeringen iets bijzonders wist te maken.
Het is triest dat de georganiseerde landbouw niet in de gelegenheid is geweest op grootse wijze afscheid van hem te nemen, toen hij het voorzitterschap van het Landbouwschap neerlegde. Alleen de particuliere industrie is het vergund geweest om hem, de grote coöperator, dit voorjaar nog juist te kunnen huldigen bij de uitreiking van de zilveren broodmand.
Een beter bewijs van de betekenis van H. D. Louwes als de grote nationale figuur van de Nederlandse landbouw, is moeilijk te geven.
Een groot man, maar ook een goed mens heeft ons verlaten. Zijn plaats in tal van organisaties zal — het leven 3 gaat verder — door anderen worden ingenomen.
Maar het verlies van „de mens Louwes” laat een leegte achter, die nooit te vullen zal zijn. Het heengaan van „H.D.” heeft ons allen armer en eenzamer gemaakt.
Wij zijn ervan overtuigd, dat hij eindelijk de rust heeft mogen vinden, die hij zich bij zijn leven nooit heeft gegund.
Mr. E. KUYLMAN
| ___________________________________________________________ |
Naar de Gebroeders Louwes