14-10-1950 H. D. Louwes door mr V. G. M. Marijnen, Minister van Landbouw en Visserij 

___________________________________________________________

Droefenis en dankbaarheid  

  Het persoonlijke woord, dat de redactie van „De Landbode” mij bij het verscheiden van de heer H. D. Louwes heeft gevraagd, kan in eerste aanleg nauwelijks meer zijn dan een woord van diepe droefenis. Droefenis om het heengaan van de man, die, toen hij zich nog slechts kort geleden terugtrok uit de actieve arbeid in de publiekrechtelijke organisatie van de landbouw, die ook zijn schepping is — het Landbouwschap — zich in een snel proces van fysieke neergang heeft moeten verzoenen met de naderende dood.
  Zo zullen wij allen ons moeten verzoenen met de zekerheid, dat Louwes, de grote persoonlijkheid, de waarachtige mens, niet meer in ons midden is en dat een godvruchtig aards bestaan is afgebroken, dat in de bezinning van de ouderdom nog zoveel had kunnen bieden aan bezonken wijsheid en wijsgerig, inzicht, aan brede visie en profetische voordracht, aan krachtig cultuurbesef en aan sociale ethiek.
  Want, wat ook Louwes’ organisatorische en zakelijke verdiensten in een welbesteed leven mogen zijn, boven alles uit rijst toch de mens met zijn bijzondere kwaliteiten van geest en karakter, zijn rijke gaven van hart en verstand. Naast het woord van de droefenis past dan ook het woord van de dankbaarheid; behalve voor zijn vruchtdragende arbeid, voor zijn groot-menselijke verschijning, die hem, Louwes, heeft gemaakt, tot een personificatie van de beste eigenschappen van de Nederlandse boerenstand.
Mr. V. G. M. MARIJNEN,
Minister van Landbouw en Visserij

___________________________________________________________

Naar de Gebroeders Louwes